In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 1000 euro, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, wegens overtreding van artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak behandeld op 16 april 2014. De verdachte werd beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan vijf paarden die zich bevonden op een weiland in Burgh-Haamstede. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als houder van de paarden kan worden aangemerkt, ondanks dat de paarden eigendom waren van zijn dochters. Het hof oordeelt dat de verdachte onvoldoende zorg heeft gedragen voor de huisvesting van de paarden, die zich in een drassige en oncomfortabele omgeving bevonden. De verdachte heeft betoogd dat hij niet de houder was van de paarden en dat hij de nodige zorg had verleend, maar het hof heeft deze verweren verworpen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.