Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[klager],
- [bank],
- [notaris],
- [deurwaarderskantoor],
- [taxatiebureau],
- [advocatenkantoor],
- [makelaar],
- [gerechtsdeurwaarder],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft klager, wonende te Oss, een klacht ingediend ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen de beslissing van de officier van justitie te Breda om niet over te gaan tot vervolging van diverse beklaagden. Klager heeft op 3 april 2013 en 25 oktober 2013 aangifte gedaan van oplichting, diefstal en andere strafbare feiten, gepleegd door onder anderen een bank, notaris, deurwaarderskantoor, taxatiebureau, advocatenkantoor, makelaar en gerechtsdeurwaarder. De officier van justitie heeft echter besloten om de zaak niet te vervolgen, omdat de civielrechtelijke weg meer aangewezen zou zijn. Klager heeft hierop een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, dat op 20 november 2013 is ontvangen.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 21 maart 2014 heeft de advocaat-generaal geadviseerd om het beklag af te wijzen. Klager heeft in zijn aangiften gesteld dat hij niet meer aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen, wat leidde tot de executoriale verkoop van zijn woning. Hij beschuldigt de betrokken partijen van oplichting, maar het hof heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn voor enig strafbaar feit. De klachten van klager zijn te algemeen en er ontbreekt een specifieke opgave van de strafbare feiten die zouden zijn gepleegd.
Het hof heeft geoordeeld dat de beklagprocedure ex artikel 12 Sv vereist dat er sprake is van een strafbaar feit dat niet verder wordt vervolgd. Aangezien er in dit geval geen bewijs is van enig strafbaar feit, heeft het hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en het beklag afgewezen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee raadsheren, waarbij de griffier aanwezig was. De andere raadsheren waren niet in staat om de beschikking mede te ondertekenen.