ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
20-003358-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor bedreiging met vuurwapen in het kader van een conflict over lening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor medeplegen van diefstal met geweld of afpersing. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, namelijk diefstal met geweld, omdat het hof oordeelde dat de lezing van de verdachte niet als ongeloofwaardig terzijde kon worden gesteld. De verdachte had verklaard dat er geen sprake was van een overval, maar van een conflict over de terugbetaling van een lening in het kader van hennepteelt. Aangever had vrijwillig een geldbedrag aan de verdachte en zijn broer overhandigd ter voldoening van die lening. Pas na deze overhandiging trok de verdachte een vuurwapen. De verklaring van de aangever, die stelde dat het geld onder bedreiging van een vuurwapen was afgenomen, werd niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.

Het hof heeft de verdachte wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde bedreiging met een vuurwapen. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat het hof niet aannemelijk achtte dat de verdachte werd aangevallen door de aangever of diens familieleden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 244 dagen, met aftrek van voorarrest. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er geen causaal verband was tussen de bewezen verklaarde bedreiging en de afgifte van het geldbedrag. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003358-12
Uitspraak : 20 februari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-849092-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
thans verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught.
Hoger beroep
Bij het beroepen vonnis werd de verdachte ter zake van - kort gezegd - medeplegen van diefstal met geweld of afpersing, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest. Voorts werd het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde. Voorts is bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof - anders dan de rechtbank - niet komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 september 2012 - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 8 februari 2012 te ‘s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van 3380 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A] en/of een of meer anderen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 8 februari 2012 te ‘s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 3380 EUR), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [A] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de buikstreek, althans het lichaam, van [A] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens) dit vuurwapen, althans dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben doorgeladen en/of dit vuurwapen in de richting van één of meer aldaar aanwezige personen heeft/hebben gehouden en daarbij heeft/hebben gezegd: “Kom we gaan in de auto even rijden.” en/of “Beweeg je niet.” en/of “Raak mij niet aan anders ben je zelf verantwoordelijk voor wat er met je gebeurt.” en/of “Waag het niet, anders schiet ik op je familie.” en/of “Niet naar ons toekomen, anders schiet ik.”;
subsidiair:
hij op of omstreeks 8 februari 2012 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [A] getoond en/of (vervolgens) dit vuurwapen op de buikstreek, althans het lichaam, van voornoemde [A] gericht gehouden en/of (vervolgens) dit vuurwapen doorgeladen en/of dit vuurwapen in de richting van een of meerdere aldaar aanwezige pers(o)on(en) gehouden en/of een aldaar aanwezige persoon getracht te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De hierna vermelde pagina’s verwijzen naar het dossier van de regiopolitie Brabant Noord, registratienr. PL21XO 2012014256, sluitingsdatum 29 maart 2012, met bijlagen, bestaande uit doorgenummerde pagina’s 1-142.
A.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
A.1
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aangever [A] op 8 februari 2012 omstreeks 18.30 uur met onder anderen [B], [C] (broers van aangever) en [D] (familie van de vrouw van aangever) aanwezig was in de woning op de [adres] te ’s-Hertogenbosch, zijnde de woning van de zus van aangever. Aangever was in het bezit van een plastic tas met een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte en zijn broer [S], tevens medeverdachte, zijn deze woning binnengekomen. In de woning heeft de verdachte op enig moment een vuurwapen tevoorschijn gehaald en dit gericht op aangever en vervolgens op [B], [C] en [D].
A.2
Over de gang van zaken in de woning lopen de lezingen van de aangever enerzijds en van de verdachte en diens broer anderzijds uiteen.
A.3
De aangifte van [A] van 8 februari 2012 (pag. 87-90) houdt - kort en zakelijk weergegeven - in dat de verdachte en diens broer de woning binnenkwamen. Aangever bevond zich in de woonkamer. [B], [C] en [D] bevonden zich op dat moment elders in de woning. De verdachte verzocht aangever om mee te gaan naar zijn auto. Toen aangever dit weigerde, trok de verdachte een pistool en richtte dit op aangever. Aangever begon te schreeuwen, waarna zijn familieleden naar de woonkamer kwamen. De verdachte richtte het pistool toen op hen. Aangever had een contant geldbedrag van EUR 3.380,--, opgevouwen in een plastic zak, in zijn broekzak. Dit geld had aangever gekregen van de Sociale Dienst om zijn woning in te richten. De medeverdachte heeft dit geld uit aangevers broekzak gepakt terwijl de verdachte aangever met het pistool bedreigde. De verdachte en diens broer (medeverdachte) hebben vervolgens de woning verlaten, aldus de aangifte.
A.4
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2013 - kort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. De verdachte had een bedrag van EUR 5.000,-- geleend aan aangever. Met dit geld is een hennepkwekerij ingericht in de woning van aangever. Aangever zou dit bedrag, vermeerderd met 20% van de winst uit de kwekerij, terugbetalen na de eerste oogst. Op 8 februari 2012 gingen de verdachte en zijn broer naar de woning [adres] te ’s-Hertogenbosch met de bedoeling om samen met aangever de hennep in de kwekerij, de eerste oogst, te knippen. Aangever deelde hen mede dat de hennep reeds geknipt was. De verdachte en zijn broer geloofden dit niet en zijn naar de woning van aangever gegaan om te zien of er inderdaad geknipt was. Dat bleek het geval. Teruggekeerd bij de [adres], hebben de verdachte en zijn broer aan aangever gevraagd waar de hennep was. Aangever antwoordde dat die reeds verkocht was maar dat hij wel het geld had. Vervolgens is aangever naar boven gegaan en heeft een plastic tas met geld gehaald. In de woonkamer heeft hij die overhandigd aan de broer van de verdachte (medeverdachte). De verdachte en diens broer keken in de tas en zeiden tegen aangever dat het minder was dan het overeengekomen bedrag dat hij zou terugbetalen. De verdachte en zijn broer wilden toen dat aangever met hen mee zou gaan naar degene aan wie hij de hennep had verkocht. Op dat moment kwamen de familieleden van aangever, die zich boven in de woning hadden bevonden, naar beneden. De verdachte heeft een pistool getrokken en dit gericht op aangever, [B], [C] en [D]. De verdachte en zijn broer hebben vervolgens de woning verlaten met de door aangever overhandigde tas met het geldbedrag. Vervolgens hebben zij nog gewacht tot aangever naar buiten zou komen.
A.5
Het hof stelt vast dat de medeverdachte reeds in zijn eerste politieverhoor op 8 februari 2012 (pag. 33-35), kort na het ten laste gelegde, heeft verklaard over een handel tussen aangever en hem, dat aangever hem geld verschuldigd was, dat aangever hem daarom geld gaf maar dat dit te weinig was en dat daarover toen een conflict is ontstaan.
In zijn daarop volgende verhoren op 9 februari 2012 (pag. 38-40) en 16 februari 2012 (pag. 41-43) heeft hij daarover nader verklaard, in die zin dat het ging om de terugbetaling (plus 20% winst) van een bedrag van EUR 5.000,-- dat geleend was om hennep te kunnen kweken in de woning van aangever, zij het dat de medeverdachte in die eerste verhoren nog heeft ontkend dat zijn broer ook in de woning aanwezig was.
In het verhoor van 29 maart 2012 (pag. 44-45) heeft de medeverdachte verklaard dat ook zijn broer erbij betrokken was.
Dat de medeverdachte aanvankelijk over de betrokkenheid van zijn broer gelogen heeft, kan worden verklaard doordat hij zijn broer - die toen nog niet was aangehouden - kennelijk niet wilde belasten. Het feit dat de medeverdachte op dit onderdeel aanvankelijk leugenachtig heeft verklaard, brengt daarom naar het oordeel van het hof nog niet mede dat zijn verklaring voor het overige geen geloof verdient.
A.6
Het hof stelt voorts vast dat [B], [C] en [D], die zowel bij de politie op 8 februari 2012 als door de rechter-commissaris op 9 juli 2012 zijn gehoord, geen van allen hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de medeverdachte een tas met een geldbedrag uit de broekzak van aangever heeft gepakt.
[D] heeft daarentegen bij de politie (pag. 115) en bij de rechter-commissaris desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hij niet heeft gezien dat er een geldbedrag van aangever werd weggenomen. Ook [B] verklaarde bij de rechter-commissaris desgevraagd dat hij niet heeft gezien dat de medeverdachte een geldbedrag uit de broekzak van aangever heeft gehaald.
Een en ander is van belang, nu de aangifte van [A] - evenals zijn verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 9 juli 2012 - inhoudt dat het door de medeverdachte wegnemen van het geldbedrag heeft plaatsgevonden nadat [B], [C] en [D] zich naar de woonkamer hadden begeven.
A.7
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de lezing van de verdachte niet als ongeloofwaardig terzijde kan worden gesteld.
De lezing van de verdachte houdt - kort gezegd - in dat er geen sprake is geweest van een overval maar van een conflict over de terugbetaling van een lening in het kader van hennepteelt, waarbij aangever - voordat er sprake was van dreiging met een vuurwapen of ander geweld - vrijwillig een geldbedrag aan de verdachte en zijn broer heeft overhandigd ter voldoening van die lening. Pas na overhandiging van dat geldbedrag, toen bleek dat het minder was dan hetgeen aangever verschuldigd was, heeft de verdachte een vuurwapen getrokken.
De andersluidende verklaring van aangever, inhoudende dat de medeverdachte het geldbedrag uit zijn broekzak heeft gepakt en dat dit gebeurde onder bedreiging van een vuurwapen, staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
A.8
Het hof acht, onder deze omstandigheden, niet bewezen dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening het in de tenlastelegging bedoelde geldbedrag (door bedreiging met geweld) heeft weggenomen, dan wel dat hij door bedreiging met geweld aangever heeft gedwongen tot de afgifte daarvan.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2012 te 's-Hertogenbosch, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen aan voornoemde [A] getoond en dit vuurwapen op de buikstreek van voornoemde [A] gericht gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [A] en diens broers hem aanvielen en dat hij het pistool heeft getrokken om hen op afstand te houden, derhalve ter verdediging.
Het hof acht echter niet aannemelijk geworden dat de verdachte werd aangevallen door [A] en/of diens familieleden. Voor een dergelijke aanval is - buiten de verklaring van de verdachte zelf - geen steun te vinden in de diverse afgelegde verklaringen, die van de broer van de verdachte daaronder begrepen. Daarom is niet aannemelijk dat de bewezen verklaarde bedreiging uit noodweer werd gepleegd.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat bij de bedreiging gebruik is gemaakt van een vuurwapen en dat de bedreiging zich in een woning heeft afgespeeld;
- de omstandigheid dat familieleden van het slachtoffer die zich toevallig in de woning bevonden, en die niets met het conflict tussen de verdachte en het slachtoffer te maken hadden, ook met het vuurwapen zijn bedreigd;
- het gegeven dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 december 2012 reeds meerdere malen werd veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder bedreiging en vuurwapenbezit (pag. 10/20).
Het hof acht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest passend en geboden.
Het hof komt tot een oplegging van een substantieel lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof niet komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [A] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.340,--. Het hof begrijpt dat de vordering bestaat uit het geldbedrag dat zou zijn weggenomen.
Deze vordering is in eerste aanleg niet toegewezen.
De benadeelde partij heeft bij aan het ressortsparket retour gezonden wensenformulier d.d. 4 januari 2013, zo begrijpt het hof, zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van zijn oorspronkelijke vordering en te kennen gegeven dat hij de vordering wenst te verhogen met een bedrag van EUR 5.000,--.
Wat de vermeerdering van de vordering in hoger beroep betreft, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen omdat de wet een dergelijke vermeerdering niet toelaat.
In het overige gedeelte van de vordering kan de benadeelde partij evenmin worden ontvangen, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en de gevorderde schade niet rechtstreeks is toegebracht door de subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde bedreiging. Er bestaat immers, zoals hiervoor overwogen met betrekking tot de vrijspraak van het primair ten laste gelegde, geen causaal verband tussen de bedreiging met het vuurwapen en de daaraan voorafgegane afgifte van het geldbedrag.
Ten overvloede overweegt het hof dat het geldbedrag, dat zou zijn weggenomen en waarop de vordering betrekking heeft, blijkens het dossier EUR 3.300,-- beloopt (pag. 134-137) en dat dit bedrag reeds is teruggegeven aan de benadeelde partij (pag. 15).
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders subsidiair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 244 (tweehonderdvierenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [A] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Buhrs-Platschorre, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. J.A. van Zon, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 20 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.A. van Zon is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.