ECLI:NL:GHSHE:2013:6830

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 november 2013
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
196-18-2013
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • N.J.M. van Etten
  • P.J.M. Bongaarts
  • N.J.M. Ruyters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen leden van de strafkamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

Op 8 november 2013 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak met parketnummer 20 - 001109-11. De verzoeker had de wraking aangevraagd van de leden van de strafkamer, mr. O.M.J.J. van de Loo, mr. J.J. van der Kaaden en mr. M.L.P. van Cruchten, op basis van vermeende vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de verzoeker en zijn raadsman niet zijn verschenen tijdens de behandeling van het verzoek. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het aanhoudingsverzoek van de raadsman niet was ontvangen en dat de onderbouwing van het verzoek summier was. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechters. De wrakingskamer concludeerde dat de leden van de strafkamer op 10 september 2013 de verzoeker alle gelegenheid hadden gegeven om zijn standpunt toe te lichten, en dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling dat de strafkamer de verzoeker niet serieus had genomen. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking ongegrond was en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Registratienummer: wraking 196-18-2013
Datum uitspraak: 8 november 2013
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van
een wrakingsverzoek van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
op het schriftelijke verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in de strafzaak met parketnummer: 20 - 001109-11 tegen:
[voornamen][verzoeker],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te[woonplaats].
hierna te noemen: “
de verzoeker”,
strekkende tot wraking van mr. O.M.J.J. van de Loo, mr. J.J. van der Kaaden en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren in de strafafdeling van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
hierna aan te duiden als “
de strafkamer”.

1.Het procesverloop

De wraking van de strafkamer is mondeling verzocht bij gelegenheid van de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting d.d. 10 september 2013 op de gronden zoals vermeld in het daarvan opgemaakte proces-verbaal terechtzitting.
De leden van de strafkamer, mr. O.M.J.J. van de Loo, mr. J.J. van der Kaaden en mr. M.L.P. van Cruchten, hebben te kennen gegeven in de wraking niet te willen berusten.
De wrakingskamer had de behandeling van het wrakingsverzoek in raadkamer eerst gepland op vrijdag 4 oktober 2013.
Op verzoek van de raadsman van verzoeker, mr. S. Demeritas, advocaat te Arnhem heeft de wrakingskamer de behandeling van het wrakingsverzoek aangehouden tot donderdag 24 oktober 2013 te 09.30 uur.
De wrakingskamer heeft op 24 oktober 2013 vastgesteld dat verzoeker, noch diens raadsman zijn verschenen teneinde het onderhavige wrakingsverzoek nader toe te lichten. De griffier heeft daarop telefonisch contact gezocht met de raadsman en de raadsman heeft desgevraagd meegedeeld dat hij op 23 oktober 2013 tegen het einde van de middag per fax opnieuw een schriftelijk aanhoudingsverzoek heeft verstuurd naar de wrakingskamer en dat het aanhoudingsverzoek (opnieuw) was gebaseerd op gezondheidsklachten van verzoeker. De raadsman heeft zijn aanhoudingsverzoek mondeling herhaald.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het aanhoudingsverzoek dat de raadsman zou hebben verzonden, de wrakingskamer niet heeft bereikt.
Met betrekking tot het verzoek tot het opnieuw aanhouden van de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek overweegt de wrakingskamer als volgt.
Naar het oordeel van de wrakingskamer dient dit aanhoudingsverzoek, gelet op het late tijdstip en de summiere onderbouwing door de raadsman, te worden afgewezen. Bij de honorering van het eerste verzoek tot aanhouding is aan de raadsman meegedeeld dat behandeling van het wrakingsverzoek op 24 oktober 2013 doorgang zou vinden. Naar het oordeel van de wrakingskamer hadden verzoeker en zijn raadsman reeds hieruit kunnen afleiden dat een volgend verzoek tot aanhouding op dezelfde summiere gronden niet zou worden gehonoreerd. Nog daargelaten dat de wrakingskamer niet vermag in te zien waarom de raadsman zelf niet bij de behandeling in raadkamer aanwezig kon zijn, teneinde de standpunten van verzoeker nader toe te lichten.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de aantekeningen die door de griffier van de strafkamer ter terechtzitting van 10 september 2013 zijn gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

De raadsman van verzoeker heeft bij schrijven d.d. 23 september 2013 laten weten dat het verzoek van verzoeker tot wraking ziet op alle drie voormelde leden van de strafkamer wegens gewekte schijn van vooringenomenheid. Als bijlage bij dit schrijven heeft de raadsman een door verzoeker op schrift gestelde nadere toelichting op het wrakingsverzoek gevoegd. De verzoeker stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat hij, noch zijn raadsman serieus zijn genomen door de strafkamer bij de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting d.d. 10 september 2013.

3.Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting d.d. 24 oktober 2013 geconcludeerd tot afwijzing van het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek.

4.De beoordeling

Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan de wraking van een rechter worden verzocht op grond van feiten of omstandigheden, waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van genoemd artikel en artikel 6, eerste lid, EVRM, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwichtige aanwijzing oplevert voor het oordeel, dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, dan wel dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Naar het oordeel van de wrakingskamer bestaat de op schrift gestelde toelichting van verzoeker grotendeels uit opmerkingen over de inhoud van de strafzaak zelf, waarbij de wrakingskamer vaststelt dat een deugdelijke toelichting op het wrakingsverzoek ontbreekt.
De wrakingskamer stelt bovendien vast dat in het uitvoerige proces-verbaal van terechtzitting van de strafkamer d.d. 10 september 2013 geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de stelling van verzoeker dat hetgeen door verzoeker en diens raadsman is aangevoerd, niet serieus zou zijn genomen door de strafkamer. Aan verzoeker is blijkens dit proces-verbaal alle gelegenheid gegeven zijn verhaal te doen.
De slotsom is dat de wrakingskamer niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen, dat de leden van de strafkamer op 20 september 2013 blijk hebben gegeven van een vooringenomenheid jegens de verzoeker, dan wel dat de dienaangaande bij de verzoeker bestaande vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot wraking ongegrond is en dient te worden afgewezen.
B E S L I S S I N G
Het hof:
wijsthet verzoek tot wraking
af;
bepaaltdat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveeltde onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoeker, de advocaat-generaal en de raadsheren van de strafkamer, mr. O.M.J.J. van de Loo, mr. J.J. van der Kaaden en mr. M.L.P. van Cruchten.
Aldus beslist door:
mr. N.J.M. van Etten, als voorzitter,
mr. P.J.M. Bongaarts en mr. N.J.M. Ruyters, als raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Sampat, als griffier op 8 november 2013.
Mr. van Etten en mr. Sampat zijn buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.