ECLI:NL:GHSHE:2013:5328

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
HD 200.126.353-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt in woning met gemanipuleerde elektriciteitsmeter; aansprakelijkheid en tegenbewijs

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Enexis B.V. De zaak betreft een hennepkwekerij die op 8 december 2008 werd aangetroffen in de woning van [appellant] en zijn oom, waar illegaal elektriciteit werd afgetapt. [appellant] was van 28 oktober 2008 tot 7 januari 2009 ingeschreven op het adres van de hennepkwekerij. Eerder was hij samen met zijn oom strafrechtelijk veroordeeld voor het telen van hennep in deze woning. Enexis vorderde in eerste aanleg betaling van schadevergoeding van [appellant] en zijn oom wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tot elektriciteitsaansluiting, dan wel onrechtmatige daad. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] en zijn oom hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade aan Enexis, die voortvloeide uit het niet geregistreerde elektriciteitsverbruik.

[appellant] ging in hoger beroep en betwistte de betrokkenheid bij de hennepteelt en de aansprakelijkheid. Hij voerde aan dat de kantonrechter hem ten onrechte niet had toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Het hof oordeelde dat [appellant] wel degelijk recht had op tegenbewijs en dat Enexis de stelling dat [appellant] betrokken was bij de hennepteelt moest bewijzen. Het hof liet [appellant] toe om getuigen te horen en bewijsstukken te overleggen. De behandeling van de overige grieven werd aangehouden, en het hof bepaalde dat de zaak op een later moment verder behandeld zou worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.126.353/01
arrest van 12 november 2013
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.P.H. Timmermans,
tegen
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 april 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven gewezen vonnis van 24 januari 2013 tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – Enexis – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 851645, rolnr. 12-8737)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Op 8 december 2008 is op het adres [pand] te [plaats], gemeente Cranendonck, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
In de meterkast was een illegale aftakking op de aansluitkabel vóór de kWh-meter gemaakt, waardoor de afgenomen elektriciteit niet op de teller van de kWh-meter werd geregistreerd.
Huurder van de woning aan het adres [pand] te [plaats] was per 1 augustus 2008 een oom van [appellant], [oom van appellant].
[appellant] heeft in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) op het adres [pand] te [plaats] ingeschreven gestaan van 28 oktober 2008 tot 7 januari 2009.
[appellant] is samen met zijn oom bij onherroepelijk geworden, op tegenspraak gewezen, arrest van dit gerechtshof van 22 november 2011 strafrechtelijk veroordeeld wegens het in een pand aan de [pand] te [plaats] in vereniging telen van 385 hennepplanten in de periode van 1 september 2008 tot en met 8 december 2008 en van 300 planten in de periode van 1 november 2008 tot en met 8 december 2008.
Tevens is tegen hen beiden een per persoon aan de Staat te betalen ontnemingsvordering van € 10.168,54 toegewezen.
4.2.
Enexis heeft in eerste aanleg gevorderd [appellant] samen met zijn oom hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 4.981,05, te vermeerderen met rente en proceskosten, primair wegens een tekortkoming in de nakoming van de tussen [appellant] en Enexis gesloten overeenkomst tot het ter beschikking stellen van een elektriciteitsaansluiting, subsidiair wegens een door [appellant] (al dan niet in groepsverband) tegen Enexis gepleegde onrechtmatige daad.
4.3.
De kantonrechter heeft [appellant] en zijn oom in het bestreden (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) vonnis hoofdelijk veroordeeld, met dien verstande dat betaling door de ene partij de andere partij van betaling bevrijdt, om aan Enexis te betalen een bedrag van € 3.054,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.555,38 vanaf 8 december 2008, tot aan de dag van volledige betaling, en tot betaling van de proceskosten.
Volgens de kantonrechter zijn [appellant] en zijn oom mede aansprakelijk voor de onrechtmatig toegebrachte schade aan Enexis, bestaande uit een niet geregistreerd verbruik van elektriciteit.
4.4.
[appellant] is het met de uitspraak van de kantonrechter niet eens en is ervan met vijf grieven in hoger beroep gekomen.
4.5.
Grieven 1 en 2 hebben allebei betrekking op de vraag of de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [appellant] en zijn oom betrokken zijn geweest bij de teelt van hennep in de woning aan de [pand] te [plaats].
Met grief 3 bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat hij op grond van art. 6:166 BW aansprakelijk kan worden gehouden.
Grief 4 is gericht tegen het dictum en grief 5 tegen de proceskostenveroordeling.
Grieven 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.5.1.
De kantonrechter heeft zijn oordeel dat [appellant] en zijn oom mede aansprakelijk zijn voor de onrechtmatig toegebrachte schade aan Enexis, bestaande uit een niet geregistreerd verbruik van elektriciteit, gebaseerd op het feit dat zij betrokken zijn geweest bij de teelt van hennep in de woning aan de [pand] te [plaats]. Dit feit heeft hij bewezen geoordeeld, gelet op de dwingende bewijskracht die toekomt aan het onherroepelijk geworden, op tegenspraak gewezen, arrest van dit gerechtshof van 22 november 2011, waarbij [appellant] en zijn oom strafrechtelijk zijn veroordeeld wegens – kort gezegd – hennepteelt in de woning aan de [pand] te [plaats]. De kantonrechter heeft [appellant] niet toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, omdat [appellant], aldus de kantonrechter, niets heeft aangevoerd wat een ander licht op de zaak zou kunnen werpen.
4.5.2.
[appellant] betwist dat hij betrokken is geweest bij de teelt van hennep in de woning aan de [pand] te [plaats] en stelt dat de kantonrechter hem ten onrechte niet heeft toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
4.5.3.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Eén van de stellingen waarop de vorderingen van Enexis rusten is, dat [appellant] en zijn oom betrokken zijn geweest bij de hennepteelt die heeft plaatsgehad in de woning aan de [pand] te [plaats]. Deze stelling is door [appellant] gemotiveerd betwist, zodat het aan Enexis is haar stelling te bewijzen. Zij heeft zich daartoe beroepen op het onherroepelijk geworden, op tegenspraak gewezen, arrest van dit hof van 22 november 2011, waarbij [appellant] en zijn oom zijn veroordeeld wegens het in een pand aan de [pand] te [plaats] in vereniging telen van 385 hennepplanten in de periode van 1 september 2008 tot en met 8 december 2008 en van 300 planten in de periode van 1 november 2008 tot en met 8 december 2008. Het arrest is in eerste aanleg in het geding gebracht bij het mondeling antwoord van 20 september 2012 van de zijde van de oom van [appellant] en in hoger beroep als productie 1 bij de memorie van grieven. Aan het arrest komt ingevolge artikel 161 Rv dwingende bewijskracht toe; het levert dwingend bewijs op van het feit dat [appellant] en zijn oom – kort gezegd – hennep hebben geteeld in de woning aan de [pand] te [plaats]. Ingevolge artikel 151 Rv dient dit feit als waar te worden aangenomen.
4.5.4.
[appellant] heeft in hoger beroep aangeboden tegenbewijs te leveren. Volgens [appellant] kunnen getuigen, waaronder de werkelijk bij de hennepteelt betrokkenen, verklaren dat hij niet bij het telen van hennep betrokken is geweest, kan hij stukken overleggen met betrekking tot het ontbreken van zijn rol bij de hennepteelt en kan er onderzoek worden gedaan naar het elektronisch toezicht waar hij onder gesteld was.
Gelet op artikel 151 lid 2 Rv zal het hof [appellant] tot dit tegenbewijs toelaten, zoals hierna in het dictum is vermeld. Beide partijen dienen schriftelijke bewijsstukken op voorhand aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij toe te zenden.
4.6.
De behandeling van de overige grieven wordt aangehouden.
4.7.
Beslist zal worden als volgt.

5.De uitspraak

Het hof:
laat [appellant] toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat [appellant] betrokken is geweest bij de hennepteelt die tussen 1 september 2008 en 8 december 2008 heeft plaatsgehad in de woning aan de [pand] te [plaats];
bepaalt, voor het geval [appellant] bedoeld bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.M. Brandenburg als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 26 november 2013 [
2 weken na datum tussenarrest] voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de advocaat van [appellant] bij zijn opgave op genoemde roldatum een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellant] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
bepaalt dat ieder van partijen het schriftelijk bewijs dat hij/zij wil bijbrengen uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M.A. de Groot-van Dijken en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 november 2013.