ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1921

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
20-003106-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van stiefvader voor seksueel misbruik van minderjarige stiefdochters

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor het seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochters. De verdachte heeft gedurende een periode van respectievelijk negen en drieënhalf jaar zijn stiefdochters, die destijds minderjarig waren, ernstig en frequent seksueel misbruikt. Het hof heeft de verweren van de verdachte, waaronder de rechtmatigheid van de inbeslagname van bewijsstukken en de betrouwbaarheid van de aangiftes, verworpen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd, welke door het hof werd bevestigd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn volledig toegewezen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor zedendelicten was veroordeeld, maar dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest, en de in beslag genomen computer, waarop bewijs van het misbruik was aangetroffen, werd onttrokken aan het verkeer. De zaak benadrukt de ernst van seksueel misbruik binnen de gezinssituatie en de noodzaak van bescherming van minderjarigen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 20-003106-11
Uitspraak: 11 februari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 juli 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-825440-10 tegen:
[VERDACHTE]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte:
- ter zake van feit 1 (ten aanzien van zijn stiefdochter [slachtoffer 1] ([geboortedatum] 1997), wat betreft onderdelen 1.A sub 1 en 2 in de periode van 10 januari 2007 tot en met 9 januari 2009 en wat betreft onderdelen 1.B sub 1 en 2 in de periode 10 januari 2009 tot en met 23 juni 2010):
1.A.1. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
1.A.2. Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
1.B.1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
1.B.2. Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
- ter zake van feit 2 (ten aanzien van zijn stiefdochter [slachtoffer 2] ([geboortedatum] 1994), wat betreft onderdelen 2.A sub 1 en 2 in de periode van 1 januari 2001 tot en met 14 maart 2006 en wat betreft onderdelen 2.B sub 1 en 2 in de periode 15 maart 2006 tot en met 14 maart 2010);
2.A.1. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2.A.2. Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd
2.B.1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
2.B.2. Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Verdachte is bij dit vonnis vrijgesproken voor hetgeen hem onder 3 is ten laste gelegd (ontucht plegen met zijn minderjarig kind [getuige 1]).
Voorts zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [A] en [B] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en zijn beslissingen genomen ten aanzien van de in beslaggenomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen.
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit van het telkens ten laste gelegde seksueel binnendringen (1.A.1, 1.B.1, 2.A.1 en 2.B.1). Met betrekking tot de telkens ten laste gelegde ontucht (1.A.2, 1.B.2, 2.A.2 en 2.B.2) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is door de raadsman een strafmaatverweer gevoerd en is betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen bij wijze van voorschot tot een bedrag van EUR 3.500,- per vordering kunnen worden toegewezen. Het meerdere dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.A.1.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2007 tot en met 9 januari 2009 te Helmond, meermaals, althans een maal met [slachtoffer 1] ([geboortedatum] 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en/of
- over de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt;
en/of
1.A.2.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2007 tot en met 9 januari 2009 te Helmond, (meermaals) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind, [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1997, bestaande die ontucht hierin dat hij
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast; en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt; en/of
- het (naakte) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemasseerd; en/of
- (een) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt; en/of
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) heeft gedwongen meerdere/een pornografische film(fragment)(en)(s) te bekijken, althans heeft getoond;
en/of
1.B.1.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2009 tot en met 23 juni 2010 te Helmond, met [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt meermaals, althans een maal, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en/of
- in de mond van die [slachtoffer 1] geëjaculeerd; en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en/of
- over de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt;
en/of
1.B.2.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2009 tot en met 23 juni 2010 te Helmond, (meermaals) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind, [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1997, bestaande die ontucht hierin dat hij
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast; en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt; en/of
- het (naakte) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemasseerd; en/of
- (een) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt; en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] heeft doen wassen; en/of
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) heeft gedwongen meerdere/een pornografische film(fragment)(en)(s) te bekijken, althans heeft getoond;
2.A.1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 14 maart 2006 te Helmond, met [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meerdere malen, althans een maal, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht; en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
en/of
2.A.2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 14 maart 2006 te Helmond, (meermaals) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind, [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, bestaande die ontucht hierin dat hij
- zijn penis tussen de (naakte) billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht/gewreven; en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] in haar bed was gelegen) (onverhoeds) de vagina/schaamstreek en/of borsten/borststreek van die [slachtoffer 2] heeft betast; en/of
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemasseerd; en/of
- met zijn vinger(s) tegen de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en/of
- zijn penis tegen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gelikt;
en/of
2.B.1.
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2006 tot en met 14 maart 2010 te Helmond, met [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt, meerdere malen, althans een maal, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht; en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
en/of
2.B.2.
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2006 tot en met 14 maart 2010 te Helmond (meermaals) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind, [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, bestaande die ontucht hierin dat hij
- zijn penis tussen de (naakte) billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht/gewreven; en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] in haar bed was gelegen) (onverhoeds) de vagina/schaamstreek en/of borsten/borststreek van die [slachtoffer 2] heeft betast; en/of
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemasseerd; en/of
- met zijn vinger(s) tegen de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en/of
- zijn penis tegen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gelikt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.A.1.
hij in de periode van 10 januari 2007 tot en met 9 januari 2009 te Helmond, meermaals, met [slachtoffer 1] ([geboortedatum] 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
en
1.A.2.
hij in de periode van 10 januari 2007 tot en met 9 januari 2009 te Helmond, meermaals ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1997, bestaande die ontucht hierin dat hij
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast; en
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt; en
- het (naakte) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemasseerd; en
- naaktfoto's van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt;
en
1.B.1.
hij in de periode van 10 januari 2009 tot en met 23 juni 2010 te Helmond, met [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, meermaals, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht; en
- in de mond van die [slachtoffer 1] geëjaculeerd;
en
1.B.2.
hij in de periode van 10 januari 2009 tot en met 23 juni 2010 te Helmond, meermaals ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1997, bestaande die ontucht hierin dat hij
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast; en
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt; en
- het (naakte) lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemasseerd; en
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] heeft doen wassen;
2.A.1.
hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 14 maart 2006 te Helmond, met [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meerdere malen, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht; en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
en
2.A.2.
hij in de periode van 01 januari 2001 tot en met 14 maart 2006 te Helmond, meermaals ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, bestaande die ontucht hierin dat hij
- zijn penis tussen de (naakte) billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht/gewreven; en
- terwijl die [slachtoffer 2] in haar bed was gelegen de vagina/schaamstreek of borsten/borststreek van die [slachtoffer 2] heeft betast; en
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemasseerd; en
- met zijn vinger(s) tegen de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en
- zijn penis tegen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en
- aan de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gelikt;
en
2.B.1.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 14 maart 2010 te Helmond, met [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt, meerdere malen, handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht; en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
en
2.B.2.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met december 2007 te Helmond, meermaals ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer 2], [geboortedatum] 1994, bestaande die ontucht hierin dat hij
- zijn penis tussen de (naakte) billen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht/gewreven; en
- terwijl die [slachtoffer 2] in haar bed was gelegen de vagina/schaamstreek of borsten/borststreek van die [slachtoffer 2] heeft betast; en
- het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemasseerd; en
- met zijn vinger(s) tegen de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en
- zijn penis tegen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gewreven; en
- aan de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gelikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Onder feit 1.B.2. heeft het hof vrijgesproken van het onderdeel “dwingen naar pornografische filmfragmenten te kijken”. De reden hiervoor is de volgende.
Ten laste gelegd is hier, kort gezegd, het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] door haar te dwingen naar pornofilms te kijken. Naar het oordeel van het hof behelst dit enkele feit nog niet het plegen van ontucht met een minderjarige. Het wordt ontuchtig indien het gepaard met enige voor het plegen van ontucht met die minderjarige relevante interactie tussen de verdachte en die minderjarige (vgl. HR 30 november 2004, NJ 2005, 184, rov. 3.4). Van een dergelijke interactie blijkt niet uit de desbetreffende verklaring van [slachtoffer 1] (dossierpag. 43-44).
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Bespreking van de verweren
A. Rechtmatigheid beslag op computer in garagebox
De raadsman heeft bepleit - zo begrijpt het hof - dat verdachte als huurder van de garagebox geen toestemming heeft gegeven voor het betreden van zijn garagebox en dat de garagebox “zonder nadere machtiging daartoe” onrechtmatig is doorzocht, zodat de inbeslagname van goederen uit die garagebox onrechtmatige was. De verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad, aangezien gegevens van zijn privécomputer zijn gehaald en door de rechtbank voor het bewijs zijn gebezigd. Gelet op dit vormverzuim dienen de gevonden gegevens, te weten de foto’s van aangeefster [slachtoffer 1], te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
De raadsman heeft niet aangegeven welke wettelijke bepalingen zijn geschonden doordat de politie zonder toestemming van de verdachte de garagebox is binnen getreden en de garagebox heeft doorzocht. In zoverre is het verweer onvoldoende onderbouwd. Niettemin overweegt het hof het volgende.
Ingevolge artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering is de opsporingsambtenaar in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.
Uit het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisanten B.M.F. Theuws en M.H.G. van Els d.d. 30 augustus 2010 (dossierpag. 21-22), is gebleken dat verdachte op die datum is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, zijnde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Op 14 september 2010 heeft de dochter van verdachte, [getuige 1], bij de politie - voor zover hier van belang - het volgende verklaard (dossierpag. 87-88):
“Vraag: Je hebt ook verklaard in je aangifte dat je wist dat hij (het hof begrijpt: de vader van de getuige, de verdachte) een laptop heeft gehad waarop kinderporno gestaan zou hebben. Klopt dat?
Nou, dat vertelde [naam]. [naam] is de stiefmoeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. (…) Zij vertelde dat er ooit eens de laptop van mijn papa (hof: verdachte) weggebracht was en dat er toen kinderporno was aangetroffen.
(…)
Vraag: Jij hebt vorige week gebeld over de garagebox. Vertel eens wat daar mee aan de hand is?
Ik weet alleen van [getuige 2] (hof: [getuige 2], de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en toen echtgenote van verdachte) dat er een garagebox is. (…)
Ik heb eens gevraagd aan [getuige 2] waar papa zijn spullen allemaal waren. [getuige 2] vertelde toen dat alles in een schuur stond. Later vertelde [getuige 2] mij dat dit niet in haar schuur stond maar dat papa met een achterbuurman of zo een garagebox huurt en dat daar dus al zijn spullen in staan. (…) [getuige 2] heeft mij verteld dat die garagebox bij haar achter om de hoek is. (…) [getuige 2] zei mij dat de oude computer(…) in de garagebox stond.”
In een verhoor op 19 juli 2010 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij seksueel misbruikt is door de verdachte. In dit verband heeft zij onder meer verklaard (dossierpag. 46-51) dat de verdachte naaktfoto’s van haar heeft gemaakt met een digitale fotocamera.
In een verhoor afgenomen op 18 september 2010 door de verbalisant Reulen (dossierpag. 111) heeft [getuige 2], destijds de echtgenote van de verdachte, onder meer verklaard dat zij naar aanleiding van een gesprek met [getuige 1] (hof: [getuige 1]) in de garagebox is gaan kijken en toen zag dat de computerspullen van de verdachte ook daar stonden. Dit is de garagebox die haar man huurde samen met [naam overbuurman].
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door H.J.P.M. Reulen d.d. 24 september 2010 (dossierpagina 129-130), blijkt dat de verbalisant naar deze [naam buurman] is gegaan en de betreffende [naam buurman] een verklaring heeft laten ondertekenen, die luidt als volgt (dossierpag. 131):
“Hierbij verklaar ik medegebruiker te zijn van betreffende garagebox en ik verklaar geen bezwaar te hebben dat U daar naar binnen gaat om spullen in beslag te nemen. Ik heb de sleutel overhandigd. [naam buurman].”
De [getuige 2] heeft hierop de betreffende garagebox, gelegen tussen de percelen [adres 1] en [adres 2], met de sleutel geopend. [getuige 2] heeft hierop enkele tassen aan verbalisant Reulen overhandigd waar volgens haar de computerspullen van haar man in zaten (dossierpag. 130).
Uit het proces-verbaal van bevindingen, nr. PL2233 2010100320-40, opgemaakt door verbalisant Reulen d.d. 13 november 2010 - welk proces-verbaal niet is opgenomen in het einddossier met doorlopende paginanummering - blijkt dat in de garagebox onder meer een computer, stand-alone, merk Apple, in beslag is genomen. Op de betreffende computer werden een viertal naaktfoto’s aangetroffen van [slachtoffer 1].
Onder bovengenoemde omstandigheden waren naar het oordeel van het hof de verbalisanten op grond van artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd ter inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen de onderhavige garagebox, die geen (onderdeel van een) woning vormt, te betreden.
Van een doorzoeking van de garagebox is geen sprake geweest. De verbalisant heeft de garagebox betreden met [getuige 2]. Laatstgenoemde wist waar de computerspullen van de verdachte zich in deze garagebox bevonden en heeft deze overhandigd aan de verbalisant.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
B. Betrouwbaarheid aangiftes
Door de raadsman is met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aangiftes aangevoerd dat sprake kan zijn geweest van beïnvloeding over en weer en dat dit maakt dat de betrouwbaarheid onder druk is komen te staan.
Het hof overweegt het volgende.
Zowel met [slachtoffer 1] (dossierpag. 28-30) als met [slachtoffer 2] (dossierpag. 53-55) is op 7 juli 2010 door de politie een zogenaamd informatief gesprek gevoerd, waarin zij beiden openheid van zaken hebben gegeven en gedetailleerd hebben verklaard over het seksueel misbruik door verdachte. Vervolgens is door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 12 juni 2010 aangifte gedaan van seksueel misbruik tegen hun stiefvader (dossierpag. 31 ev. en dossierpag. 56 ev.). Door [slachtoffer 1] is op 19 juli 2010 nog aanvullend verklaard over de foto’s die door verdachte van haar zijn gemaakt (dossierpag. 46-52).
Anders dan de raadsman, en met de advocaat-generaal en de rechter in eerste aanleg, is het hof van oordeel dat de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de aangiftes concreet en gedetailleerd zijn, waarbij de aard van het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beschreven seksuele misbruik door verdachte opvallende overeenkomsten vertoont. Zo verklaren zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] dat:
- het seksueel misbruik meestal plaatsvond in de ouderlijke slaapkamer op het tweepersoonsbed van verdachte en de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ([slachtoffer 1] p. 32 en [slachtoffer 2] p. 59);
- zij vaak zonder kleding op hun buik op het bed moesten gaan liggen ([slachtoffer 1] p. 33 en [slachtoffer 2] p. 61);
- verdachte vervolgens begon met het masseren van de schouder, nek of rug van aangeefsters met massageolie, waarna in veel gevallen werd overgegaan tot het seksueel binnendringen in het lichaam van aangeefsters ([slachtoffer 1] p. 33 en [slachtoffer 2] p. 61);
- zij na het seksueel misbruik vaak met verdachte moesten douchen ([slachtoffer 1] p. 34 en [slachtoffer 2] proces-verbaal van verhoor d.d. 12 oktober 2011, blad 2);
- verdachte boos werd op de aangeefsters indien zij tegen stribbelden of stopten met hetgeen waar hij om vroeg ([slachtoffer 1] p. 40 en [slachtoffer 2] proces-verbaal van verhoor d.d. 12 oktober 2011, blad 3).
Verder valt op dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de verdachte tegen hen zei dat zij het tegen niemand mochten zeggen ([slachtoffer 1] tegenover de rechter-commissaris op 11 februari 2011 en [slachtoffer 2] op pagina 60) en dat zij niet durfden te weigeren uit angst dat de verdachte dan heel erg boos of agressief zou worden (dossierpagina’s 34 en 62, 66 en 67). Bovendien wordt het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beschreven seksuele misbruik door verdachte in een aantal gevallen heel specifiek geduid naar tijd en/of plaats in huis en de afwezigheid van hun moeder en broertjes. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden ook, zoals hierna zal worden geëxpliciteerd, op onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande maken de verklaringen van aangeefsters op het hof een authentieke indruk. De verklaring van [slachtoffer 2] dat zij, als zij tijdens het seksuele misbruik op haar rug moest draaien, een kussen op haar gezicht legde omdat zij niet wilde dat zij verdachte in het gezicht moest kijken (dossierpagina 63), is een indringende bevestiging van die authenticiteit, net zoals de uitspraken van [slachtoffer 1] dat de verdachte na afloop van het seksuele misbruik altijd het ouderlijk bed rechttrok, zodat niemand kon zien wat er gebeurd was en dat de verdachte na het misbruik altijd zei: “als jij lief bent voor mij dan ben ik lief voor jou” (dossierpagina’s 40 en 34). Het hof heeft in het dossier ook geen aanwijzingen gevonden waaruit zou kunnen blijken dat de aangeefsters bij het afleggen van hun verklaringen niet de waarheid hebben gesproken of anderszins de waarheid geweld hebben aangedaan.
Voorts neemt het hof nog in aanmerking dat de aangeefsters op 11 februari 2011 tevens verklaringen hebben afgelegd bij de rechter-commissaris, welke verklaringen in grote lijnen overeenkomen met de eerder bij de politie afgelegde verklaringen. Door deze verklaringen in samenhang te bezien met de eerder afgelegde verklaringen ontstaat naar het oordeel van het hof een consistent beeld van hetgeen zich heeft afgespeeld tussen aangeefsters en hun stiefvader.
Het hof betrekt bij haar oordeel over de betrouwbaarheid tevens het Pro Justitia rapport van het Diagnostisch Expertise Centrum, opgemaakt door dr. R. Bullens, klinisch psycholoog d.d. 24 februari 2011. Door dr. Bullens is op verzoek van de rechter-commissaris van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch, in de zaak van verdachte onderzoek gedaan, teneinde de betrouwbaarheid te beoordelen van de afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mede ook in het licht van de verklaringen van de stiefzusjes [getuige 1] en [getuige 3].
Het rapport bevat een analyse van de verklaringen op basis van de CBCA (Criteria-Based Content Analysis) en van de VC (Validity Checklist).
Dit rapport sluit af met de volgende beantwoording van de vraagstelling: “Bovenstaande overwegingen weerspiegelen belangrijke aanwijzingen c.q. argumenten pro en contra die in gedragswetenschappelijk opzicht geacht worden betrekking te hebben op de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [getuige 1] en [getuige 3]. De weging van bovenstaande argumenten is vanzelfsprekend een juridische aangelegenheid die buiten het bestel valt van wat toelaatbaar wordt geacht binnen de gedragswetenschappen.
Het hof ziet in de weging van de in dit rapport vermelde analyses gelet op hetgeen het hof overigens heeft vastgesteld in verband met de betrouwbaarheid en mede gelet ook op het alsnog aan de orde te stellen steunbewijs geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen en heeft deze verklaringen als bewijs gebruikt.
C. Steunbewijs
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat, behoudens de aangiftes, elke directe betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde seksueel binnendringen (1.A.1, 1.B.1, 2.A.1 en 2.B.1) ontbreekt, zodat dienaangaande vrijspraak dient te volgen.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
C.1. Algemeen
Het hof stelt voorop dat het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bewijsminimum, de zogeheten unus testis nullus testis-regel, volgens vaste jurisprudentie betekent dat het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige/aangever. Een belastende verklaring moet in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarbij heeft te gelden dat de vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan zich niet in algemene zin laat beantwoorden, maar een beoordeling van het concrete geval vergt.
Zedenzaken als de onderhavige kenmerken zich over het algemeen door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen; het beweerdelijke slachtoffer en de beweerdelijke dader. Wanneer de verdachte ontkent, betekent dat meestal dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. In een dergelijke situatie, kan de verklaring van het slachtoffer in combinatie met een geringe mate van steunbewijs echter voldoende wettig bewijs opleveren.
Als steunbewijs van de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komt in aanmerking dat op basis van de stukken in het dossier is komen vast te staan dat verdachte als huisvader fungeerde en dat moeder een fulltime baan had en dus overdag niet thuis was. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep van 11 juli 2012 verklaard dat zijn toenmalige echtgenote [getuige 2] full-time buitenshuis werkte en verdachte zelf overdag thuis was. Zodoende staat naar het oordeel van het hof vast dat de tijd en gelegenheid voor verdachte hebben bestaan om zich aan de ten laste gelegde seksuele handelingen ten aanzien van zijn inwonende en schoolgaande stiefkinderen in de woning schuldig te maken. Tekenend hierbij is het volgende antwoord van [slachtoffer 1] op de vraag “Op welke dagen gebeurde die seksuele dingen”.
Antwoord: “Op verschillende dagen maar nooit in het weekend want dan was mama thuis.” (dossierpagina 38).
Ten slotte overweegt het hof dat de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steun vinden in de verklaringen van getuigen met betrekking tot de eerste reactie van verdachte op het moment dat hij wordt geconfronteerd met de beschuldigingen van aangeefsters.
- De verklaring van [getuige 2], afgelegd bij de politie op 31 augustus 2010 luidt - voor zover hier van belang - als volgt (dossierpag. 98):
“Ik heb hem (het hof begrijpt: verdachte) ermee geconfronteerd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij [getuige 1] en [getuige 3] hadden aangegeven dat ze structureel seksueel misbruikt waren door hem. En toen zei hij: “Dat ontken ik niet””.
- De verklaring van [getuige 3], afgelegd bij de politie op 3 augustus 2010 luidt - voor zover hier van belang - als volgt (dossierpag. 93):
“Papa vroeg wat er aan de hand was. [getuige 2] zei dat ze van ons had gehoord dat hij zijn handen niet van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af had kunnen houden. Ik zag dat papa in zijn burostoel ging zitten en met een sleutelbos begon te tikken. Ik weet nog precies wat hij vervolgens zei: “Ja, misschien heb ik dat wel gedaan ja”.”
- De verklaring van [getuige 1], afgelegd bij de politie op 22 juli 2010 luidt - voor zover hier van belang - als volgt (dossierpag. 77-78):
“In aanwezigheid van [getuige 2] hebben wij papa verteld wat er speelde. [getuige 3] vroeg of hij (papa) zijn handen niet thuis had kunnen houden bij [slachtoffer 1]. Ik zag dat papa nerveus werd. Vervolgens zei hij “misschien heb ik dat wel gedaan ja”.”
C.2. In het bijzonder ten aanzien van [slachtoffer 1]
Ter ondersteuning van de aangifte van [slachtoffer 1] neemt het hof voorts in aanmerking de op de computer van verdachte aangetroffen naaktfoto’s van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard (proces-verbaal van verhoor d.d. 19 juli 2010, dossierpag. 46 e.v.) dat verdachte naaktfoto’s van haar had gemaakt in de ouderlijke slaapkamer. Op de vraag wat er gebeurde na het maken van de foto’s heeft [slachtoffer 1] in haar verklaring (dossierpag. 51) geantwoord:
”Dan ging [verdachte] mij masseren. Daarna gebeurde wat ik in mijn vorige verklaring bij mijn aangifte heb verteld.”
Het daadwerkelijk aantreffen van de foto’s op een computer van verdachte draagt naar het oordeel van het hof bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1].
Hoewel het enkel maken van naaktfoto’s van een minderjarige geen ontucht in de zin van artikel 249 Wetboek van Strafrecht hoeft op te leveren, overweegt het hof dat het maken van naaktfoto’s in de context, zoals hiervoor opgenomen, deel uitmaakt van het geheel van de ontuchtige handelingen (feit onder 1.A.2).
C.3. In het bijzonder ten aanzien van [slachtoffer 2]
Ter ondersteuning van de aangifte van [slachtoffer 2] neemt het hof in aanmerking de verklaring van [getuige 4], destijds buurvrouw van verdachte, afgelegd bij de politie op 22 maart 2011. De [getuige 4] heeft - voor zover van belang - als volgt verklaard: “Het was in 2010 en ik schat ongeveer 2 of 3 maanden voor de zomervakantie. Ik kwam achterom bij de familie [achternaam verdachte]. (…) Ik zag dat [voornaam verdachte] achter zijn computer in een bureaustoel zat met zijn benen van het bureau af naar rechts gedraaid. Ik zag dat [slachtoffer 2] naast zijn bureau en voor [voornaam verdachte] stond. Ik zag dat [voornaam verdachte] met beide handen de beide borsten van [slachtoffer 2] vasthad. [voornaam verdachte] zei niets toen ik binnen kwam maar ik merkte wel dat hij schrok.”
[slachtoffer 2] heeft op 28 maart 2011 bij de politie verklaard dat de verdachte toen buurvrouw [getuige 4] binnenkwam over haar kleding heen aan haar borsten zat (proces-verbaalnummer: PL2233 2010100320-46, welk proces-verbaal niet is opgenomen in het einddossier met doorlopende paginanummering).
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat, nu niet is gebleken van een handeling van medische aard, dit betasten van de borsten in strijd is met de sociaal-ethische norm en dus als een ontuchtige handeling dient te worden aangemerkt.
Voorts acht het hof ter ondersteuning van de verklaring van [slachtoffer 2] van belang de verklaring van [getuige 5], zijnde een oude schoolvriendin van [slachtoffer 2]. Uit het proces-verbaal van verhoor van [getuige 5], opgemaakt door de verbalisanten H.J.P.M. Reulen en P.W.J.A. van den Eijnde d.d. 30 september 2010 (dossierpag. 156) blijkt het volgende: “[slachtoffer 2] heeft tegen mij verteld toen ik samen met haar in groep 8 van de lagere school zat dat ze seksueel misbruikt werd door haar vader [verdachte]. Ik kan me nog herinneren dat [slachtoffer 2] mij dit vertelde kort nadat wij op school seksuele voorlichting hadden gehad.(…) Zij heeft mij verteld dat het al langere tijd aan de gang was. (…) [slachtoffer 2] heeft mij onder meer verteld dat ze door [verdachte] verkracht werd op zijn kamer en in de douche. Ook op de middelbare school heeft [slachtoffer 2] met mij gesproken over het misbruik (…) dat dit nog steeds gebeurde.”
Gelet op het vorenstaande onder A., B. en C. is het hof - met de advocaat-generaal en de rechter in eerste aanleg - van oordeel dat de ten laste gelegde seksuele handelingen, met inbegrip van het seksueel binnendringen, in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen wordt gekwalificeerd als:
1.A.1.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
1.A.2.
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
1.B.1.
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
1.B.2.
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen wordt gekwalificeerd als:
2.A.1.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2.A.2.
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd
2.B.1.
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
2.B.2.
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof bij de bepaling van de straf in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat de verdachte gedurende periodes van respectievelijk negen en drie en een half jaren zijn destijds minderjarige stiefdochters ernstig en frequent seksueel heeft misbruikt;
- de omstandigheid dat de verdachte door het plegen van deze feiten de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochters in ernstige mate heeft geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later zeer nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden;
- de omstandigheid dat verdachte door zijn handelwijze bovendien misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem als volwassene en als stiefvader van de slachtoffers mocht worden gesteld;
- de omstandigheid dat de verdachte zich kennelijk geen enkele rekenschap heeft gegeven van de belangen van de slachtoffers en slechts uit was op het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens.
In verband met de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 11 juni 2012, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake van zedendelicten is veroordeeld.
Voorts houdt het hof rekening met de inhoud van de omtrent verdachte opgemaakte rapporten door C.G. Huisman, psychiater en drs. J.J.M. Kampkes, psycholoog. In het bijzonder acht het hof het volgende van belang.
Door Huisman is bij Pro Justitia rapportage d.d. 3 mei 2010 een onderzoek ingesteld naar de persoonlijkheid van de verdachte. Een door Huisman opgemaakte aanvulling van 8 november 2012 op voornoemd rapport houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in (pag. 17-18):
“Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. In DSM-IV-TR termen geclassificeerd als een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze was aanwezig tijdens het tenlastegelegde indien en voorzover bewezen. (…)
Gezien betrokkenes ontkennende positie onthoudt onderzoeker zich van een concreet advies omtrent de mate van toerekening. (…)
Onderzoeker is somber voor wat betreft eventuele behandelmogelijkheden voor betrokkenes ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis met ook nog enkele antisociale kenmerken in de persoonlijkheidsopbouw. In 7 onder ‘interventieadvies en condities’ beargumenteert onderzoeker waarom hij uw College adviseert om, ondanks de aanwezigheid van psychopathologie en het aanwezige beperkte recidiverisico, bij persisterende ontkenning van betrokkene hem louter af te straffen.”
Drs. Kampkes heeft bij de rapportage psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 26 april 2012 een onderzoek ingesteld naar de persoonlijkheid van de verdachte. Een door Kampkes opgemaakte aanvulling op voornoemd rapport d.d. 20 november 2012 houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in (pag. 7-9):
“Er is bij betrokkene geen ziekelijke stoornis vastgesteld. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, diagnostisch omschreven als een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. (…)
Er is een doorwerking van de narcistische persoonlijkheidspathologie in het delictgedrag – indien bewezen – te veronderstellen, daar deze pathologie al bestond voorafgaand aan het tenlastegelegde. Persoonlijkheidspathologie heeft op alle levensgebieden invloed en er is voldoende informatie om er vanuit te gaan dat dit ook op het seksuele gedrag van betrokkene invloed gehad heeft. (…)
Gezien de ontkennende houding van betrokkene is het echter lastig om concrete uitspraken te doen over de wijze waarop deze pathologie in deze specifieke casus van invloed is geweest op het tenlastegelegde. De pathologie beïnvloedt het gedrag van betrokkene in ieder geval in enige mate. (…)
Vanwege het bovenstaande en met name de onduidelijkheid op welke wijze de pathologie van betrokkene deze concrete gedragingen – indien bewezen – heeft vormgegeven, kan een advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van betrokkene niet gegeven worden. (…)
Een effectieve behandeling van deze vorm van persoonlijkheidspathologie is binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg, en dus bij personen met een eigen hulpvraag, al moeilijk te realiseren. Een forensische behandelinstelling zal daarnaast moeten werken met een persoon met een gebrek aan ziektebesef, ziekte-inzicht en aan motivatie tot verandering.
Wil een behandeling kans van slagen hebben dan dient die meest langdurig – meerdere jaren – te zijn en zeer waarschijnlijk klinisch plaats te vinden. (…) Zelfs indien deze uiterste maatregel (hof: TBS met dwangverpleging) zou worden opgelegd, kan geen zekerheid gegeven worden dat de persoonlijkheidspathologie van betrokkene veranderbaar zal blijken. (…) Aangezien die motivatie en daaronder het ziekte-inzicht ontbreken, wordt behandeling in het kader van een maatregel met voorwaarden (…) dan wel ambulante behandeling afgeraden.
(…)
Voor het overige lijkt betrokkene wel deels gevoelig voor een sanctie en daarmee voor een strafrechtelijke afdoening indien hij (deels) verantwoordelijk wordt gehouden voor het tenlastegelegde indien bewezen. Hij zal zeer waarschijnlijk in de toekomst proberen een hernieuwde sanctie te voorkomen. Wellicht zou dat zijn gedrag – indien bewezen – in enige mate kunnen afremmen en daarmee hernieuwde – indien bewezen – strafbare feiten kunnen voorkomen, waarmee een strafrechtelijke afdoening ook effectief zou kunnen blijken om de kans op grensoverschrijdingen door betrokkene in de toekomst af te remmen.”
Het hof verenigt zich met de conclusies van voornoemde deskundigen dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de bewezen verklaarde feiten.
Alles overziende en in aanmerking genomen de rapporten van de deskundigen Huisman en Kampkes kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan door de advocaat-generaal gevorderd, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Deze straf is ook door de eerste rechter opgelegd.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn afgewogen tegen de ernst van de bewezen verklaarde feiten, niet van dien aard dat kan worden volstaan met een oplegging van een gevangenisstraf als waar door de raadsman om is verzocht.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven stand-alone computer van het merk Apple, waarop de naaktfoto’s van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen, zal worden onttrokken aan het verkeer, nu hierop digitale bestanden staan die door middel van het onder 1.A.2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen, en aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de overige in beslaggenomen voorwerpen (dvd’s, notebook merk Apple, twee externe harde schijven).
Vordering van de benadeelde partij [A]
De benadeelde partij [A] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [A] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011, zoals gevorderd.
Gelet op de aard, de ernst en de duur van het seksuele misbruik, zoals daarvan blijkt uit de bewezenverklaring, acht het hof de gevorderde immateriële schadevergoeding zonder meer billijk.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [B]
De benadeelde partij [B] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [B] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011, zoals gevorderd.
Gelet op de aard, de ernst en de duur van het seksuele misbruik, zoals daarvan blijkt uit de bewezenverklaring, acht het hof de gevorderde immateriële schadevergoeding zonder meer billijk.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36c, 36f, 57, 60a, 244, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof
onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een computer, merk Apple, 31-280210.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- dvd's
- notebook, merk Apple, 31-280215
- twee externe harde schijven.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.500,- (vierduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [A], een bedrag te betalen van € 4.500,- (vierduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.000,- (elfduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [B], een bedrag te betalen van € 11.000,- (elfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. Verhoeven-van der Heijden, griffier,
en op 11 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.