ECLI:NL:GHSHE:2013:811

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
HD 200.087.696_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal vervoersrecht en betalingsverplichtingen in het kader van vrachtvervoer

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een geschil tussen International Car Im-Export B.V. en Burger Port Agencies B.V. over de betaling van vrachtkosten voor het vervoer van vrachtwagens van Europa naar Angola. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 5 juli 2011, waarin het hof een comparitie na aanbrengen gelastte. De comparitie vond plaats op 17 augustus 2011, maar partijen kwamen niet tot een regeling. International Car heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank de vorderingen van Burger Port in conventie toewijsde en die van International Car in reconventie afwees.

De kern van het geschil betreft de vraag of er een overeenkomst was tussen partijen over de vooruitbetaling van de vrachtkosten. International Car betwist dat er een dergelijke afspraak was gemaakt, terwijl Burger Port stelt dat dit wel het geval was. Het hof heeft vastgesteld dat de facturen die Burger Port aan International Car heeft gestuurd geen melding maken van een betalingstermijn, en dat er geen bewijs is geleverd dat partijen een overeenkomst hadden gesloten waarin vooruitbetaling werd geëist.

Het hof concludeert dat, hoewel de vrachtkosten opeisbaar zijn geworden na de uitvoering van de transporten, de vordering van Burger Port op basis van de factuur van 5 mei 2009 voor een bedrag van € 5.025,00 zal worden afgewezen. Voor de overige vorderingen geldt dat niet is komen vast te staan dat International Car en Burger Port bij het sluiten van de vervoerovereenkomsten zijn overeengekomen dat de vracht vooruit betaald zou moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij International Car in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de door Burger Port ingebrachte producties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.087.696
arrest van 26 februari 2013
in de zaak van
International Car Im-Export B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. J.J.H.S. Thomassen,
tegen:
Burger Port Agencies B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2]
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 juli 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder nummer 146036/HA ZA 09-1459 gewezen vonnis van 2 februari 2011.

5 Het tussenarrest van 5 juli 2011

Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.

6 Het verdere verloop van de procedure

6.1.
De comparitie heeft op 17 augustus 2011 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2.
Bij memorie van grieven heeft International Car zes grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot als aan het slot van die memorie omschreven.
6.3.
Bij memorie van antwoord heeft Burger Port de grieven bestreden. Zij heeft daarbij producties overgelegd.
6.4.
Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd. Alleen Burger Port heeft de gedingstukken overgelegd. Hierbij ontbreken een of meer bladzijden van de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie. Het hof heeft van de complete conclusie kennis genomen uit het griffiedossier. Voorts ontbreekt de laatste bladzijde van prod. 7 bij memorie van antwoord.

7.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

8.De verdere beoordeling

8.1.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
In opdracht van International Car zijn in de periode maart-april 2009 een aantal vrachtwagens (trucks, al dan niet met trailers) vervoerd van Europa (Lissabon, Mersin en Antwerpen) naar Lobito en Luanda in Angola. Het feitelijke vervoer is geschied per zeeschip door Grimaldi Compagnia di Navigazione S.p.A. uit [vestigingsplaats 3] , Italië (Grimaldi). Grimaldi heeft haar opdracht daartoe van Burger Port ontvangen.
8.1.2.
Door Grimaldi zijn cognossementen afgegeven voor het vervoer in kwestie. De overgelegde cognossementen vermelden steeds (met uitzondering die van het MS Naesborg) als afzender (shipper) International Car, en als ref.no: “
[betrokkene 1] ”. Onderaan de cognossementen staat vermeld: “
Ocean freight payable at Antwerp”. De cognossementen zijn (voorgedrukt) getekend door Grimaldi Belgium als agent van Grimaldi. (prod. 1 inl. dagv.).
8.1.3.
In dit verband zijn in de procedure overgelegd de navolgende cognossementen:
MS Alyona
Cognossementen afgegeven in Antwerpen op 18 maart 2009
Nr: [cognossement 1] , (draft)
afzender International Car
geadresseerde [geadresseerde 1] , Luanda , Angola
Nrs.: [cognossement 2] , [cognossement 3] , [cognossement 4] , [cognossement 5] , [cognossement 6] , [cognossement 7] , [cognossement 8] ,
opdrachtgever International Car
geadresseerde [geadresseerde 2] , Luanda , Angola
MS Thebeland
Cognossementen afgegeven in Antwerpen op 25 maart 2009
Nr: [cognossement 9] en [cognossement 10]
afzender International Car
geadresseerde [geadresseerde 2] , Luanda , Angola
MS Naesborg
Cognossement afgegeven in Antwerpen op 16 april 2009
nr. [cognossement 11]
afzender Frischdienst Transport, [adres] [vestigingsplaats 4] ,
geadresseerde [geadresseerde 3] , Luanda , Angola.
8.1.4.
Alle vrachtwagens c.q. – combinaties zijn te Lobito resp. Luanda (Angola) aangekomen.
8.1.5.
Burger Port heeft ter zake de transporten facturen gezonden aan International Car, welke door deze niet zijn betaald.
In dit verband zijn overgelegd de navolgende facturen gericht aan International Car:
- [factuurnummer 1] d.d. 25 maart 2009 (MS Maximahaven 16.03.2009, € 12.000,--)
- [factuurnummer 2] d.d. 26 maart 2009 (MS ND Kwanza Reise 819, € 12.470,--)
- [factuurnummer 3] d.d. 29 april 2009 (ms Thebeland 25.03.2009, € 11.412,50)
- [factuurnummer 4] d.d. 16 juli 2009 (ms Thebeland 25.03.2009, - € 1.490,00)
- [factuurnummer 5] d.d. 17 juli 2009 (ms Alyona 15.03.2009, € 44.685,00)
Voorts is overgelegd een factuur gericht aan [geadresseerde 3] in Luanda , Angola:
- [factuurnummer 6] d.d. [factuurnummer 6] d.d. 5 mei 2009 (MS Naesborg 17.04.2009, € 5.025,00) .
Op 5 augustus 2009 heeft [betrokkene 1] van Burger Port een aanmaning gestuurd aan International Car ter zake dit vervoer voor het totaalbedrag van € 83.562,50 .
8.1.6.
In hoger beroep zijn als productie bij de memorie van grieven overgelegd enkele e-mails van [betrokkene 1] (van Burger Port) aan “ [vertegenwoordiger International Car] ” (op e-mailadressen van International Car) met betrekking tot de facturen. Daarbij zijn gevoegd gescande documenten, kennelijk, zo begrijpt het hof de achter deze e-mails gevoegde facturen. Het gaat om het navolgende.
(a) Factuur d.d. 26 maart 2009 voor een bedrag van € 12.470,--, gezonden door Burger Port aan: “
Intertrucks Lda, Gestao de Empreendimentos, Ltda” in Luanda , Angola voor het vervoer per MS Kwanza: “
Wie vereinbart am 29.01.2009 (..)”en de vermelding “
Zahlbar spaetestens am 31.03.2009”. Bijgevoegd is een e-mailbericht van [betrokkene 1] aan [vertegenwoordiger International Car] van 26 maart 2009, waarin gevraagd wordt deze rekening en die van het MS Maximahaven te voldoen.
(b) Factuur d.d. 30 maart 2009 voor een bedrag van € 50.645,--, gezonden door Burger Port aan “
Intertrucks Lda, Gestao de Empreendimentos, Ltda” in Luanda , Angola voor het vervoer per MS Alyona: “
Wie vereinbart Seefracht (..)” met de vermelding “
Zahlbar spaetestens am 31.03.2009”.
Het bijgevoegde e-mailbericht van [betrokkene 1] aan [vertegenwoordiger International Car] vermeldt: “
Anbei Rechnung fuer o.g. Sendung. Gerne ihre Zahlungsbestaetigung heute, weil Schiff Morgen 31.3 in Luanda eintreffen wird.”
(c) E-mail d.d. 7 april 2009 van [betrokkene 1] aan International Car (t.a.v. [vertegenwoordiger International Car] ):

Es stehen momentan folgende Rechnungen aus:
MS Maximahaven (..) Euro 12.000
MS Alyona (..) Euro 50.645
MS Thebeland (..) Euro 11.412,50
MS ND Kwanza (..) Euro 12.470
Hoere gerne heute wann Geld ueberwissen wird um Verzoegerung bei Freigabe Angola vor zu kommen (..)
(d) E-mail d.d. 24 april 2009 van [betrokkene 1] aan International Car (t.a.v. [vertegenwoordiger International Car] )
“(..)Anbei nochmal Uebersicht von Rechnungen welche schon seit Lange zahlbar sind. Gerne Bestaetigung damit Reederei Ladung in Angola Freigeben kann.”.
(e) E-mail d.d. 29 april 2009 van [vertegenwoordiger International Car] (van International Car) aan [betrokkene 1] :

[betrokkene 2] will am Wochenende nach Angola reisen und fur die Zahlungen sorgen. (..)
(f) E-mail d.d. 29 april 2009 van [betrokkene 1] aan [vertegenwoordiger International Car] :
“(..)Wir haben Stundenlang mit Grimaldi gesprochen, nur um ihnen behilflich zu sein. Ohne diese Gespraeche waeren die Folge noch schwerer fuer Sie. Kann nur benachdrucken dass ohne voellige Zahlung von alle Rechnungen die Units nicht freigegeben werden.”
8.1.7.
Door International Car zijn overgelegd twee facturen, door haar gericht aan [geadresseerde 2] in Luanda , Angola d.d. 7 en 14 april 2009 voor resp. € 34.400,-- en € 39.400,-. De facturen vermelden: “
Final Invoice/ Rechnung, Proformarechnung”, en zijn opgemaakt ter zake de verkoop van twee trekkers (MAN resp. Volvo) en twee opleggers, met inbegrip van de vrachtkosten daarvan naar Luanda van € 5.000,-- voor beide combinaties, in totaal € 10.000,--.
8.1.8.
Bij memorie van antwoord is overgelegd e-mailcorrespondentie tussen Grimaldi en de advocaat van Burger Port, waaruit zou blijken dat op grond van de Angolese douaneregels voertuigen die langer dan 60 dagen in de haven staan gestald, door de douaneautoriteiten aldaar openbaar zouden kunnen worden verkocht. De vrachtwagen en trailer, met het MS Thebeland vervoerd onder cognossement [cognossement 9] zouden inmiddels zijn verkocht, terwijl de vrachtwagen en trekker, eveneens met het MS Thebeland vervoerd onder cognossement LISLADR0791A op 3 maart 2011 nog in de haven stonden. Op deze stukken heeft International Car nog niet kunnen reageren.
8.2.1.
Stellende dat de totale door International Car aan Burger Port verschuldigde vracht nog niet is betaald, terwijl Burger Port op haar beurt deze wel aan Grimaldi dient te voldoen, heeft Burger Port International Car in rechte betrokken en in conventie – voor zover in appel van belang - betaling van de uitstaande zeevracht tot een bedrag van € 83.562,50 gevorderd. Daarbij heeft Burger Port gesteld dat met International Car overeengekomen was dat de zeevracht vooraf betaald diende te worden.
8.2.2.
In reconventie heeft International Car gesteld dat twee trekkers, die rond 25 maart 2009 naar Luanda waren vervoerd door Burger Port c.q. Grimaldi aldaar niet aan International Car of aan de geadresseerde/koper zijn afgeleverd. Het hof begrijpt dat hier gedoeld wordt op de trekkers en opleggers vervoerd met MS Thebeland met de cognossementen genummerd [cognossement 9] en [cognossement 10] .
Grimaldi heeft deze trekkers in Luanda opgeslagen en weigerde deze af te geven, voordat haar zeevracht was voldaan. Grimaldi handelde in opdracht van Burger Port, aldus International Car. Burger Port is volgens International Car toerekenbaar tekortgeschoten jegens International Car door de trekkers niet aan de geadresseerde uit te leveren. Hierdoor kan International Car niet aan haar verplichtingen jegens de koper ( [geadresseerde 2] ) voldoen en lijdt zij schade omdat zij nu van deze koper de koopprijs niet heeft kunnen innen. Haar schade bedraagt die koopprijs ad € 73.800,-- met de handelsrente hierover vanaf 1 mei 2009, aldus International Car.
International Car betwist voorts de factuur van Burger Port gericht aan [geadresseerde 3] (nr. [factuurnummer 6] ) en wenst zich voor het overige op verrekening te beroepen met haar hierboven gemelde tegenvordering.
8.2.3.
De rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang – de vorderingen van Burger Port in conventie toegewezen en die van International Car in reconventie afgewezen.
8.3.
Het hof zal de grieven van International Car tegen het beroepen vonnis zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken.
8.3.1.
Voorop stelt het hof dat International Car - met uitzondering van het vervoer gefactureerd met factuurnummer [factuurnummer 6] waarover hieronder meer - de opdracht aan Burger Port om het vervoer van de vrachtwagens naar Angola te regelen/verzorgen en de in eerste aanleg hieromtrent overgelegde facturen van Burger Port niet heeft betwist. Wel heeft zij betwist dat overeengekomen was dat International Car vooraf de vrachtkosten aan Burger Port zou c.q. had moeten voldoen. Wat Burger Port hierover met vervoerder Grimaldi afsprak, regardeert haar niet, aldus International Car.
Voorts heeft zij gesteld dat de facturen die aan Intertrucks Lda zijn gezonden (zie r.o. 8.1.6. onder (a) en (b)) haar niet regarderen en heeft zij ontkend dat deze op dezelfde transporten zien als de facturen [factuurnummer 2] (MS ND Kwanza) en [factuurnummer 5] (MS Alyona).
8.3.2.
Het komt het hof aannemelijk voor dat de facturen die Burger Port aan Intertrucks Lda in Angola zond, zoals Burger Port heeft gesteld, zien op dezelfde transporten, als die welke met de facturen [factuurnummer 2] en [factuurnummer 5] aan International Car zijn gefactureerd. Zo zijn de omschrijvingen van de reistijden, de referentienummers, de debiteurnummers, de te vervoeren zaken en de hoogte van de vrachtvordering op de respectieve facturen identiek. Verschillen tussen deze facturen onderling (en met de vordering van Burger Port) hebben zo begrijpt het hof te maken met de waivers, die – zonder nadere toelichting – soms wel gefactureerd zijn, maar uiteindelijk niet gevorderd. Door Burger Port is geen (bevredigende) verklaring gegeven voor het feit dat voor (niet alle, maar) sommige transporten twee maal (aan International Car en aan Intertrucks Lda) is gefactureerd.
8.3.3.
Door International Car is niet ontkend dat “ [vertegenwoordiger International Car] ” bij haar werkt of werkte en dat de door deze [vertegenwoordiger International Car] gevoerde correspondentie met [betrokkene 1] van Burger Port vanaf het e-mailadres van International Car is gevoerd. Daarmee is niet gezegd dat International Car en Intertrucks Lda met elkaar vereenzelvigd kunnen worden. Voor dat standpunt is door Burger Port onvoldoende gesteld. Wel blijkt uit deze e-mailcorrespondentie dat Burger Port met International Car correspondeerde over de betaling van haar rekeningen voor al het onderhavige vervoer, en dat er door [vertegenwoordiger International Car] van International Car ook daadwerkelijk toezeggingen zijn gedaan dat er betaald zou worden (“
[betrokkene 2] will am Wochenende nach Angola reisen und fur die Zahlungen sorgen”).
Onduidelijk blijft echter hoe de relatie tussen Intertrucks Lda en International Car precies is, en of de betalingstoezeggingen door “ [vertegenwoordiger International Car] ” vanaf het e-mailadres van International Car nu de aan Intertrucks Lda (voor dezelfde transporten) gezonden facturen of de aan International Car gezonden facturen betroffen. Aan deze betalingstoezeggingen kunnen, nu Burger Port hieromtrent onvoldoende heeft gesteld, in deze procedure geen gevolgtrekkingen worden verbonden. Wel is door International Car onvoldoende weersproken, dat op haarzelf als opdrachtgever tot de transporten de betalingsplicht rust de vrachtkosten aan Burger Port te voldoen.
8.4.1.
Burger Port heeft zichzelf in deze procedure niet alleen als vervoerder maar ook als degene die doet vervoeren (expediteur) geafficheerd. Overgelegd zijn door Grimaldi uitgegeven cognossementen. Hierop staat Grimaldi als vervoerder vermeld en International Car als afzender.
De facturen aan International Car, waarop Burger Port zich baseert, vermelden steeds “
Seefracht wie vereinbart”. Geen melding wordt gemaakt van expediteurscommissie, noch van het feit dat het gefactureerde bedrag een all-in-prijs is (waarin die commissie zou zijn inbegrepen). Door Burger Port is verder ook niet aangevoerd dat zij in haar relatie tot International Car niet als vervoerder zou moeten worden aangemerkt, noch is dit te bewijzen aangeboden.
Nu enig aanknopingspunt voor het tegendeel ontbreekt, gaat het hof er daarom van uit dat Burger Port als vervoerder met International Car een vervoerovereenkomst heeft gesloten. Vervolgens heeft Burger Port als hoofdvervoerder aan de feitelijke (zee)vervoerder - Grimaldi – opdracht gegeven tot het vervoer van de goederen naar Afrika.
8.4.2.
Het hiervoor overwogene impliceert dat tussen International Car en Burger Port de in het kader van de tussen Burger Port en International Car gesloten vervoerovereenkomst gemaakte afspraken over de betaling van de vracht hebben te gelden. Tijdens de comparitie in eerste aanleg hebben beide partijen gesteld dat zij al eerder zaken met elkaar hadden gedaan. Burger Port stelde dat ook toen facturen altijd vooruit werden voldaan.
De overeenkomsten in kwestie zijn mondeling gesloten. Burger Port stelt dat daarbij is overeengekomen dat de vracht vooruit (waarmee zij volgens haar eigen stellingen bedoelt: voorafgaande aan het transport, in de vertrekhaven/laadhaven) zou moeten worden betaald, en dat dit dus al in Antwerpen was. Ter zijde merkt het hof op dat uit de overgelegde producties blijkt dat er in sommige gevallen al in Lissabon was geladen.
Door Burger is noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep te bewijzen aangeboden dat zij met International Car betaling vooruit zou zijn overeengekomen. De ter zake door Burger Port aan International Car gestuurde facturen vermelden voorts nergens de voorwaarde dat de vrachtkosten vooruit moeten worden voldaan, integendeel, deze facturen vermelden in het geheel geen betalingstermijn.
Onderaan de facturen verwijst Burger Port wel naar algemene voorwaarden (te weten de “
General Conditions and rules for Dutch Shipbrokers and Agents, the General Conditions of the Association of the Amsterdam and Rotterdam Stevedores, The Dutch Forwarding Conditions and the Warehouse
Conditions”), maar gesteld noch gebleken is dat partijen al deze of een van deze algemene voorwaarden, en zo ja welke dan, ten tijde van de contractsluiting zijn overeengekomen, zodat verschuldigdheid van vrachtkosten vooruit hierop evenmin kan worden gebaseerd.
8.4.3.
Burger Port wijst ter ondersteuning van haar standpunt nog op de cognossementen, die voor het onderhavige vervoer zijn opgemaakt. Allereerst merkt het hof op dat voor wat betreft het vervoer per MS Maximahaven en MS ND Kwanza geen cognossementen zijn overgelegd. Voorts corresponderen de wel overgelegde cognossementen niet steeds met de tevens ter onderbouwing overgelegde verzonden facturen en/of met de daaraan gekoppelde vordering. Het hof doelt hier op cognossement nr. [cognossement 11] ter zake vervoer met het MS Naesborg. Dit cognossement vermeldt als opdrachtgever Frischdienst Transport, [adres] [vestigingsplaats 4] , en als ontvanger [geadresseerde 3] , Luanda , Angola. De bijbehorende factuur, [factuurnummer 6] d.d. 5 mei voor een bedrag van € 5.025,00 is eveneens gericht aan [geadresseerde 3] . Burger Port heeft op geen enkele manier duidelijk gemaakt, mede gezien de hierop gerichte betwisting van International Car, wat International Car met dit vervoer te maken heeft en waarom International Car deze factuur zou moeten voldoen. Het enkele feit dat [geadresseerde 3] de agent van International Car zou zijn, is daarvoor onvoldoende.
Het hof zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
8.4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de (wel overgelegde) cognossementen zijn opgemaakt door Grimaldi en namens Grimaldi zijn getekend. De vermelding op de cognossementen “
Ocean freight payable at Antwerp”, welke vermelding beide partijen uitleggen als dat de vracht vooruit betaald moet worden, heeft echter niet de betekenis die Burger Port daaraan hecht in haar relatie tot International Car. In die relatie gaat het – zoals al overwogen – om wat Burger Port en International Car met elkaar zijn overeengekomen ten tijde van het sluiten van hun vervoerovereenkomst. De vermelding op het cognossement heeft in een geval als het onderhavige veelal de strekking een derde-cognossementshouder ervan te verwittigen dat hij ter bestemming aflevering van de zaken kan vorderen, zonder dat hij gehouden is de vracht te betalen. Voor wat betreft het moment van de betaling van de vrachtkosten door International Car aan Burger Port kan Burger Port aan deze cognossementen ten opzichte van International Car geen rechten ontlenen.
8.4.5.
Ten onrechte heeft Burger Port zich op grond van het feit dat in de cognossementen melding wordt gemaakt van vooruitbetaling van de vracht op haar retentierecht met betrekking tot de vrachtwagens beroepen.
8.5.1.
Het hof stelt vast dat door International Car niet wordt betwist dat – afgezien van perikelen rond de aflevering van de met het MS Thebeland vervoerde vrachtwagencombinaties , waarover hierna meer – in ieder geval alle andere transporten in maart/april 2009 zijn uitgevoerd en de vervoerde zaken zijn afgeleverd.
8.5.2.
In dit stadium van de procedure kan daarom in het midden blijven of juist is, dat de vrachtkosten voor dat vervoer door International Car reeds vóór inlading, vóór uitgifte van de cognossementen in Antwerpen, of vóór aankomst van de schepen in Angola hadden moeten zijn voldaan door International Car. In ieder geval zijn voor de (afgehandelde) transporten de vrachtkosten in het voorjaar van 2009 opeisbaar geworden. International Car had toentertijd de vracht na de uitvoering van de transporten aan Burger Port dienen te voldoen. International Car heeft daaraan – ondanks de vele e-mails en betalingstoezeggingen – niet voldaan, en zij is reeds hierom in gebreke. Met uitzondering van de vordering waarover in r.o. 8.4.3. is geoordeeld dat deze zal worden afgewezen, dient International Car de vrachtprijs voor de transporten in beginsel aan Burger Port te betalen.
8.6.1.
International Car heeft zich echter beroepen op verrekening met een (door Burger Port betwiste) tegenvordering van International Car. Die gestelde tegenvordering betreft uitsluitend het vervoer per MS Thebeland. Niet betwist is dat (ook) dit vervoer is verricht, en dat de vervoerde vrachtwagencombinaties in Angola ter bestemde plaatse zijn aangekomen en uitgeladen.
8.6.2.
Daarnaast staat vast dat Burger Port op dat moment al een opeisbare vordering op International Car had ter zake enkele van de andere nog onbetaalde transporten.
Uit de stellingen van partijen leidt het hof af dat de met het MS Thebeland vervoerde vrachtwagencombinaties (in ieder geval) nog geruime tijd in de opslag hebben gestaan. Het hof is van oordeel dat de gevolgen van de weigerachtige houding van International Car om aan Burger Port de reeds opeisbare vrachtkosten te betalen – het geblokkeerd geraakt zijn van de afgifte van de met het MS Thebeland vervoerde zaken – in beginsel voor rekening en risico van International Car zijn, nu zij op het moment van het blokkeren van de afgifte in verzuim was jegens Burger Port. Voorshands is het hof dan ook van oordeel dat daarom aan de zijde van Burger Port geen verzuim kon intreden. In dit verband heeft Burger Port de onder r.o. 8.1.8 vermelde stukken in het geding gebracht. Hierop heeft International Car nog niet kunnen reageren. Het hof zal International Car daartoe in de gelegenheid stellen, waarna het hof opnieuw arrest zal wijzen.
8.7.
Samenvattend overweegt het hof het volgende.
(i) De vordering van Burger Port, gebaseerd op factuur [factuurnummer 6] d.d. 5 mei 2009 voor een bedrag van € 5.025,00, zal worden afgewezen.
(ii) Voor de overige vorderingen geldt dat niet is komen vast te staan dat International Car en Burger Port bij het sluiten van de onderhavige vervoerovereenkomsten zijn overeengekomen dat International Car de vracht vooruit aan Burger Port zou voldoen.
(iii) International Car is in beginsel verplicht de vrachtprijs voor de door Burger Port (correct) uitgevoerde transporten aan Burger Port te betalen, nu deze in het voorjaar van 2009 – na afloop van de respectieve transporten en de aflevering van de zaken – opeisbaar is geworden.
(iv) Voor wat betreft de verplichting tot betaling van de met het MS Thebeland vervoerde zaken en de gepretendeerde tegenvordering van International Car, welke zij in verrekening wil brengen met de vrachtvordering van Burger Port, heeft te gelden dat het hof hierover zal beslissen nadat International Car op de in r.o. 8..1.8. genoemde stukken heeft gereageerd.
8.8.
Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.

9.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 26 maart 2013 voor akte aan de zijde van International Car, teneinde te reageren op de door Burger Port bij memorie van antwoord in het geding gebrachte producties, zoals in r.o. 8.1.8. vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en A.P.A. de Klerk-Leenen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 februari 2013.
griffier rolraadsheer
typ.
c. ***