Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003375-12
Uitspraak : 20 februari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-845035-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
ten tijde van de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 6 februari 2013 gedetineerd in de P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Bij het beroepen vonnis werd de verdachte ter zake van - kort gezegd - medeplegen van diefstal met geweld of afpersing, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts werd de benadeelde partij ten dele niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en werd die vordering voor het overige afgewezen. Ten slotte werd beslist over het beslag.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en met dien verstande dat alsnog de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd. Dienaangaande heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 2.000,-- aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof - anders dan de rechtbank - niet komt tot een bewezenverklaring.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 mei 2012 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 februari 2012 te ‘s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van 3380 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A] en/of een of meer anderen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 8 februari 2012 te ‘s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 3380 EUR), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [A] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de buikstreek, althans het lichaam, van [A] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens) dit vuurwapen, althans dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben doorgeladen en/of dit vuurwapen in de richting van één of meer aldaar aanwezige personen heeft/hebben gehouden en daarbij heeft/hebben gezegd: “Kom we gaan in de auto even rijden.” en/of “Beweeg je niet.” en/of “Raak mij niet aan anders ben je zelf verantwoordelijk voor wat er met je gebeurt.” en/of “Waag het niet, anders schiet ik op je familie.” en/of “Niet naar ons toekomen, anders schiet ik.”;
hij op of omstreeks 8 februari 2012 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [A] getoond en/of (vervolgens) dit vuurwapen op de buikstreek, althans het lichaam, van voornoemde [A] gericht gehouden en/of (vervolgens) dit vuurwapen doorgeladen en/of dit vuurwapen in de richting van een of meerdere aldaar aanwezige pers(o)on(en) gehouden en/of een aldaar aanwezige persoon getracht te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De hierna vermelde pagina’s verwijzen naar het dossier van de regiopolitie Brabant Noord, registratienr. PL21XO 2012014256, sluitingsdatum 29 maart 2012, met bijlagen, bestaande uit doorgenummerde pagina’s 1-142.
A.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
A.1
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aangever [A] op 8 februari 2012 omstreeks 18.30 uur met onder anderen [B], [C] (broers van aangever) en [D] (familie van de vrouw van aangever) aanwezig was in de woning op de [adres] te ’s-Hertogenbosch, zijnde de woning van de zus van aangever. Aangever was in het bezit van een plastic tas met een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte en zijn broer [M], tevens medeverdachte, zijn deze woning binnengekomen. In de woning heeft [M] op enig moment een vuurwapen tevoorschijn gehaald en dit gericht op aangever en vervolgens op [B], [C] en [D].
A.2
Over de gang van zaken in de woning lopen de lezingen van de aangever enerzijds en van de verdachte en diens broer anderzijds uiteen.
A.3
De aangifte van [A] van 8 februari 2012 (pag. 87-90) houdt - kort en zakelijk weergegeven - in dat de verdachte en diens broer de woning binnenkwamen. Aangever bevond zich in de woonkamer. [B], [C] en [D] bevonden zich op dat moment elders in de woning. [M] verzocht aangever om mee te gaan naar zijn auto. Toen aangever dit weigerde, trok [M] een pistool en richtte dit op aangever. Aangever begon te schreeuwen, waarna zijn broers naar de woonkamer kwamen. [M] richtte het pistool toen op hen. Aangever had een contant geldbedrag van EUR 3.380,--, opgevouwen in een plastic zak, in zijn broekzak. Dit geld had aangever gekregen van de Sociale Dienst om zijn woning in te richten. De verdachte heeft dit geld uit aangevers broekzak gepakt terwijl [M] aangever met het pistool bedreigde. De verdachte en diens broer (medeverdachte) hebben vervolgens de woning verlaten, aldus de aangifte.
A.4
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2013 - kort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. [M] had een bedrag van EUR 5.000,-- geleend aan aangever. Met dit geld is een hennepkwekerij ingericht in de woning van aangever. Aangever zou dit bedrag, vermeerderd met 20% van de winst uit de kwekerij, terugbetalen na de eerste oogst. Op 8 februari 2012 gingen de verdachte en zijn broer naar de woning [adres] te ’s-Hertogenbosch met de bedoeling om samen met aangever de hennep in de kwekerij, de eerste oogst, te knippen. Aangever deelde hen mede dat de hennep reeds geknipt was. De verdachte en zijn broer geloofden dit niet en zijn naar de woning van aangever gegaan om te zien of er inderdaad geknipt was. Dat bleek het geval. Teruggekeerd bij de [adres], hebben de verdachte en zijn broer aan aangever gevraagd waar de hennep was. Aangever antwoordde dat die reeds verkocht was maar dat hij nog wel het geld had. Vervolgens is aangever naar boven gegaan en heeft een plastic tas met geld gehaald. In de woonkamer heeft hij die overhandigd aan de verdachte. De verdachte en diens broer keken in de tas en zeiden tegen aangever dat het minder was dan het overeengekomen bedrag dat hij zou terugbetalen. De verdachte en zijn broer wilden toen dat aangever met hen mee zou gaan naar degene aan wie hij de hennep had verkocht. Op dat moment kwamen de broers van aangever, die zich boven in de woning hadden bevonden, naar beneden. De verdachte zag dat zijn broer iets in zijn hand had, maar kon niet zien wat het was. De verdachte hoorde dat er door aangever en diens familieleden “pistool, pistool” geroepen werd. De verdachte en zijn broer hebben vervolgens de woning verlaten met de door aangever overhandigde tas met het geldbedrag. Buiten hebben zij nog gewacht op aangever.
A.5
Het hof stelt vast dat de verdachte reeds in zijn eerste politieverhoor op 8 februari 2012 (pag. 33-35), kort na het ten laste gelegde, heeft verklaard over een handel tussen aangever en hem, dat aangever hem geld verschuldigd was, dat aangever hem daarom geld gaf maar dat dit te weinig was en dat daarover toen een conflict is ontstaan.
In zijn daarop volgende verhoren op 9 februari 2012 (pag. 38-40) en 16 februari 2012 (pag. 41-43) heeft hij daarover nader verklaard, in die zin dat het ging om de terugbetaling (plus 20% winst) van een bedrag van EUR 5.000,-- dat geleend was om hennep te kunnen kweken in de woning van aangever, zij het dat de verdachte in die eerste verhoren nog heeft ontkend dat zijn broer ook in de woning aanwezig was.
In het verhoor van 29 maart 2012 (pag. 44-45) heeft de verdachte verklaard dat ook zijn broer erbij betrokken was.
Dat de verdachte aanvankelijk over de betrokkenheid van zijn broer gelogen heeft, kan worden verklaard doordat hij zijn broer - die toen nog niet was aangehouden - kennelijk niet wilde belasten. Het feit dat de verdachte op dit onderdeel aanvankelijk leugenachtig heeft verklaard, brengt daarom naar het oordeel van het hof nog niet mede dat zijn verklaring voor het overige geen geloof verdient.
A.6
Het hof stelt voorts vast dat [B], [C] en [D], die zowel bij de politie op 8 februari 2012 als door de rechter-commissaris op 9 juli 2012 zijn gehoord, geen van allen hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte een tas met een geldbedrag uit de broekzak van aangever heeft gepakt.
[D] heeft daarentegen bij de politie (pag. 115) en bij de rechter-commissaris desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hij niet heeft gezien dat er een geldbedrag van aangever werd weggenomen. Ook [B] verklaarde bij de rechter-commissaris desgevraagd dat hij niet heeft gezien dat de verdachte een geldbedrag uit de broekzak van aangever heeft gehaald.
Een en ander is van belang, nu de aangifte van [A] - evenals zijn verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 9 juli 2012 - inhoudt dat het door de verdachte wegnemen van het geldbedrag heeft plaatsgevonden nadat [B], [C] en [D] zich naar de woonkamer hadden begeven.
A.7
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de lezing van de verdachte niet als ongeloofwaardig terzijde kan worden gesteld.
De lezing van de verdachte houdt - kort gezegd - in dat er geen sprake is geweest van een overval maar van een conflict over de terugbetaling van een lening in het kader van hennepteelt, waarbij aangever - voordat er sprake was van dreiging met een vuurwapen of ander geweld - vrijwillig een geldbedrag aan de verdachte en zijn broer heeft overhandigd ter voldoening van die lening. Pas na overhandiging van dat geldbedrag, toen bleek dat het minder was dan hetgeen aangever verschuldigd was, heeft [M] een vuurwapen getrokken.
De andersluidende verklaring van aangever, inhoudende dat de verdachte het geldbedrag uit zijn broekzak heeft gepakt en dat dit gebeurde onder bedreiging van een vuurwapen, staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal.
A.8
Het hof acht, onder deze omstandigheden, niet bewezen dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening het in de tenlastelegging bedoelde geldbedrag (door bedreiging met geweld) heeft weggenomen, dan wel dat hij door bedreiging met geweld aangever heeft gedwongen tot de afgifte daarvan.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
B.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
B.1
Vast staat dat slechts de medeverdachte, en niet de verdachte zelf, een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald en dit op aangever heeft gericht. Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde is daarom vereist dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Daarvoor is vereist een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, gericht op de bedreiging van aangever met een vuurwapen.
B.2
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de verdachte vóór het moment waarop zijn broer het pistool in de woning tevoorschijn haalde, wist dat zijn broer een vuurwapen bij zich droeg.
B.3
Het dossier bevat bovendien contra-indicaties voor een nauwe en bewuste samenwerking als hiervoor bedoeld. Immers, uit de verklaring van [C] bij de rechter-commissaris blijkt dat de verdachte “Doe rustig” tegen zijn broer zei toen die het pistool op aangever en vervolgens op [C] richtte. In gelijke zin heeft [D] bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte “Rustig, rustig” tegen zijn broer zei. Het hof ziet hierin een aanwijzing dat het opzet van de verdachte niet was gericht op de bedreiging met een vuurwapen door zijn broer.
B.4
Het hof acht daarom niet bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde.
De benadeelde partij [A] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.380,-- aan materiële schade (het geldbedrag dat zou zijn weggenomen) en EUR 2.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is in eerste aanleg niet toegewezen.
De benadeelde partij heeft bij aan het ressortsparket retour gezonden wensenformulier d.d. 4 januari 2013, zo begrijpt het hof, zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van zijn oorspronkelijke vordering en te kennen gegeven dat hij de vordering wenst te verhogen met een bedrag van EUR 5.000,--.
Wat de vermeerdering van de vordering in hoger beroep betreft, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen omdat de wet een dergelijke vermeerdering niet toelaat.
In het overige gedeelte van de vordering kan de benadeelde partij evenmin worden ontvangen omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten overvloede overweegt het hof dat het geldbedrag, dat zou zijn weggenomen en waarop de vordering mede betrekking heeft, blijkens het dossier EUR 3.300,-- beloopt (pag. 134-137) en dat dit bedrag reeds is teruggegeven aan de benadeelde partij (pag. 15).
Het in beslag genomen pistool, aangetroffen op de speelplaats van een basisschool (pag. 95 en 130) en vermeld op de ten name van de verdachte gestelde beslaglijst d.d. 26 juni 2012, zal aan het verkeer onttrokken worden verklaard. Daartoe overweegt het hof dat bij dit arrest, niettegenstaande de vrijspraak van het ten laste gelegde, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, te weten het voorhanden hebben van dat vuurwapen door een ander dan de verdachte. Het pistool is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen tas.
Van de in beslag genomen muts zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven pistool (goednr. 390364).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven tas met diverse pasjes en papieren (goednr. 390538).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven bruine leren bontmuts (goednr. 390375).
Verklaart de benadeelde partij [A] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Buhrs-Platschorre, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. J.A. van Zon, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 20 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.A. van Zon is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.