ECLI:NL:GHSHE:2013:5228

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
20-002517-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in hoger beroep na twijfel over betrokkenheid verdachte bij aanrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht. De verdachte, geboren in 1986, was eerder vrijgesproken van poging tot doodslag en andere strafbare feiten die verband hielden met een aanrijding op 4 juli 2011 in Maastricht. De rechtbank had de verdachte wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en bedreiging, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft tijdens de zitting in hoger beroep de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van vier jaar. De raadsvrouwe van de verdachte pleitte voor integrale vrijspraak. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen, maar bleef met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de aanrijding met de scooter van [A] en [B] met twijfels zitten.

De getuigenverklaringen waren inconsistent en er was geen technisch bewijs dat de verdachte aan de aanrijding kon koppelen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet boven redelijke twijfel betrokken was bij de aanrijding en sprak hem integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen [A] en [B] werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd. De proceskosten werden begroot op nihil, omdat de verdachte werd vrijgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002517-12
Uitspraak : 7 november 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 29 juni 2012 (ECLI:NL:RBMAA:2012:BX0193) in de strafzaak met parketnummer 03/700051-12 tegen de verdachte:

[volledige naam van verdachte M],

geboren te [geboorteplaats] [in] 1986,
volgens opgave van zijn raadsvrouwe wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte van poging tot doodslag op [A] en [B] (ten laste gelegd onder 1 primair en 2 primair) vrijgesproken. De rechtbank verklaarde wel poging tot zware mishandeling van [A] en [B] (ten laste gelegd onder 1 subsidiair en 2 subsidiair) alsook de bedreiging van beide personen met een vuurwapen (ten laste gelegd onder 3) en het verlaten van de plaats van het ongeval (ten laste gelegd onder 4) bewezen. De verdachte werd daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, met ontzegging van de rijbevoegdheid voor in totaal 4 jaren. De vorderingen die [A] en [B] als benadeelde partij hebben ingesteld, werden (deels) toegewezen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van advocaat-generaal mr. P.A.P. van Hilten en van hetgeen door de raadsvrouwe van de verdachte, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor in totaal 4 jaren. Zijn vordering behelst voorts de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft zij verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu dat niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 juni 2012 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [A] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto) in de richting van een gezien zijn, verdachtes, rijrichting, in dezelfde rijrichting rijdende scooter (waarop die [A] als bijrijder zat) heeft gestuurd en/of (daarbij) met dat opzet (te) dicht, althans erg dicht, naast die scooter is gaan rijden, waardoor die scooter tegen de trottoirband werd gedrukt en/of waardoor die scooter met opzittenden ten val is gekomen en/of waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de scooter waarop die [A] als bijrijder zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht aan [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een beenbreuk aan het (linker)onderbeen) heeft toegebracht door opzettelijk met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto), in de richting van een gezien zijn, verdachtes, rijrichting, in dezelfde rijrichting rijdende scooter heeft gestuurd en/of (daarbij (te) dicht, althans erg dicht, naast die scooter is gaan rijden, waardoor die scooter tegen de trottoirband werd gedrukt en/of waardoor die scooter met opzittenden ten val is gekomen en/of waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de scooter, waarop die [A] als bijrijder zat;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Floretruwe, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [A], zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (te weten een beenbreuk aan het (linker)onderbeen), welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos, althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend, was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, met opzet met dat door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto),
in de richting van een gezien zijn, verdachtes, rijrichting, in dezelfde rijrichting rijdende scooter (waarop die [A] als bijrijder zat) heeft gestuurd en/of (daarbij) (te) dicht,
althans erg dicht, naast die scooter is gaan rijden, waardoor die scooter tegen de trottoirband werd gedrukt en/of waardoor die scooter met opzittenden ten val is gekomen en/of waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de scooter waarop die [A] als bijrijder zat;
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [B] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto) in de richting van een gezien zijn, verdachtes, rijrichting, in dezelfde rijrichting rijdende scooter (waarop die [B] als bestuurder reed) heeft gestuurd en/of (daarbij) (te) dicht, althans erg dicht, naast die scooter is gaan rijden, waardoor die scooter tegen de trottoirband werd gedrukt en/of waardoor die scooter met opzittenden ten val is gekomen en/of waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de scooter waarop die [B] als bestuurder zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan [B] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto), in de richting van een gezien zijn, verdachtes, rijrichting, in dezelfde rijrichting rijdende scooter heeft gestuurd en/of (daarbij) (te) dicht, althans erg dicht, naast die scooter is gaan rijden, waardoor die scooter tegen de trottoirband werd gedrukt en/of waardoor die scooter met opzittenden ten val is gekomen en/of waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de scooter, waarop die [B] als bestuurder zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht [B] en/of [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht en/of gericht gehouden op die [B] en/of op die [A];
4.
hij op of omstreeks 4 juli 2011 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Floretruwe, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [A]) letsel en/of schade was toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Integrale vrijspraak
Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair dan wel meer subsidiair, 2 primair dan wel subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
Voor het hof staat buiten twijfel dat [A] en [B] op 4 juli 2011 als passagier en bestuurder van een scooter door een personenauto zijn aangereden. Bij het hof is evenwel twijfel blijven bestaan omtrent de vraag of de verdachte daarbij betrokken is geweest. De verdachte heeft dat van meet af aan ontkend. De verdachte had indertijd bovendien een conflict met [C], een kennis van de aangevers. Tegen die achtergrond acht het hof het van belang dat aangever [A], toen deze in het ziekenhuis lag, in eerste instantie geen enkele informatie over de toedracht van de aanrijding wilde verstrekken. Hij wilde niets zeggen over de personenauto en zeker niet over de scooter en de bestuurder daarvan. Hij was daartoe pas bereid, nadat hij zijn broer had gesproken. [B] werd pas op 10 januari 2012, dus een half jaar later, gehoord. Hij heeft zich niet zelf bij de politie gemeld, ook niet na daartoe te zijn uitgenodigd. [B] heeft ruimschoots de gelegenheid gehad zijn verklaring op die van [A] af te stemmen. Of dat is gebeurd, is onbekend. Het hof moet met die mogelijkheid echter wel rekening houden.
De getuige [D] is een week na de aanrijding gehoord, nadat hij naar eigen zeggen al een aantal keer bij [A] in het ziekenhuis op bezoek was geweest. Anders dan de raadsvrouwe is het hof er onder meer op grond van de in hoger beroep aan het dossier toegevoegde gegevens over de 112-meldingen van het ongeval wel van overtuigd dat deze [D] aanwezig was op de plaats van het ongeval, maar cruciaal acht het hof dat ook hij de mogelijkheid heeft gehad om zijn verklaring in de tussentijd af te stemmen op die van aangever [A]. In dat verband merkt het hof op dat het zijn verklaring dat hij in het ziekenhuis niet meer met aangever [A] over de aanrijding heeft gesproken, niet geloofwaardig acht.
In hoger beroep heeft de moeder van [A] opnieuw een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, maar daar tegenover staan de ontlastende verklaringen van de eveneens in hoger beroep gehoorde stiefmoeder van verdachte, van [E] (die volgens [A] en [B] bijrijder was van de bij de aanrijding betrokken auto) en van de moeder van eerdergenoemde [E].
Technisch bewijs dat erop wijst dat de verdachte bij de aanrijding betrokken was, is er niet.
Het hof acht zodoende niet boven redelijke twijfel verheven dat verdachte bij de aanrijding betrokken is geweest.
Op die betrokkenheid zijn alle ten laste gelegde feiten gestoeld. Het hof zal de verdachte dan ook integraal vrijspreken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Deze beslissing betekent dat de benadeelde partijen [A] en [B] niet in hun vorderingen tot schadevergoeding kunnen worden ontvangen. Voor het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, wordt immers geen straf of maatregel opgelegd, terwijl evenmin toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechter dient ook in geval van vrijspraak een beslissing te nemen over de proceskosten, voor zover die kosten betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal de benadeelde partijen ook veroordelen in de proceskosten van de verdachte voor zover die betrekking hebben op de vorderingen van de benadeelde partijen, omdat de verdachte wordt vrijgesproken. Door of namens de verdachte is echter niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten worden begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair dan wel meer subsidiair, 2 primair dan wel subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J.F.M. Pols, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 7 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.