ECLI:NL:GHSHE:2014:119

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
20-001008-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met aandacht voor bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1944 en wonende in Eindhoven, was eerder door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en zich gebogen over de bewijsoverwegingen van de politierechter. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter een passage in de bewijsoverwegingen had opgenomen die in strijd was met artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering. Deze passage stelde dat het strafblad van de verdachte niet als bewijsmiddel kon worden gebruikt, maar wel bijdroeg aan de overtuiging van de rechter. Het hof heeft deze passage geschrapt en benadrukt dat de rechter alleen kan oordelen op basis van wettige bewijsmiddelen.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal een geldboete van €200 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist, terwijl de raadsman vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. Gezien de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor (winkel)diefstallen, heeft het hof besloten een geldboete van €400 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op te leggen. De beslissing is gebaseerd op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en houdt rekening met de financiële situatie van de verdachte. Het hof heeft de strafoplegging zo ingericht dat deze zowel de ernst van het bewezen verklaarde weerspiegelt als dient ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.

De uitspraak van het hof is gedaan op 20 januari 2014, waarbij het hof het vonnis van de politierechter heeft vernietigd voor wat betreft de strafoplegging, maar het vonnis voor het overige heeft bevestigd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001008-13
Uitspraak : 20 januari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 maart 2013 in de strafzaak met parketnummer
02-680748-12 tegen:

[verdachte],

geboren te Eindhoven op [geboortedatum] 1944,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van EUR 200,--, subsidiair vier dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair zich achter de door de advocaat-generaal gevorderde strafoplegging geschaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafoplegging en met dien verstande dat het hof enkele wijzingen aanbrengt in de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen van de politierechter.
Mede gelet op de strafoplegging in hoger beroep zal het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvullen.
Bewijsvoering
Het hof verenigt zich met de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, behoudens het navolgende.
1.
In het proces-verbaal van aangifte (het eerste bewijsmiddel) vervangt het hof “3 goederen” door “goederen”.
2.
In het proces-verbaal van verhoor verdachte (het derde bewijsmiddel) schrapt het hof het gedeelte “Ik heb gezegd dat ik alles had betaald. Toen bleek dat ik nog goederen in mijn winkelwagentje had liggen.”
Dit gedeelte van de verklaring van de verdachte is immers in strijd met de bewijsoverwegingen van de politierechter dat de gestolen goederen in de tas van de verdachte werden aangetroffen en dat geen geloof wordt gehecht aan de verklaring van de verdachte dat de in de tenlastelegging bedoelde goederen zich in het winkelwagentje van de verdachte bevonden en dat hij was vergeten die af te rekenen.
3.
In de bewijsoverwegingen van de politierechter schrapt het hof de passage “Het strafblad van verdachte kan niet als bewijsmiddel worden gebruikt, maar werkt wel mee voor de overtuiging dat verdachte zich aan winkeldiefstal heeft schuldig gemaakt.”
Nog daargelaten de vraag naar de verenigbaarheid van deze overweging met de in artikel 6 EVRM vervatte onschuldspresumptie en daargelaten de redengevendheid van de - overigens niet in het vonnis opgenomen - inhoud van het strafblad van de verdachte voor het bewijs van de in de onderhavige zaak ten laste gelegde diefstal, overweegt het hof dat de hiervoor bedoelde passage in de bewijsoverwegingen van de politierechter zich niet verhoudt met het bepaalde in artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering.
Ingevolge laatstgenoemde bepaling kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.
De overweging van de politierechter - enerzijds inhoudende dat het strafblad niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, maar anderzijds inhoudende dat de rechterlijke overtuiging wel op dat strafblad wordt gebaseerd - is daarmee in strijd.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal.
Blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 november 2013 werd de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van (winkel)diefstallen, gepleegd in de periode 2006-2008.
Het hof neemt de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, tot uitgangspunt.
Op grond van die oriëntatiepunten kan voor een geweldloze winkeldiefstal waarbij sprake is van recidive (niet zijnde frequente recidive, te weten veroordeling voor minimaal tien vermogensdelicten waarvan vijf in de afgelopen twee jaar) een geldboete van EUR 200,-- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week in beginsel passend worden geacht.
Nu er bij de verdachte sprake is van meervoudige recidive (niet zijnde frequente recidive als hiervoor bedoeld) acht het hof een geldboete van EUR 400,-- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de ter terechtzitting in hoger beroep gebleken financiële draagkracht van de verdachte.
Met deze deels voorwaardelijke strafoplegging wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is, naast de door de politierechter vermelde wettelijke voorschriften, tevens gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. J.G. Sillevis Smitt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 20 januari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.G. Sillevis Smitt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.