ECLI:NL:GHSHE:2013:6349

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
HD 200.131.903-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in huurovereenkomst en ontbinding door Thuisvester

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident tot tussenkomst in een hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst. De zaak is ingeleid door [betrokkene], die als eiser in het incident tot tussenkomst c.q. voeging optreedt. De hoofdzaak betreft een geschil tussen [appellante], de huurder van een woning van Stichting Thuisvester, en de Stichting zelf, die de ontbinding van de huurovereenkomst heeft gevorderd. De kantonrechter had op 17 juli 2013 de huurovereenkomst ontbonden en [appellante] veroordeeld om de woning te ontruimen. [appellante] ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

In het incident vorderde [betrokkene] om als tussenkomende partij te worden toegelaten, stellende dat hij een zorgverplichting heeft van [appellante] als zijn mantelzorger en dat er een onderhuurovereenkomst tussen hen bestaat. Het hof oordeelde dat [betrokkene] voldoende belang heeft bij de zaak, omdat de ontbinding van de huurovereenkomst ook gevolgen voor hem zou hebben. Het hof wees de incidentele vordering tot tussenkomst toe, waardoor [betrokkene] nu kan deelnemen aan de procedure.

De zaak is verwezen naar de rol voor verdere memorie van antwoord en grieven, waarbij de beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het arrest is gewezen op 24 december 2013 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.131.903/01
arrest van 24 december 2013
gewezen in het incident ex artikel 217 Rv in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] (NB),
eiser in het incident tot tussenkomst c.q. voeging;
hierna te noemen: [betrokkene],
advocaat: mr. D.I.N. Levinson-Arps te Amsterdam,
in het geding tussen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] (NB),
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. D.I.N. Levinson-Arps te Amsterdam,
tegen
Stichting Thuisvester,
gevestigd te [vestigingsplaats] (NB),
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. F. Wubbena te Oosterhout (NB),
op het bij exploot van dagvaarding van 9 augustus 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton, locatie Breda gewezen vonnis van 17 juli 2013 tussen appellante – [appellante] – als gedaagde en geïntimeerde – Thuisvester – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 746036/cv/12-8259)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met 12 grieven en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
- de antwoordmemorie in het schorsingsincident van Thuisvester;
- het arrest van dit hof van 1 oktober 2013 in het schorsingsincident;
- de incidentele memorie tot tussenkomst c.q. voeging met twee producties van [betrokkene];
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst c.q. voeging met twee producties van [appellante];
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst c.q. voeging met twee producties van Thuisvester.
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Voor zover van belang voor de beoordeling van de onderhavige incidentele vordering kan worden uitgegaan van de navolgende feiten:
[appellante] huurde met ingang van 2 oktober 1981 van (de rechtsvoorgangsters van) Thuisvester de woning, gelegen aan de [pand] te [plaats] (NB) tegen een huurprijs van laatstelijk € 539,35 per maand. [appellante] bewoont het gehuurde samen met haar meerderjarige zoon [betrokkene].
3.2.
Bij vonnis van 17 juli 2013 heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, op vordering van Thuisvester de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot bovengenoemde woning met ingang van 18 juli 2013 ontbonden verklaard en [appellante] veroordeeld om de woning binnen acht weken na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
[appellante] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
3.3.
Dit hof heeft bij arrest van 1 oktober 2013 de door [appellante] ingestelde vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis afgewezen.
3.4.
In het onderhavige incident vordert [betrokkene] primair om in de hoofdzaak te worden toegelaten als tussenkomende partij en subsidiair om in de hoofdzaak te worden toegelaten als gevoegde partij.
3.5.
[appellante] stelt zich op het standpunt dat de door [betrokkene] ingestelde incidentele vordering dient te worden toegewezen. Thuisvester refereert zich ten aanzien van de incidentele vordering tot tussenkomst c.q. voeging aan het oordeel van het hof, maar bestrijdt de door [betrokkene] in dat kader aangevoerde stellingen.
3.6.1.
Het hof zal eerst beoordelen of de primaire vordering van [betrokkene] tot tussenkomst voor toewijzing in aanmerking komt. [betrokkene] voert in dit kader aan dat [appellante] als zijn mantelzorger een zorgverplichting heeft jegens [betrokkene] die naast het bieden van zorg tevens het bieden van inwoning/huisvesting omvat. Hij is van mening dat gesproken kan worden van een onderhuurovereenkomst tussen hem en [appellante], omdat tegenover de door [appellante] verleende mantelzorg de betaling door [betrokkene] van de door hem te ontvangen mantelcomplimenten en een deel van zijn Wajong-uitkering staat. Op grond hiervan meent [betrokkene] een zelfstandig eigen recht op inwoning/huisvesting te hebben dat hij zowel tegen Thuisvester als hoofdverhuurder als tegen [appellante] als onderverhuurster kan inroepen.
3.6.2.
Naar het oordeel van het hof moet voor toewijzing van een vordering tot tussenkomst blijken van een belang van degene die tussenkomst verlangt om benadeling of verlies van een hem toekomend recht te voorkomen. Het hof is van oordeel dat, nu [betrokkene] stelt dat hij op basis van een tussen hem en De Beste bestaande onderhuurrelatie zowel jegens [appellante] als jegens Thuisvester een zelfstandig recht heeft op bewoning van de door [appellante] van Thuisvester gehuurde woning en toewijzing van de vordering van Thuisvester tot ontbinding en ontruiming zou betekenen dat niet alleen [appellante] maar ook [betrokkene] de woning zou moeten verlaten, hij voldoende belang heeft om in het onderhavige geding tussen te komen. De vraag of [betrokkene] daadwerkelijk een zelfstandig (huur)recht jegens Thuisvester en [appellante] heeft ten aanzien van de onderhavige woning zal in de hoofdzaak beantwoord moeten worden.
3.6.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de incidentele vordering tot tussenkomst toegewezen. De door [betrokkene] subsidiaire gevorderde voeging behoeft dus niet te worden behandeld.
3.7.
Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.8.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van Thuisvester en voor memorie van grieven aan de zijde van [betrokkene]. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
laat [betrokkene] toe tussen te komen in het geding tussen [appellante] en Thuisvester;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 21 januari 2014 voor memorie van antwoord aan de zijde van Thuisvester en voor memorie van grieven aan de zijde van [betrokkene];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 december 2013.