ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9586

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
K12/0522
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake klaagschrift over niet vervolgen van mishandeling door hoofdconducteur NS

In deze zaak heeft klaagster, A, op 11 februari 2012 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde, B, hoofdconducteur bij NS en buitengewoon opsporingsambtenaar. Klaagster verklaart dat zij op die dag per trein naar Goes reisde en tijdens een controle door beklaagde, die haar om legitimatie vroeg, een conflict ontstond. Beklaagde weigerde haar paspoort terug te geven, wat leidde tot een confrontatie waarbij klaagster stelt dat beklaagde haar heeft geschopt en geslagen. Klaagster heeft letsel opgelopen en is naar het ziekenhuis gegaan voor behandeling van kneuzingen aan de rechterzijde van haar lichaam.

De officier van justitie te Middelburg heeft op 1 augustus 2012 besloten om de zaak niet te vervolgen wegens onvoldoende bewijs. Klaagster heeft hierop een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, dat op 26 oktober 2012 is ontvangen. De advocaat-generaal heeft in een schriftelijk verslag het hof geadviseerd het beklag af te wijzen. De behandeling van het klaagschrift vond plaats op 8 april 2013 in raadkamer, waar klaagster en haar advocaat aanwezig waren.

Beklaagde heeft verklaard dat er een gevecht heeft plaatsgevonden, waarbij klaagster hem als eerste heeft geslagen. Het hof heeft besloten dat beklaagde moet worden opgeroepen om zijn opmerkingen te maken over het beklag en de gronden daarvan. De behandeling van de zaak is aangehouden, en beklaagde zal voor een nader te bepalen zitting worden opgeroepen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K12/0522
Tussenbeschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 mei 2013 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
A,
wonende te P,
hierna te noemen: klaagster,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen,
over de beslissing van de officier van justitie te Middelburg tot het niet vervolgen van:
B,
wonende te Q,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens mishandeling.
De feitelijke gang van zaken.
Op 11 februari 2012 heeft klaagster aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagde.
Op 1 augustus 2012 is namens de officier van justitie aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs aanwezig is om de verdachte met succes strafrechtelijk te vervolgen.
Hierop is namens klaagster bij schrijven van 24 oktober 2012 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 26 oktober 2012, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 4 februari 2013 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 8 april 2013 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klaagster en haar advocaat.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klaagster heeft op 11 februari 2012 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde, hoofdconducteur bij NS en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar.
Klaagster heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 11 februari 2012 per trein reisde naar Goes. Toen zij werd gecontroleerd door beklaagde heeft zij tegen beklaagde gezegd dat zij geen tijd had gehad om een kaartje te kopen. Hierop vroeg beklaagde om haar legitimatiebewijs; zij heeft toen haar paspoort afgegeven. Beklaagde is vervolgens begonnen met het uitschrijven van een uitstel van betaling. Volgens klaagster begon beklaagde vervolgens neerbuigend te doen. Bovendien weigerde hij bij het naderen van Goes het paspoort terug te geven aan klaagster. Vervolgens hebben zowel klaagster als beklaagde de trein verlaten. Omdat beklaagde nog steeds het paspoort niet had teruggegeven heeft klaagster het paspoort op enig moment uit zijn handen gepakt. Klaagster stelt dat beklaagde toen dicht bij haar kwam staan, waarop zij haar hand tegen zijn borst heeft gezet om hem op afstand te houden. Vervolgens wilde klaagster in de richting van de uitgang wilde lopen. Klaagster stelt dat beklaagde haar daarna tegen haar rechter bovenbeen schopte, waarna zij viel. Hierna heeft beklaagde haar met enige kracht met de vuist tegen het hoofd geraakt. Klaagster probeerde op te staan maar beklaagde bleef schoppen en slaan, aldus klaagster.
Klaagster verklaart dat zij naar het ziekenhuis is geweest en dat bij haar kneuzingen aan de rechterzijde van het lichaam zijn geconstateerd.
Beklaagde heeft verklaard dat er weliswaar een gevecht heeft plaatsgevonden, maar dat klaagster hem als eerste een klap in het gezicht heeft gegeven. Vervolgens heeft beklaagde klaagster weggeduwd, waarna klaagster is begonnen met schoppen. Van beide kanten is er vervolgens geslagen en geschopt, aldus beklaagde.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het gewenst dat beklaagde, ingevolge artikel 12e van het Wetboek van Strafvordering, zal worden opgeroepen ten einde hem in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust.
Beklaagde zal voor een nader te bepalen zitting worden opgeroepen.
De beslissing.
Het hof houdt de behandeling van de zaak aan, één en ander zoals hierboven overwogen.
Aldus gegeven door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. H.A. Marquart Scholtz en mr. J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P.J.J. Spijkers, griffier,
op 6 mei 2013.
Mr. H.A. Marquart Scholtz en mr. J.H. Wesselink zijn buiten staat deze tussenbeschikking mede te ondertekenen.