8.1.1.In r.o. 3.1.-3.6. van het vonnis van 30 december 2009 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil in beide zaken wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
8.1.2. Dolcis, Invito en Manfield zijn werkmaatschappijen van [Retail Group]. Zij hebben, evenals [Import], [Schoenen] en Evimpex omstreeks juni of juli 2007 schoenen en kleding gekocht van verschillende in Portugal gevestigde leveranciers.
8.1.3. [Retail Group], [Import], [Schoenen] en Evimpex hebben een overeenkomst gesloten met Ebrex tot transport van goederen (voornamelijk schoenen) van Portugal naar Nederland.
8.1.4. [appellante sub 2.] en/of [appellante sub 1.] hebben opdracht van Ebrex gekregen om de schoenen van Portugal naar Nederland te vervoeren. Deze opdracht vermeldde onder meer:
“Laadadres: 1) [tussenpersoon]
(..)
Bijzonderheden: ZORG DAT DE GOEDEREN VASTGEZET EN DROOG AANKOMEN ACHTEROP TRAPSGEWIJS AFSTAPELEN”.
Het vervoer is uiteindelijk verricht door [appellante sub 1.] (hierna: [appellante sub 2.]). [appellante sub 2.] heeft daarbij gebruik gemaakt van twee trailers. De chauffeurs, [chauffeur A.] en [chauffeur B.], hadden op 19 juli 2007 in de buurt van Lissabon twee vliegtuigmotoren gelost. Op 20 juli 2007 in de middag kregen zij de opdracht om de te vervoeren schoenen te laden bij het verzameldepot van [tussenpersoon] in de buurt van Porto, Portugal.
8.1.5. Op 20 juli 2007 zijn de trailers rond 18.00 uur op het laadadres aangekomen. Na enkele uren vertraging is op 21 juli 2007 rond 00.30 uur gestart met het beladen van de trailers met kartonnen dozen (waarin zich de schoenen bevonden). Rond 02.30 uur is het laden afgerond. De chauffeurs zijn vervolgens gaan rijden. Kort daarna is een van de trailers in brand gevlogen en nagenoeg volledig uitgebrand. Korte tijd later heeft ook de andere trailer vlamgevat. Deze trailer is gedeeltelijk uitgebrand. Op instructie van de wegbeheerder zijn de (deels) geredde dozen meegenomen naar een depot. Deze dozen bleken de volgende ochtend te zijn verdwenen. De volledige voor [Retail Group c.s.] bestemde lading is verloren gegaan. Van de voor [Import] bestemde lading is een deel alsnog bij [Import] afgeleverd.
8.1.6. In opdracht van de verzekeraar van [Import] heeft Eurosurvey op 17 augustus 2007 een rapport uitgebracht naar aanleiding van een door haar uitgevoerd onderzoek. Daarin concludeert zij onder meer: “De oorzaak van de brand in de trailer is vooralsnog onbekend, doch er bestaan diverse aanwijzingen, dat deze het gevolg is van sabotage. (…) Hoewel er tot op heden vooralsnog geen enkel hard bewijs is gevonden voor brandstichting, zijn de gebeurtenissen naar onze mening te toevallig om als zodanig te kunnen worden opgevat. (…) Omtrent het motief van de eventuele daders hebben wij e.e.a. met de overige experts besproken, doch wij kunnen niets anders bedenken, dan dat het loodspersoneel mogelijkerwijs niet alle kartons van de partijen en/of deels ledige kartons heeft geladen, om op die wijze de niet geladen goederen ter plaatse te kunnen verkopen.”
8.1.7. De beide trailers zijn in gezamenlijke opdracht van de experts van [Retail Group c.s.], [Import], Ebrex en [appellante sub 2.] onderzocht door [Expertise] Expertise B.V. (hierna: [Expertise]). Daarbij zijn in een van de trailers sporen aangetroffen van amfetamine. [Expertise] heeft uitvoerig gesproken met de beide chauffeurs en hun verklaringen opgenomen. [Expertise] concludeert in haar rapport van 20 maart 2008 onder meer dat:
“- de omschreven branden in beide trailers hebben gewoed op een identieke danwel nagenoeg identieke plaats, namelijk in de trailer tussen de inhoud (…), tegen of in ieder geval in de nabijheid van het kopschot (…);
- een verklaarbare technische oorzaak voor het ontstaan van de brand in de beide trailers niet is aangetroffen en gelet op de ontstaansplaats van deze branden ook kan worden uitgesloten (…);
- de onderhavige branden achtereenvolgens zijn ontdekt kort na het laden van de trailers (…) en ongeveer een uur nadien (…);
- beide chauffeurs tijdens het laden zijn gevraagd in de cabine van hun truck plaats te nemen en vervolgens geen zicht meer hebben gehad op het laden van beide trailers;
- het deze chauffeurs, door personeel van de warehouse, was verboden zich na het laden met hun voertuigen op te houden in de nabijheid van de warehouse waar de trailers waren geladen;
- na het laden en tijdens de rit volgens de chauffeurs niemand meer in of in de directe nabijheid van de beide trailers is geweest. Men tot aan het ontdekken van de brand de trailers niet “buiten het verkeer” tot stilstand hebben gebracht;
- (…);
- dat in de trailer de eerdere aanwezigheid van amfetamine is vastgesteld;
- de aanwezigheid van deze amfetamine op zich niet in relatie staat tot het ontstaan van deze brand;
- mede gelet op het feit dat in beide trailers ongeveer een uur na elkaar en ongeveer op dezelfde plaats in de trailer brand is ontdekt nauwelijks tot een andere conclusie kan worden gekomen dan dat het ontstaan van de brand in beide trailers een gevolg is van het opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur, in de trailers tussen de lading. Hieronder wordt mede begrepen het creëren van omstandigheden waaruit het ontstaan ven brand een gevolg is.
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat het ontstaan van deze brand het gevolg moet zijn van een van buiten komend onheil. Hierbij dient te worden gedacht aan een relatie tussen het laden en het ontstaan van beide branden. Dat tijdens het laden voorwaarden zijn geschapen waaruit het ontstaan van brand op enig moment een logisch gevolg is, dan wel dat zich tussen de lading geprepareerde verpakkingen bevonden, welke, onopgemerkt door de verladers, in de trailers terecht zijn gekomen. De aangetroffen sporen van amfetamine kunnen niet in relatie worden geplaatst met betrekking tot het ontstaan ven de brand. Wel mag uit dit aantreffen worden afgeleid, dat trailer [trailernummer] werd gebruikt, of eerder werd gebruikt voor het transport van verdovende middelen, een activiteit die in de illegaliteit plaatsvindt en daarmee een risicoverhoging met zich meebrengt, onder andere op het ontstaan van brand.”