Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
.
2.Feiten
[nummer 1] [G] [000.000,00]
[nummer 2] [G] [0.000,00]
[nummer 3] [G] [00,00]
Hier staan volgens het Draaiboek Rekeningenproject de eerste 10 cijfers voor het rekeningnummer van de rekeninghouder. De 6 cijfers tussen de gedachtestrepen behoren toe aan één enkele rekeninghouder, dit is een uniek nummer.
“Ik heb u reeds kenbaar gemaakt dat de Belastingdienst de beschikking heeft over informatie waaruit blijkt dat u tegoeden aanhoudt of heeft aangehouden bij een buitenlandse bank. Deze tegoeden en de inkomsten daaruit zijn niet in de belastingaangiften aangegeven terwijl het van algemene bekendheid is dat dat verplicht is.De vragen in het aangiftebiljet of er sprake is van buitenlandse tegoeden zijn altijd door u ontkennend beantwoord. Bij herhaling zijn over uw buitenlandse tegoed(en) op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR aan u vragen gesteld waarop geen dan wel onjuist of onvolledig antwoord is gegeven.Op grond van deze feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er sprake is van het bewust, of ook wel met opzet dan wel voorwaardelijk opzet, nalaten om deze tegoeden en inkomsten op te geven met het oogmerk belasting te ontduiken.”
“Uw bezwaarschriften zijn niet tijdig ingediend. De aanslagen zijn namelijk gedagtekend 19 september 2003. U verwijst met betrekking tot de al dan niet tijdigheid naar de brief gedagtekend 21 mei 2003 van de heer [N] van de Belastingdienst Oost-Brabant/kantoor [P].In deze brief staat echter aangegeven dat u door middel van één bezwaarschrift tegen alle in die mededeling genoemde aanslagen en boetebeschikkingen bezwaar kan maken. (…) U heeft echter op 2 juli 2003 per fax bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting 1991 tot en met 1994 en vermogensbelasting 1992 tot en met 1995.Bezwaar indienen tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 1995 en vermogensbelasting 1996 was op 2 juli 2003 ook nog niet mogelijk omdat deze aanslagen nog niet opgelegd waren. Pas enkele maanden later (19 september 2003) zijn deze aanslagen opgelegd.Aangezien de bezwaarschriften pas per 14 november 2003 zijn ingediend, zijn deze bezwaarschriften te laat ingediend. Mijns inziens zijn er geen redenen aanwezig om belastingplichtige toch ontvankelijk te verklaren ingevolge artikel 6:11 Awb.”Bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2007 zijn de bezwaren van belanghebbende voor alle jaren ontvankelijk verklaard. In het verweerschrift stelt de inspecteur zich op het standpunt dat het bezwaar voor wat betreft de IB 1995 en de VB 1996 niet ontvankelijk had moeten worden verklaard.
.”
- Om zekerheid te krijgen over de rechtmatigheid van de verkrijging van de informatie vanuit België is door B/CPP een ‘tafeltje’ ingericht. Daaraan namen vertegenwoordigers deel van het Ministerie, de kennisgroep Boete- en strafrecht, FIOD internationaal, een contactambtenaar en het Openbaar Ministerie (hierna: OM)/Expertisecentrum Fiscale Fraude (hierna: EFF). De vraag of de van de Belgische autoriteiten ontvangen informatie fiscaal (en strafrechtelijk) rechtmatig is te gebruiken, heeft deze groep in een nota van 16 augustus 2001 beantwoord.
- Er is nauw overleg gevoerd met het OM over de mate waarin posten konden worden voorgedragen voor strafrechtelijke vervolging en de criteria die daarbij van belang waren. Het aantal posten dat kon worden voorgedragen werd bepaald door de capaciteit bij het OM. Besloten werd om maximaal 200 posten daarvoor te selecteren. Op 10 oktober 2001 is gestart met de vervolging van een beperkt aantal personen met Duitse bankrekeningen. Op 30 oktober 2001 is de eerste tranche gestart met de vervolging van 50 posten KB-Lux. Op 12 december 2001 stond de tweede tranche van ongeveer 150 posten gepland.
- Door de Directies Particulieren (hierna: DPU), Ondernemingen Noord (hierna: DON), Ondernemingen Zuid (hierna: DOZ) en de FIOD is vooronderzoek gedaan op basis van een aantal van de beschikbaar gekomen gegevens. Dit vooronderzoek betrof onder meer de identificatie van de in de ontvangen documentatie vermelde namen.
- Op grond van de bevindingen van dit onderzoek is, na consultatie van de politieke leiding, besloten over te gaan tot een landelijke actie in ITO-verband (Intensief Toezicht en Opsporing) in het najaar van 2001 en de eerste maanden van 2002. Voor de uitvoering van deze actie heeft de Directieraad op 29 augustus 2001 besloten een project te starten waarin de FIOD, de DPU, DON, DOZ en het OM/EFF participeren. De directeuren van de FIOD, de DPU, DON, en DOZ zijn opdrachtgever voor dit zogenoemde Rekeningenproject. Namens deze opdrachtgevers is een stuurgroep ingesteld. Namens de directies is een Projectgroep Rekeningenproject ingesteld bestaande uit vier projectleiders.
- De projectopdracht is als volgt geformuleerd:
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
vice versa). Aangezien ook overigens gesteld nog gebleken is dat belanghebbende voorafgaand aan de oplegging van de hier bedoelde navorderingsaanslagen daartegen bezwaar had gemaakt, moet zijn beroep op artikel 6:10 van de Awb worden verworpen.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep van belanghebbende ongegrond;
verklaarthet principale en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur gegrond;
vernietigtde uitspraak van de Rechtbank, behoudens
vernietigtde uitspraken op bezwaar;
vermindertde navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 1990 tot een berekend naar een bedrag van € 6.186, zonder verhoging;
vernietigtde over de jaren 1991 tot en met 1993 vastgestelde navorderingsaanslagen IB/PVV, kwijtscheldingsbesluiten, alsmede de desbetreffende beschikkingen inzake heffingsrente.
vermindertde navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 1994 tot een berekend naar een bedrag van € 8.068 met verhoging,
vernietigthet kwijtscheldingsbesluit betreffende die verhoging en
verleentkwijtschelding tot een bedrag van € 5.647;
vermindertde navorderingsaanslag VB voor het jaar 1991 tot een berekend naar een bedrag van € 1.496, zonder verhoging;
vernietigtde navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1992 en 1994, de daarop betrekking hebbende kwijtscheldingsbesluiten, alsmede de desbetreffende beschikkingen inzake heffingsrente;
vermindertde navorderingsaanslag VB voor het jaar 1993 tot een berekend naar een bedrag van € 356, zonder verhoging;
vermindertde navorderingsaanslag VB voor het jaar 1995 tot een berekend naar een bedrag van € 1.962 met verhoging,
vernietigthet desbetreffende kwijtscheldingsbesluit en
verleentkwijtschelding tot een bedrag van € 1.373;
vernietigtde navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1996 tot en met 1998, alsmede de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1997 tot en met 1999, alsmede de desbetreffende beschikkingen inzake heffingsrente, kwijtscheldingsbesluiten en boetebeschikkingen;
vermindertde navorderingsaanslag VB voor het jaar 2000 tot een berekend naar een bedrag van € 2.024;
vermindertde boetebeschikkingen ter zake van de jaren 2002 tot en met 2004 tot bedragen van respectievelijk € 1.863, € 1.902 en € 1.962;
bepaaltdat de niet vernietigde beschikkingen inzake heffingsrente worden verminderd overeenkomstig het voorgaande;
heropenthet onderzoek voor het doen van een nadere uitspraak op het verzoek om een immateriële schadevergoeding.