Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
1.[de vrouw],wonende te [woonplaats],
[de man],wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in incidenteel appel
1.[de man],wonende te [woonplaats],geïntimeerde in principaal appel,appellant in incidenteel appel,advocaat: mr. J.B. de Meester, en
[de vrouw],wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
advocaat: mr. N.B.J.M. Kreté-Marres,
13.Het verloop van de procedure
- de memorie na deskundigenbericht van [appellante 1.] van 23 juli 2013 met producties;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde 1] van 17 september 2013.
14.De verdere beoordeling
vraag 1(“
In hoeverre is de kelder van de (…) woning geschikt voor opslag als vermeld in de brochure van [Makelaars] Makelaars (productie 70 van [appellante 1.] bij akte na comparitie d.d. 22 mei 2012?”)heeft de deskundige geantwoord dat de kelder volgens hem geschikt is voor het vorstvrij bewaren van etenswaren, wijn, etc. als gesteld in die brochure. Volgens de deskundige is de ruimte onder de woning gebouwd als kruipruimte en is dat duidelijk herkenbaar aan de wijze waarop de constructie is opgebouwd. Uit bladzijde 8 van het rapport van de deskundige blijkt voorts dat de hoogte tussen de bovenzijde van de keldervloer en de onderzijde van de begane grondvloer 147 cm tot 152 cm bedraagt.
vraag 2(
“Wat is de oorzaak van de lekkage/niet-waterdichtheid van de kelder? Hoeveel compartimenten betreft die lekkage/niet-waterdichtheid?”) luidt het antwoord van de deskundige dat die oorzaak te vinden is in de opbouw van de fundering en de opgaande buitenwanden van de kelder en dat dit probleem in principe terug te vinden is in alle, zeven, compartimenten van die kelder. Uit het rapport van de deskundige blijkt voorts (bladzijde 8) dat ten tijde van het onderzoek van de deskundige ter plaatse op 24 januari 2013 in compartiment 1 zes tot acht centimeter water staat, dat compartiment 2 grotendeels droog is, dat de compartimenten 3 en 4 respectievelijk droog en vrij droog zijn, dat in compartiment 6 (zowel aan de achterzijde als aan de voorzijde) een aantal millimeters water op de vloer staan en dat in compartiment 7 water staat aan de voorzijde in de hoek met de linkerzijgevel. Over de al dan niet aanwezigheid van water in compartiment 5 vermeldt het rapport niets.
vraag 3(
“In hoeverre zijn de werkzaamheden genoemd in producties 16 en 17 van [appellante 1.] (bij akte na inleidende dagvaarding) nodig om te bewerkstelligen dat de kelder overeenkomstig voormelde brochure voor opslag gebruikt kan worden? In hoeverre zijn de kosten van die werkzaamheden als voor dat doel redelijk te kwalificeren?”) concludeert de deskundige dat de in voormelde producties genoemde werkzaamheden zijn bedoeld om de kelder waterdicht te maken en daarom niet relevant zijn.
vraag 4(
“Heeft u nog andere opmerkingen die van belang kunnen zijn voor de beslissing in deze zaak?”) welke werkzaamheden verricht dienen te worden om tot een goede waterdichtheid te komen. Daarbij merkt hij op dat het achteraf waterdicht maken van een kruipruimte/kelder nooit het risico van terugkerende lekkage volledig zal vermijden en raamt hij de kosten voor het waterdicht maken op ongeveer € 27.000,-- (exclusief btw en opslagen).
de kelder top was en ideaal als wijnkelder” vormt naar het oordeel van het hof geen verdergaande garantie dan hetgeen daarover in voornoemde brochure is vermeld. Die gestelde mededeling is veeleer te beschouwen als een bevestiging van de woorden in de brochure in algemene (aanprijzende) bewoordingen. Aldus heeft [appellante 1.] onvoldoende duidelijk gemaakt dat en waarom haar wederpartij de overeenkomst niet is nagekomen doordat de kelder niet geschikt was voor normaal daarvan te maken gebruik. Volledige waterdichtheid van de kelder mocht [appellante 1.] niet verwachten. Hierbij betrekt het hof ook het feit dat de woning onweersproken onderaan een dijk ligt en dat de grond ter plaatse erg vochtig is, zoals [geïntimeerde 1] ter comparitie in hoger beroep verklaarde.
€ 55.059,18 + € 1.195,95 =
€ 56.255,13(zie respectievelijk de rechtsoverwegingen 11.10.8 en 11.10.11 in het tussenarrest van 30 oktober 2012).
Nu dit bedrag lager is dan de eveneens gevorderde contractuele boete van 10% van de koopsom ad € 62.500,-- zal het hof, onder verwijzing naar rechtsoverweging 11.11 van voormeld tussenarrest, laatstgenoemd bedrag toewijzen en het in conventie primair gevorderde voor het overige afwijzen. Aan de subsidiaire vorderingen van [appellante 1.] komt het hof niet toe.
15. De uitspraak
op het principaal appel
in conventiegewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
in reconventietussen [appellante 1.] en [appellant 2.] enerzijds en [geïntimeerde 1] anderzijds, gewezen;