ECLI:NL:GHSHE:2014:1132

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
K13/0643
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv over niet-ontvankelijkheid wegens gebrek aan strafbaar feit

In deze zaak heeft klager, wonende te Oss, een klacht ingediend ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen de beslissing van de officier van justitie te Breda om niet over te gaan tot vervolging van diverse beklaagden. Klager heeft op 3 april 2013 en 25 oktober 2013 aangifte gedaan van oplichting, diefstal en andere strafbare feiten, gepleegd door onder anderen een bank, notaris, deurwaarderskantoor, taxatiebureau, advocatenkantoor, makelaar en gerechtsdeurwaarder. De officier van justitie heeft echter besloten om de zaak niet te vervolgen, omdat de civielrechtelijke weg meer aangewezen zou zijn. Klager heeft hierop een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, dat op 20 november 2013 is ontvangen.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 21 maart 2014 heeft de advocaat-generaal geadviseerd om het beklag af te wijzen. Klager heeft in zijn aangiften gesteld dat hij niet meer aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen, wat leidde tot de executoriale verkoop van zijn woning. Hij beschuldigt de betrokken partijen van oplichting, maar het hof heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn voor enig strafbaar feit. De klachten van klager zijn te algemeen en er ontbreekt een specifieke opgave van de strafbare feiten die zouden zijn gepleegd.

Het hof heeft geoordeeld dat de beklagprocedure ex artikel 12 Sv vereist dat er sprake is van een strafbaar feit dat niet verder wordt vervolgd. Aangezien er in dit geval geen bewijs is van enig strafbaar feit, heeft het hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en het beklag afgewezen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee raadsheren, waarbij de griffier aanwezig was. De andere raadsheren waren niet in staat om de beschikking mede te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K13/0643
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 april 2014 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager],

wonende te Oss,
hierna te noemen: klager,
bijgestaan door zijn schriftelijk gemachtigde, mr. S.P.X. Hulleman,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:
diverse beklaagden betrokken bij de executoriale verkoop van de woning van klager, te weten:
aangifte 1:
  • [bank],
  • [notaris],
  • [deurwaarderskantoor],
  • [taxatiebureau],
aangifte 2:
  • [advocatenkantoor],
  • [makelaar],
  • [gerechtsdeurwaarder],
wegens oplichting, diefstal en/of andere strafbare feiten.

De feitelijke gang van zaken.

Op 3 april 2013 en 25 oktober 2013 heeft klager aangifte gedaan van oplichting, diefstal en/of andere strafbare feiten, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagden.
Met betrekking tot beide aangiften is door of namens het openbaar ministerie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat de civielrechtelijke weg meer aangewezen is.
Hierop heeft klager bij schrijven van 17 november 2013 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 20 november 2013, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 3 februari 2014 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 21 maart 2014 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.

De beoordeling.

Klager heeft in zijn aangiften van 3 april 2013 en 25 oktober 2013 verklaard dat hij naar de bevinding van de [bank] op enig moment niet meer aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen met betrekking tot zijn woning en dat vervolgens op initiatief van de [bank] is overgegaan tot de executoriale verkoop van zijn woning. Klager werd uit zijn woning gezet. Hij heeft vervolgens aangifte gedaan tegen diverse partijen die betrokken zijn geweest bij de executoriale verkoop.
Ter zitting in raadkamer van het hof is door de gemachtigde van klager uitgebreid bepleit dat de [bank] zich in algemene zin veelvuldig aan oplichting schuldig maakt door – kort gezegd – geld te scheppen, met andere woorden: door geld uit te lenen dat zij niet daadwerkelijk in kas heeft.
Het hof overweegt als volgt:
Met betrekking tot hetgeen door mr. Hulleman ter zitting in raadkamer ter toelichting naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat zulks in het kader van de onderhavige beklagzaak geen bespreking behoeft, aangezien die toelichting niet aansluit op de aangifte waar het beklag op ziet, en waarop de sepotbeslissing van de officier van justitie ziet.
Voor het overige overweegt het hof als volgt:
In zijn uitvoerige aangiften van 3 april 2013 en 25 oktober 2013 heeft klager velerlei klachten van uiteenlopende aard geuit jegens een groot aantal personen en instanties. Klager heeft gesteld dat sprake is geweest van oplichting, diefstal en/of andere strafbare feiten.
Echter, uit die klachten, in aangiften, brieven of bijlagen, heeft het hof geen aanwijzing van enig strafbaar feit begaan door enige instantie kunnen afleiden. Specifieke opgave van waaruit de oplichting of diefstal zou hebben bestaan ontbreekt.
De beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering vereist onder meer dat er sprake is van een strafbaar feit dat niet (verder) wordt vervolgd.
Nu in dit geval niet van enig strafbaar feit gebleken is, moet klager om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard en moet de klacht op die grond worden afgewezen.

De beslissing.

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag en wijst het beklag op die grond af.
Aldus gegeven door
mr. J.P.F. Rijken, voorzitter,
mr. J.G. Sillevis Smitt en mr. F. van Beuge, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
op 18 april 2014.
Mr. Sillevis Smitt en mr. Van Beuge zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.