Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[ verdachte],
“De gerechtsdeurwaarder moet in een concreet geval beoordelen of het belang waarmee het binnentreden is gediend opweegt tegen het belang van het beschermen van het huisrecht. Er moet sprake zijn van een evenredige verhouding tussen het doel waartoe wordt binnengetreden en de uitoefening van de binnentredingsbevoegdheid; indien het doel ook op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt, moet worden afgezien van het binnentreden zonder toestemming van de bewoner. Daarnaast moet de wijze van uitoefening van de bevoegdheid tot binnentreden voldoen aan de eis van de proportionaliteit. Deze voorwaarden voor het binnentreden zijn tot uitdrukking gebracht door de clausule dat alleen binnengetreden kan worden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak nodig is. Gerechtsdeurwaarders dienen de uitoefening van de bevoegdheid tot binnentreden in de bovenbedoelde gevallen te blijven toetsen in bovenvermelde zin alvorens tot het daadwerkelijke binnentreden over te gaan. Een zelfde toetsing wordt ingevolge het tweede lid van artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verricht door de burgemeester, dan wel de ambtenaar van politie door wie hij zich in dit kader kan doen vertegenwoordigen, in wiens tegenwoordigheid, bij afwezigheid van toestemming van de bewoner om binnen te treden, de opening van de deuren en van het huisraad wordt gedaan”.