Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
6.Het verloop van de procedure
7.De verdere beoordeling
“(…) er kan alleen maar gesteld worden dat de auto die in beslag is genomen, een andere auto zou kunnen zijn (…)”Vervolgens heeft [appellant] aangevoerd dat [geïntimeerden c.s.] zelf een auto uit 1992 achter de hand hebben gehad en die na het kopen van de Auto hebben omgekat, door op die auto uit 1992 het V.I.N. en het kenteken van de Auto aan te brengen. Die andere door [geïntimeerden c.s.] omgekatte auto uit 1992 zou de door de politie in beslag zijn genomen auto zijn.
“kunnen”zijn van een andere in beslag genomen en omgekatte auto dan de Auto (vergelijk het eveneens onvoldoende concludente “vermoeden”, conclusie van antwoord nr. 18) en dit met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen. De enkele stelling dat [geïntimeerde 1] meerdere oldtimers heeft, is daartoe niet voldoende. Ook de stelling dat bij eerdere controles door de politie is vastgesteld dat bovengenoemd V.I.N. ([voertuigenverificatienummer 2]) en kenteken ([kenteken]) behoorden bij de gecontroleerde auto, voor zover al juist, vormt een onvoldoende onderbouwing. [appellant] heeft immers onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit volgt dat de destijds gecontroleerde auto dezelfde auto was als de later aan [geïntimeerden c.s.] geleverde Auto.