7.1Geen grieven zijn gericht tegen de feiten, zoals door de rechtbank in onderdeel 2 van het vonnis van 29 juni 2011 zijn weergegeven. Het hof zal van diezelfde feiten uitgaan. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende gemotiveerd betwist, tussen partijen vast.
Het hof zal hierna een samenvatting geven van de relevante feiten.
a. Bij notariële akte van 11 maart 1983 (prod. 17 mvg) is ten behoeve van [exploitant B.V.] een recht van opstal gevestigd op een aan de Gemeente toebehorend perceel in het winkelcentrum “De Corridor” te [vestigingsplaats]. In de opstal exploiteert [exploitant B.V.] sedertdien een brasserie (Brasserie [Brasserie]).
b. In voormelde akte is in de onder het kopje “
Bepalingen en Bedingen”vermelde artikelen voor zover van belang bepaald:
“1. Het recht van opstal gaat heden in en wordt verleend voor de tijd van dertig achtereenvolgende jaren.
2. Voor het recht van opstal is door de vennootschap aan de gemeente een vergoeding verschuldigd van DRIE DUIZEND ZEVENHONDERD GULDEN (f 3.700,--) per jaar voor het tijdvak gerekend vanaf heden tot tien jaar na heden. Telkens na het verstrijken van tien jaar heeft de gemeente het recht de sub 2 genoemde vergoeding voor het opstalrecht aan te passen op basis van de dan geldende grondwaarde voor winkelterrein in de Corridor en de dan geldende wettelijke rente. De vergoeding zal echter nooit minder dan DRIE DUIZEND ZEVENHONDERD (f 3.700,--) per jaar bedragen. (…)
3. Het recht van opstal zal uitsluitend bestaan in het mogen stellen en in eigendom hebben op gemeld perceelsgedeelte van een coffee-shop annex petit-restaurant overeenkomstig de verleende bouwvergunning.
4. Na beëindiging van de termijn, waarvoor het opstalrecht is verleend, kunnen Burgemeester en Wethouders van de gemeente Valkenswaard op verzoek van de vennootschap, verlenging van het opstalrecht toestaan, tot een totale extra-termijn van twintig jaren. Bij deze verlenging kunnen Burgemeester en Wethouders voornoemd de jaarlijkse vergoeding herzien. Omtrent de eventuele verlenging van de duur van dat recht zullen partijen vóór afloop van de bovenbedoelde termijn overleg plegen. (…)
8. Bij het einde van het opstalrecht is de vennootschap verplicht de opstal binnen een termijn van zes maanden te verwijderen en het terrein geëgaliseerd en ontdaan van fundamenten op te leveren. (…)”
c. De Gemeente heeft bij brief van 25 februari 2004 (prod. 3 inl. dagv.) aan [exploitant B.V.] het volgende bericht:
“
Zoals bekend eindigt Uw opstalrecht aan de Corridor te Valkenswaard op 11 maart 2013. Dit geschiedt van rechtswege. (…) Het is u bekend dat de gemeente Valkenswaard voornemens is op een mogelijk verzoek om verlenging afwijzend te beslissen. Wij stellen u in de gelegenheid tot 1 april a.s. op dit voornemen te reageren. Daarna zullen wij een definitief standpunt innemen.”
d. Bij brief van 3 november 2007 (prod. 4 inl. dag.v.) heeft de Gemeente aan [exploitant B.V.] meegedeeld dat de retributie met ingang van 11 maart 2008 is verhoogd tot € 5.800,-- per jaar.
e. [exploitant B.V.] exploiteert tot aan de dag van het pleidooi in hoger beroep de brasserie.
7.2.1In eerste aanleg heeft de Gemeente gevorderd
a. te verklaren voor recht dat het opstalrecht eindigt per 11 maart 2013;
b. veroordeling van [exploitant B.V.] tot verwijdering van de opstal binnen zes maanden na 11 maart 2013 en oplevering van het terrein geëgaliseerd en ontdaan van fundamenten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. veroordeling van [exploitant B.V.] tot betaling van € 8.242,02 (plus rente) wegens achterstallige retributie;
d. veroordeling van [exploitant B.V.] tot betaling van € 5.800,-- (plus rente) per jaar ingaande 11 maart 2010 tot aan het einde van het recht van opstal;
e. veroordeling van [exploitant B.V.] tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
De Gemeente heeft zich hierbij met name beroepen op de hiervoor geciteerde passages uit de notariële akte.
7.2.2[exploitant B.V.] heeft verweer gevoerd.
7.2.3.De rechtbank heeft het primaire verweer van [exploitant B.V.], dat de akte haar een recht op verlenging geeft, verworpen op grond van de ”niet mis te verstane bewoordingen” van de notariële akte.
De rechtbank heeft vervolgens met betrekking tot het subsidiaire verweer van [exploitant B.V.] beslist dat de notariële akte dwingend bewijs oplevert en dat [exploitant B.V.] toegelaten wordt tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van de Gemeente, dat het college van B & W van de Gemeente krachtens overeenkomst tussen partijen bevoegd is afwijzend te beslissen op een verzoek van [exploitant B.V.] om verlenging van het recht van opstal. In het eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Jeurgens niet geslaagd is in dit tegenbewijs en heeft de rechtbank de vorderingen a. tot en met c. van de Gemeente toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom gesteld is op een bedrag van € 750,-- per dag, met een maximum van € 75.000,--. De vordering d. is afgewezen evenals de (sub e. genoemde) gevorderde buitengerechtelijke kosten. [exploitant B.V.] is veroordeeld in de proceskosten.