In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2013, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over een mondelinge koopovereenkomst met betrekking tot percelen grond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Trouwborst, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 februari 2013 en 10 juli 2013. De rechtbank had de appellant veroordeeld om binnen twee maanden de percelen grond aan de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. D.I.N. Levinson-Arps, te leveren. De appellant was in conventie gedaagd en had in reconventie een vordering ingesteld die door de rechtbank was afgewezen.
Het hof heeft in zijn beoordeling de bewijsperikelen rondom de totstandkoming van de koopovereenkomst en de inschrijving van het hoger beroep in de rechtsmiddelenregisters behandeld. De appellant had op 5 september 2013 hoger beroep ingesteld, maar er waren twijfels over de tijdige inschrijving van dit hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de griffier van de rechtbank op 9 september 2013 het verzoek tot inschrijving heeft ontvangen en dat aan de vereisten van artikel 3:301 lid 2 BW is voldaan. De bezwaren van de geïntimeerde tegen de inschrijving werden verworpen, en het hof concludeerde dat het hoger beroep geldig was ingeschreven.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van grieven, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhield. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op de datum van uitspraak.