Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Onderzoek ter zitting
Beslissing
verklaarthet hoger beroep ongegrond,
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gronden
cassatie is gericht.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de kleine ondernemersregeling (KOR) in de omzetbelasting. De belanghebbende, een ondernemer, stelde dat de KOR per kalendermaand zou moeten worden toegepast. Het Hof oordeelde echter dat volgens artikel 25, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, de regeling alleen van toepassing is indien de in een kalenderjaar verschuldigde belasting na aftrek van de voorbelasting niet hoger is dan € 1.883. In dit geval was de door de belanghebbende verschuldigde belasting voor het jaar 2009 € 2.556, terwijl de in aftrek gebrachte voorbelasting € 5.015 bedroeg. Dit resulteerde in een teruggaaf van € 2.459 voor de belanghebbende, waardoor de KOR niet op hem van toepassing was.
De zitting vond plaats op 21 november 2013, waarbij de belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst Oost Brabant aanwezig waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 januari 2013, waarin de naheffingsaanslag in de omzetbelasting was opgelegd. Het Hof oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden aan de belanghebbende en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.