ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9991

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
HD 200.113.709/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie bij reparatie van een auto en de vereisten voor ingebrekestelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de vennootschap onder firma [Y.]& [Z.] en de betrokkenen [Y.] en [Z.]. De zaak betreft een geschil over wanprestatie bij de reparatie van een Volkswagen Kever, die door [appellant] was gebracht naar de garage van [geïntimeerden] na een brand in de motor. De appellant had de auto op 2 juli 2011 naar de garage gebracht voor reparatie, na een brand op 17 juni 2011. De reparatie werd uitgevoerd, maar op 8 januari 2012 liep de motor opnieuw vast. [Appellant] stelde dat de schade aan de motor het gevolg was van een fout van [geïntimeerden] of de monteur van MJP Projects, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim.

Het hof constateerde dat er een aantal niet vaststaande feiten waren die bewezen moesten worden door de partij die zich daarop beroept. Het hof volgde de kantonrechter in het oordeel dat er geen sprake was van verzuim van [geïntimeerden], omdat [appellant] niet had aangetoond dat hij hen in gebreke had gesteld. De hoofdregel is dat verzuim pas intreedt na een schriftelijke aanmaning met een redelijke termijn voor nakoming, en het hof oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat een ingebrekestelling niet nodig was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering van [appellant] was afgewezen, en veroordeelde [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.113.709/01
arrest van 7 mei 2013
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr J.Y. Kuit,
tegen:
1. de vennootschap onder firma [Y.]& [Z.],
2. [Y.],
3. [Z.],
gevestigd respectievelijk wonende te [plaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. C.M.W.M. Verrijdt,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 september 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 19 juni 2012 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerden - hierna in enkelvoud [geïntimeerden] - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 815750/HA ZA 12-320)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. In de dagvaarding - waarbij producties zijn gevoegd - heeft [appellant] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog toewijzing van de vorderingen van [appellant], met veroordeling van
[geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] onder overlegging van producties de grief bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna hun zaak doen bepleiten door mrs Kuit en Verrijdt voornoemd. Vervolgens hebben zij uitspraak gevraagd op de voor het pleidooi door mr. Kuit overgelegde stukken.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grief wordt verwezen naar de dagvaarding in hoger beroep.
4. De beoordeling
4.1. In overweging 2. van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten, die in hoger beroep niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal de relevante feiten hierna weergeven.
4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
(a) [geïntimeerden] exploiteert een garagebedrijf.
(b) Op 17 juni 2011 is er brand ontstaan in de motor, type 1641, van een Volkswagen Kever toebehorend aan [appellant], verder te noemen de auto. De auto had op dat moment
205 km gereden.
(c) Op 2 juli 2011 heeft [appellant] zijn auto naar de garage van [geïntimeerden] gebracht om de motor te laten repareren.
(d) Vervolgens zijn reparatiewerkzaamheden aan de auto uitgevoerd.
(e) Op 14 augustus 2011 heeft [monteur van MJP Projects], die handelt onder de naam MJP Projects, in verband met de verrichte reparatiewerkzaamheden een factuur ad € 549,77 verzonden aan [appellant]. Deze factuur is door [appellant] voldaan.
(f) Op 8 januari 2012 is, bij een kilometerstand van 505 km, de motor van de auto vastgelopen. [appellant] heeft zijn auto laten wegslepen door een sleepwagen. Om de reparatiekosten in kaart te laten brengen heeft hij vervolgens een proforma-factuur laten opstellen door Kaagkevers te Hillegom waarbij de schade aan de motor werd begroot op een bedrag van € 5.098,26.
4.3. In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd dat [geïntimeerden] hoofdelijk zal worden veroordeeld tot betaling van € 6.093,48 vermeerderd met rente en kosten, zulks op grond van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerden].
4.4. Nadat [geïntimeerden] gemotiveerd verweer had gevoerd, heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis de vordering van [appellant] afgewezen. Nadat de kantonrechter een aantal geschilpunten had geconstateerd, heeft zij geoordeeld dat zij daar geen oordeel over hoeft uit te spreken omdat het enkel mogelijk is om vergoeding van eventuele schade dan wel ontbinding van de overeenkomst te verkrijgen wanneer de schuldenaar in verzuim is. Daarvoor is nodig dat de schuldenaar in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij er een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Omdat [appellant] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende had gesteld om aan te nemen dat hij [geïntimeerden] in gebreke heeft gesteld is, heeft zij geoordeeld dat van verzuim geen sprake was en dat [appellant] geen aanspraak kon maken op schadevergoeding.
4.5. De grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet gebleken is van een geldige ingebrekestelling, terwijl omstandigheden op grond waarvan verzuim zou zijn ingetreden zonder ingebrekestelling gesteld noch gebleken zijn.
4.6. Het hof overweegt als volgt.
Evenals de kantonrechter constateert het hof dat sprake is van een groot aantal niet vaststaande feiten, die bewezen zouden moeten worden door de partij die zich daarop beroept (waaronder de vraag wie wederpartij van [appellant] is, [geïntimeerden] dan wel [monteur van MJP Projects]). Voorts staat op grond van de stellingen van [appellant] geenszins vast dat sprake is van een fout van [geïntimeerden] (dan wel [monteur van MJP Projects]) die tot de door [appellant] gestelde schade heeft geleid. Daarvoor zou een deskundigenbericht nodig zijn.
Evenals de kantonrechter komt het hof aan dit nadere onderzoek niet toe omdat, zoals de kantonrechter terecht heeft vastgesteld, sprake moet zijn van verzuim van [geïntimeerden] wil een vordering tot schadevergoeding kunnen worden toegewezen.
4.7. Hoewel in de dagvaarding in hoger beroep wordt aangevoerd dat [appellant] [geïntimeerden] herhaaldelijk telefonisch aansprakelijk heeft gesteld en dat [geïntimeerden] evenzovele malen elke aansprakelijkheid op botte wijze van de hand heeft gewezen, heeft [appellant] deze (door [geïntimeerden] uitdrukkelijk bestreden) stelling tijdens het pleidooi in hoger beroep desgevraagd niet gehandhaafd. [appellant] heeft tijdens dat pleidooi op de vraag waarom hij de auto niet naar [geïntimeerden] heeft gebracht om te repareren verklaard dat hij, omdat de afstand van zijn woonplaats [woonplaats] naar Overloon 200 km bedraagt terwijl de garage van Kaagkevers slechts op 20 km afstand is gelegen, de auto naar Kaagkevers heeft gebracht. Vervolgens heeft Kaagkevers toen gebeld met [geïntimeerden]. Voorts heeft [appellant] - hoewel hij opmerkte dat hij het vertrouwen kwijt was - verklaard dat hij, toen hij naar Kaagkevers ging, nog steeds wilde dat het door [geïntimeerden] opgelost werd en ook dat hij, als [geïntimeerden] het had willen repareren, dat ook had laten doen. Er was dus niet een zodanig gebrek aan vertrouwen dat [appellant] de reparatie niet langer door [geïntimeerden] wenste te laten verrichten.
4.8. Derhalve doen zich in dit geval geen uitzonderingen voor op de hoofdregel dat verzuim eerst intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Uit hetgeen tijdens het pleidooi door [appellant] is verklaard kan niet worden afgeleid dat uit de houding van [geïntimeerden] jegens [appellant] bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn; eventuele opmerkingen van [geïntimeerden] jegens Kaagkevers zijn daarvoor niet voldoende.
Ook heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden geconcludeerd dat een ingebrekestelling niet nodig is omdat een beroep op het ontbreken daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.9. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het hof het vonnis van de rechtbank, sector kanton zal bekrachtigen. Als in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] ook in hoger beroep in de kosten worden veroordeeld.
Derhalve zal worden beslist als volgt.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 juni 2012;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 666 voor verschotten en € 1.896 voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, H.A.G. Fikkers en G. M.J. Ackermans en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 mei 2013.