ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1928

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
20-003638-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Opiumwet met betrekking tot cocaïneverkoop en -bezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De verdachte is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet, specifiek voor het voorbereiden van de verkoop van cocaïne en het opzettelijk voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne. De feiten vonden plaats op 12 maart 2011 in de gemeente Heerlen, waar de verdachte twee jongens uit Duitsland benaderde met de vraag of zij drugs wilden kopen. Hij nam hen mee naar zijn woning, haalde daar 9 gram cocaïne en ging terug naar de auto om de drugs te verkopen. Het hof overweegt dat de verdachte zich bewust moest zijn van de kans dat de cocaïne door de jongens naar Duitsland zou worden meegenomen, gezien de hoeveelheid die hij hen wilde verkopen. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij een 'first offender' is en onder behandeling staat van een psychiater. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van drugshandel en de risico's voor de gezondheid van gebruikers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003638-11
Uitspraak : 20 februari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 21 september 2011 in de strafzaak met parketnummer 03-830067-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van - kort weergegeven - (feit 1 subsidiair) poging tot het medeplegen van het verkopen van harddrugs en (feit 2) het aanwezig hebben van harddrugs, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 12 maart 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), [persoon 1] en/of [persoon 2] aangesproken en meegedeeld verdovende middelen te kunnen leveren en/of (vervolgens) voormelde personen met een auto naar de plaats vervoerd waar die verdovende middelen zich bevonden en/of vervolgens die verdovende middelen uit een woning gehaald en naar de auto gebracht waarin die [persoon 1] en/of [persoon 2] zich bevonden;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 12 maart 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte tezamen met een ander of anderen, althans alleen, voorgenomen misdrijf om opzettelijk te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken aan [persoon 1] en/of [persoon 2] (ongeveer) 9 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk die [persoon 1] en/of [persoon 2] meegedeeld verdovende middelen te kunnen leveren en/of vervolgens voormelde personen naar de woning vervoerd waar die verdovende middelen zich bevonden en/of (vervolgens) die verdovende middelen uit die woning gehaald en/of (daarna) naar de auto gebracht waarin die [persoon 1] en/of [persoon 2] zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2011 in de gemeente Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 0,57 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 12 maart 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren van cocaïne, en een feit als bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen, anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, hebbende verdachte en verdachtes mededader, [persoon 1] en [persoon 2] aangesproken en meegedeeld verdovende middelen te kunnen leveren en vervolgens voormelde personen met een auto naar de plaats vervoerd waar die verdovende middelen zich bevonden en vervolgens die verdovende middelen uit een woning gehaald en naar de auto gebracht waarin die [persoon 1] en [persoon 2] zich bevonden;
2.
hij op 12 maart 2011 in de gemeente Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Uit het verhandelde ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken.
Op zaterdag 12 maart 2011 waren verbalisanten Hanssen en Vossenberg in de gemeente Heerlen aan het surveilleren in het kader van project ‘Doen’ (Drugs Overlast Effe Niet), een project met onder meer als doelstelling het ontmoedigen van drugstoerisme. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat rondom de Harmoniestraat veel gedeald werd. Verbalisanten zagen op een parkeerplaats bij de Steenberglaan/ Harmoniestraat te Heerlen een grijskleurige Ford Focus staan. Bij de auto stonden drie mannen, onder wie de later als verdachte aangemerkte [medeverdachte], hun ambtshalve bekend als harddrugsrunner en dealer.
De verbalisanten zagen dat de twee andere personen buitenlandse types waren met een Zuid-Europees en een Noord-Afrikaans uiterlijk.
De mannen keken herhaaldelijk in de richting van een flat aan de Harmoniestraat. De verbalisanten zagen dat [medeverdachte] herhaaldelijk telefoneerde met een gsm.
Een van de verbalisanten zag uit een portiek de later als verdachte aangemerkte [verdachte] komen. Later bleek dat het portiek toegang gaf tot de woning [adres], de woning van verdachte.
De verbalisanten zagen dat de mannen allemaal richting de flat en richting [verdachte] keken en dat [verdachte] naar de andere mannen toe rende. Alle mannen stapten in de auto, [verdachte] als bestuurder en [medeverdachte] naast hem als bijrijder. De twee andere mannen zaten achterin. Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat runners klanten ophalen, vaak bij NS-stations, en vaak ver buiten het cameragebied in een woning drugs halen en de klanten na de deal weer terugbrengen.
Nadat verbalisanten de Ford Focus de doorgang hadden belemmerd en tot stilstand hadden gedwongen, vorderde verbalisant Hanssen van de verdachte de uitlevering van verdovende middelen. [verdachte] overhandigde daarop aan verbalisant Hanssen een zevental seals met een stof die qua verschijningsvorm op cocaïne leek. [verdachte] is vervolgens aangehouden wegens vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
Op het politiebureau vorderde Hanssen nogmaals uitlevering van verdovende middelen, waarop [verdachte] mededeelde dat hij nog ‘wat’ in zijn onderbroek had. [verdachte] overhandigde verbalisant Hanssen daarop een bolletje dat qua uiterlijke verschijningsvorm op cocaïne leek (p. 15-16).
[persoon 1] heeft bij de politie verklaard (p. 61) dat hij met [persoon 2] in Eygelshoven door verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] is aangesproken. [verdachte] en [medeverdachte] boden hen alle drugs aan die zij wilden kopen. Hierop zijn [persoon 1] en [persoon 2] bij [verdachte] en [medeverdachte] in de auto gestapt en naar de flat van [verdachte] gereden. [persoon 2] heeft tevens verklaard (p. 55) dat hij met [persoon 1] in Eygelshoven werd aangesproken door [verdachte] en [medeverdachte]. Voorts heeft [persoon 2] verklaard dat hij wist dat ze naar de woning gingen om drugs te halen.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard (p. 58) dat hij met [medeverdachte] de twee andere mannen die in de auto zaten ([persoon 1] en [persoon 2]) heeft opgehaald tegenover het station in Eygelshoven en vervolgens naar de woning van [verdachte] zijn gereden alwaar [verdachte] 10 gram cocaïne had liggen. [verdachte] heeft in zijn woning 10 gram cocaïne gepakt en meegenomen naar zijn auto. [verdachte] wilde deze 10 gram cocaïne verkopen aan [persoon 1] en [persoon 2] in zijn auto voor 45 euro per gram. [verdachte] zou na deze transactie de Duitse klanten vermoedelijk bij een taxi of zo afzetten.
Het hof is van oordeel dat uit de vorenstaande omschreven gedragingen van verdachte blijkt dat bij verdachte het opzet heeft bestaan om de in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet bedoelde misdrijven, te weten het opzettelijk vervoeren van cocaïne alsmede het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden of te bevorderen, door de uit Duitsland komende [persoon 1] en [persoon 2] te trachten te bewegen cocaïne buiten het grondgebied van Nederland te brengen. De verdachte heeft namelijk met zijn mededader [persoon 1] en [persoon 2], meegenomen naar de Harmoniestraat om aan hen 10 gram cocaïne te verkopen. Verdachte, die heeft verklaard al zeven maanden verdovende middelen te verkopen, moet hebben geweten dat deze hoeveelheid de gewone gebruikershoeveelheid te boven gaat. Mede gelet op het feit dat de verdachte wist dat deze twee klanten uit Duitsland kwamen, kan het dan ook niet anders dan dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de waarschijnlijkheid dat deze cocaïne tenminste ten dele door de twee klanten mee naar Duitsland zou worden genomen. Door desondanks tot de verkoop over te gaan, heeft verdachte deze waarschijnlijke consequentie ook aanvaard.
Verder heeft verdachte getracht de kopers uit Duitsland te bewegen om - na de koop - opzettelijk de cocaïne te vervoeren, immers de bedoeling was dat de kopers de cocaïne zouden meenemen en dat verdachte hen zou afzetten bij ‘een taxi of zo’.
Het hof is voorts van oordeel dat gelet op onder meer de verklaring van verdachte bewezen is dat verdachte op 12 maart 2011 opzettelijk ongeveer 16 gram cocaïne voorhanden heeft gehad: 9 gram in zijn kleding bij aanhouding en 7,53 gram die na zijn aanhouding nog in zijn woning is aangetroffen. Het hof is echter van oordeel dat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte die dag tevens 0,57 gram heroïne voorhanden heeft gehad. De 0,57 gram heroïne is aangetroffen in de kelder van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat een jongen - ‘Omar’ - de kelder van verdachte heeft gebruikt in ruil voor EUR 50,-. Onvoldoende blijkt dat verdachte wist - al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet - dat er heroïne in zijn kelder aanwezig was. Het hof zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot 9 gram cocaïne die de verdachte bij aanhouding bij zich droeg:
Eendaadse samenloop van:
1. Een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen.
en
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Met betrekking tot 7,53 gram cocaïne aangetroffen in de woning van verdachte:
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De raadsvrouwe heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Daartoe heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat verdachte inzake de Opiumwet een ‘first offender’ is. Tevens staat verdachte onder behandeling van een psychiater en is zijn vriendin in verwachting van hun kind.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de harddrugshandel. De door verdachte gepleegde handelingen bevorderen het internationale drugstoerisme, welke handel de internationale rechtsorde ontregelt en maatschappelijke overlast veroorzaakt. Harddrugs als de onderhavige kan, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen. Tevens houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard zich al zeven maanden bezig te houden met de verkoop van verdovende middelen (p. 59).
Het hof houdt voor wat betreft de persoon van verdachte in het bijzonder rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 3 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, is het hof - anders dan de raadsvrouwe - van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 20 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.