ECLI:NL:GHSHE:2014:1347

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
HD 200.125.534_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling tussen ex-samenwoners zonder samenlevingscontract

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de financiële afwikkeling tussen twee ex-samenwoners die geen samenlevingscontract hadden. De man, appellant in principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de vrouw, geïntimeerde in principaal hoger beroep, met het verzoek om een bedrag van € 12.000,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De vrouw heeft in reconventie een bedrag van € 20.000,- gevorderd, ook vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vordering van de man afgewezen en de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.849,81 aan de man, vermeerderd met wettelijke rente. Beide partijen zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de kantonrechter.

In hoger beroep heeft de man zijn eis gewijzigd en vordert hij ook schadevergoeding voor onrechtmatig gelegd beslag. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld en haar eis gewijzigd door opheffing van het conservatoire beslag te vorderen. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat partijen gedurende 24 jaar samenwoonden zonder enige contractuele regeling. De man heeft de stelling van de vrouw over psychisch geweld en financiële controle gemotiveerd betwist, maar het hof oordeelt dat deze feiten niet van doorslaggevend belang zijn voor de beoordeling van de geschilpunten.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren over de eigendom van een caravan en de geldleningsovereenkomst. De uitspraak van het hof houdt in dat de man moet bewijzen dat de caravan zijn eigendom was en dat de vrouw moet bewijzen dat er een geldleningsovereenkomst was. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere bewijslevering. Het hof heeft de beslissing op andere grieven aangehouden tot na de bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.534/01
arrest van 13 mei 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. B.A.R. Janssen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S. Stekhuizen,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 februari 2013 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Heerlen, gewezen vonnis van 30 januari 2013 tussen principaal appellant – de man – als eiser in conventie, verweerder in reconventie en principaal geïntimeerde – de vrouw – als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 497331 CV EXPL 12-8817)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis met producties heeft de man acht grieven aangevoerd, zijn eis gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en gevorderd dat het hof, opnieuw rechtdoende, zal beslissen zoals door de man in het petitum van zijn memorie van grieven is vermeld.
2.2.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw onder overlegging van vijftien producties de grieven bestreden. Voorts heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld, daarin twee grieven aangevoerd, haar eis gewijzigd en geconcludeerd zoals in het petitum van deze memorie staat vermeld.
2.3.
De man heeft een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen.
2.4.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de beide memories.

4.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.2.
Partijen hebben circa 24 jaar samengewoond. Partijen zijn niet getrouwd, zijn geen geregistreerd partnerschap aangegaan en hebben ook anderszins hun samenwonen niet contractueel geregeld, bijvoorbeeld in een samenlevingscontract.
4.3.
De man heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd de vrouw, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te betalen:
een bedrag van € 12.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
de kosten van de procedure, met inbegrip van de beslagkosten ter hoogte van € 189,97 en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van verzuim.
4.4.
De vrouw heeft in reconventie, na vermeerdering van eis, gevorderd de man, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan de vrouw te betalen:
primair een bedrag van € 20.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 althans vanaf 19 september 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
subsidiair een bedrag van € 16.849,81 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 dan wel vanaf 19 september 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
een bedrag van € 1.276,-;
een bedrag van € 3.164,67 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2012 dan wel een in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van de algehele voldoening;
de kosten van deze procedure, met inbegrip van de beslagkosten.
4.5.
De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis:
in conventie:
- de vordering afgewezen;
in reconventie:
- de man veroordeeld om aan de vrouw te betalen:
1) een bedrag van € 16.849,81 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
2) een bedrag van € 3.148,86 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
in conventie en reconventie:
  • de man verwezen in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van de vrouw, begroot op € 1.409,90 voor salaris gemachtigde;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.
4.6.
Beide partijen kunnen zich met het beroepen vonnis niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
4.7.
In hoger beroep zijn de volgende onderwerpen aan de orde gesteld:
de aard van de relatie van partijen (grief 1);
de caravan (grief 2);
overeenkomst van geldlening (grief 3 principaal appel, grief 1 incidenteel appel);
kosten conservatoir beslag (grief 4);
vordering van de vrouw betreffende ziektekosten, water, gas en licht, etc. (grief 5);
kosten betreffende omver rijden lantaarnpaal (grief 6);
vergoeding wettelijke rente (grief 7);
proceskosten (grief 8);
kosten vervanging ruit (grief 2 incidenteel appel).
Het hof zal deze geschilpunten hierna achtereenvolgens beoordelen.
4.8.
De man heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd in die zin dat de man naast zijn oorspronkelijke eis, voorts vordert dat de vrouw aan de man een bedrag dient te betalen van € 400,- ter zake van de door de man geleden schade ten gevolge van onrechtmatig gelegd beslag. Hij vordert tevens terugbetaling van hetgeen hij op grond van het vonnis waarvan beroep heeft voldaan, met wettelijke rente. Tegen deze eiswijziging heeft vrouw geen bezwaar aangevoerd zodat het hof uitgaat van de gewijzigde eis van de man.
Voorts heeft ook de vrouw in hoger beroep haar eis gewijzigd. Naast haar oorspronkelijke eis, vordert de vrouw verder het door de man opgelegde conservatoire beslag onder de ABN AMRO Bank N.V. op de bankrekening van de vrouw met nummer [bankrekeningnummer] op te heffen. Tegen deze eiswijziging heeft de man geen bezwaar aangevoerd, zodat het hof uitgaat van de gewijzigde eis van de vrouw.
De aard van de relatie van partijen (grief 1 van de man)
4.9.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat de man niet dan wel onvoldoende gemotiveerd de stelling van de vrouw heeft weersproken dat de relatie van de man en de vrouw in het teken stond van geweld (onder meer in de vorm van een overmatige controle van geldzaken door de man), zodat derhalve deze omstandigheid in de procedure als vaststaand dient te worden beschouwd. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat op basis van de stukken en hetgeen over en weer is gesteld, moeilijk anders kan worden geoordeeld dan dat de vrouw ‘alles’ betaalde en de man ‘niets’, althans dat de man heeft nagelaten om op enigerlei wijze het tegendeel, althans zijn gestelde financiële bijdragen te onderbouwen.
4.9.1.
De man stelt in zijn eerste grief dat de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil een onjuiste feitelijke maatstaf heeft gehanteerd en daarbij tevens ten onrechte een maatstaf heeft gehanteerd die, zelfs als zij feitelijk wel juist zou zijn geweest, niet van belang is bij de beoordeling van het geschil. Volgens de man is de omstandigheid of er wel of geen sprake is geweest van enige vorm van psychische mishandeling voor de beoordeling van het geschil niet van belang. De man betwist bovendien uitdrukkelijk dat er sprake is geweest van huiselijk geweld gedurende de periode dat partijen hebben samengewoond. Bovendien is de man van mening dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat er sprake is geweest van enige vorm van huiselijk geweld. Verder stelt de man dat van een “overmatige controle op geldzaken” geen sprake is geweest. Dat de man de vrouw zou hebben gedwongen om bepaalde lasten te voldoen is niet gebleken en is bovendien niet relevant voor de beoordeling van het geschil.
4.9.2.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Het door de vrouw gestelde (psychische) geweld van de man en de gestelde dwangmatige controle van geldzaken zijn door de man gemotiveerd weersproken en toereikend bewijs ontbreekt. Dit betekent dat die feiten niet vast staan. Naar het oordeel van het hof kan een nader onderzoek op dit punt echter achterwege blijven omdat de hier bedoelde feiten niet van doorslaggevend belang zijn voor de beoordeling van de geschilpunten in hoger beroep. In zoverre slaagt dus de eerste grief van de man. Het enkele feit dat de grief slaagt, leidt echter nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis.
De caravan (grief 2 van de man)
4.10.
De kantonrechter heeft – kort samengevat – de vordering van de man tot veroordeling van de vrouw om aan de man een bedrag van € 12.000,- te betalen ter zake de verkoopopbrengst van de caravan afgewezen, nu de man op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat de tweede caravan zijn eigendom was. De kantonrechter constateert dat de man heeft nagelaten enig stuk in het geding te brengen waaruit blijkt hoe hij de tweede caravan heeft betaald/gefinancierd.
4.10.1.
De man stelt in zijn tweede grief dat uit de door de man onder productie 3 overgelegde overeenkomst tussen de man en [caravancentrum] Caravancentrum B.V. ontegenzeggelijk blijkt dat de caravan is verkocht en geleverd aan de man voor een bedrag van € 16.005,-. Voorts stelt de man dat uit deze overeenkomst blijkt dat de man een caravan van het merk Wilk, type [type 1.] met chassisnummer [chassisnummer] (hierna: de eerste caravan) heeft ingeruild tegen de nieuwe tweede caravan (merk Wilk [type 2.]) en dat de man de resterende koopprijs contant heeft betaald. Onder overlegging van productie 4 stelt de man verder dat ook de eerste caravan aan hem verkocht en geleverd is. Derhalve is de man van mening dat hij als enige aanspraak heeft op de door de koper van de tweede caravan aan de vrouw betaalde koopsom van € 12.000,-.
4.10.2.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de tweede caravan aan de man in eigendom toebehoorde heeft de man in hoger beroep diverse stukken in het geding gebracht. De vrouw heeft de stelling van de man gemotiveerd betwist en stelt dat de tweede caravan volledig is betaald met de inruilprijs voor de eerste caravan (die volgens de vrouw ook alleen door haar is betaald) en een door haar uit privé-middelen voldaan bedrag van € 5.000,-. Gelet op deze gemotiveerde betwisting staat vooralsnog niet vast dat de (tweede) caravan eigendom is van de man Nu de man bewijs aanbiedt van zijn stelling op dit punt, zal het hof hem in de gelegenheid stellen dat bewijs te leveren. Indien de man daarin niet zal slagen, zal het hof (nu ook toereikend bewijs ontbreekt dat de vrouw als enige eigenaar van de caravan was) naar analogie van hetgeen in artikel 1:131 BW omtrent de huwelijkse situatie is bepaald, ervan uitgaan dat de caravan gezamenlijk eigendom van partijen was.
Overeenkomst van geldlening (grief 3 van de man en grief 1 van de vrouw)
4.11.
De kantonrechter heeft de subsidiaire vordering van de vrouw wegens een door haar aan de man geleend geldbedrag toegewezen en de man veroordeeld om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 16.849,81, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat de man niet dan wel onvoldoende heeft weersproken de toezegging die hij volgens de vrouw en de overgelegde verklaringen van de zoon van de vrouw heeft gedaan, namelijk zorg te dragen voor terugbetaling van het door haar beschikbaar gestelde bedrag binnen twee jaar.
4.11.1.
In incidenteel appel stelt de vrouw in haar eerste grief dat de kantonrechter ten onrechte de man heeft veroordeeld tot het terugbetalen van een bedrag van € 16.849,81. Volgens de vrouw blijkt uit verklaringen van haar zoon en schoondochter dat de man aan de vrouw heeft toegezegd dat hij het gehele bedrag ad € 20.000,- dat de vrouw (hypothecair) had geleend teneinde de aankoop van een Jeep door de man mogelijk te maken, aan de vrouw zou terugbetalen. Derhalve is de vrouw van mening dat de man daartoe alsnog gehouden dient te worden.
4.11.2.
De man betwist de stelling van de vrouw en stelt in zijn derde grief – kort samengevat – dat hij nimmer een overeenkomst van geldlening is aangegaan met de vrouw, waarbij de vrouw een bedrag van € 20.000,- dan wel € 16.849,81 aan de man zou hebben geleend voor de aanschaf van een Jeep. Volgens de man hebben partijen de Jeep gezamenlijk aangeschaft en betaald zodat hij ten onrechte door de kantonrechter veroordeeld is tot betaling van voormeld bedrag van € 16.849,81.
4.11.3.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De vrouw stelt dat er tussen haar en de man sprake is van een mondelinge geldleningsovereenkomst, waarbij de vrouw – nadat zij een hypothecaire geldlening van € 20.000,- was aangegaan – geld aan de man ter beschikking heeft gesteld om een Jeep te kopen. Onderdeel van de afspraak was dat de man het volledige bedrag van € 20.000,- aan haar zou vergoeden. Volgens de vrouw waren haar zoon en diens vrouw bij de tussen partijen daarover gemaakte afspraken aanwezig. De man heeft de stelling van de vrouw gemotiveerd betwist en stelt dat hij nooit een overeenkomst van geldlening met de vrouw is aangegaan. Nu de vrouw bewijs aanbiedt van haar stelling dat er tussen haar en de man sprake is van een overeenkomst als hiervoor bedoeld, zal het hof de vrouw in de gelegenheid stellen bewijs van haar stelling te leveren.
Vordering van de vrouw betreffende ziektekosten, water, gas en licht, etc. (grief 5 van de man)
4.12.
De kantonrechter heeft overwogen dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw door van 6 september 2012 tot en met 30 november 2012 zonder toestemming van de vrouw in haar woning te verblijven. Derhalve heeft de kantonrechter de vordering van de vrouw toegewezen betreffende de door haar betaalde kosten ten behoeve van de man gedurende de voormelde periode ter zake:
  • ziektekosten ad € 109,46;
  • water, gas en licht over de maanden september en oktober ad € 969,-;
  • de waterleidingsmaatschappij ad € 57,80;
  • gemeentelijke belastingen ad € 172,11;
  • abonnementskosten krant ad € 84,75;
  • abonnementskosten Canal Digitaal ad € 44,85;
  • telefoonkosten ad € 24,09.
4.12.1.
De man stelt in zijn vijfde grief dat de vrouw na het beëindigen van de relatie tussen partijen vrijwillig de woning heeft verlaten, waarbij zij ervoor heeft gekozen niet eerder naar de woning terug te keren, dan nadat de man daaruit was vertrokken. De man stelt dat hij de vrouw nimmer de toegang tot de woning heeft ontzegd. De man is dan ook van mening dat hij niet onrechtmatig in de woning heeft verbleven, zodat de vordering van de vrouw ter zake de door haar betaalde kosten alsnog dient te worden afgewezen. De vrouw betwist de stelling van de man.
4.12.2.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Wat er ook zij van de vraag of de man al dan niet onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld door in de periode van 6 september 2012 tot en met 30 november 2012 zonder toestemming van de vrouw in haar woning te verblijven, niet in geschil is dat de vrouw voormelde kosten heeft voldaan, terwijl partijen op dat moment al niet meer samenwoonden. Nu niet is weersproken dat de man profijt heeft gehad van de door de vrouw betaalde voorzieningen en de vrouw niet, heeft de man zich naar het oordeel van het hof verrijkt ten koste van de vrouw. Voor zover de man bedoeld heeft te stellen dat de vrouw, door vrijwillig de hier bedoelde kosten te betalen, het oogmerk heeft gehad de man te bevoordelen, heeft hij deze stelling, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende geconcretiseerd en toegelicht.
Het hof is van oordeel dat de verrijking van de man ongerechtvaardigd is nu (gelet op het voorgaande) een redelijke grond daartoe ontbreekt. De grief van de man treft dus geen doel.
Kosten betreffende omver rijden lantaarnpaal (grief 6 van de man)
4.13.
De kantonrechter heeft overwogen dat vast staat dat de man een lantaarnpaal omver heeft gereden, alsook dat de vrouw de daarmee verband houdende kosten ad € 1.686,80 heeft voldaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vrouw in feite onverschuldigd heeft betaald voor de man, dan wel dat de man met dit bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt.
4.13.1.
De man stelt in zijn zesde grief dat de vrouw vrijwillig de betaling heeft verricht. Van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking is dan ook geen sprake volgens de man. De vrouw betwist de stelling van de man.
4.13.2.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Niet in geschil is dat partijen nog samenleefden op het moment dat de man een lantaarnpaal omver heeft gereden en dat de vrouw de daarmee verband houdende kosten ad € 1.686,80 heeft voldaan. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of de vrouw al dan niet onverschuldigd heeft betaald, dan wel of de man al dan niet ongerechtvaardigd is verrijkt. In haar memorie van antwoord voert de vrouw aan dat de man de verzekering heeft aangesproken ter vergoeding van de schade. Nu niet duidelijk is in hoeverre de verzekering de schade ook daadwerkelijk heeft vergoed, terwijl dit voor de beoordeling van onderhavig geschilpunt van belang is, verzoekt het hof de man zich hierover uit te laten, onderbouwd met bewijsstukken. Hij zal dit kunnen doen bij memorie na enquête, waarna de vrouw in de gelegenheid zal worden gesteld daarop te reageren.
Kosten vervanging ruit (grief 2 van de vrouw)
4.14.
De kantonrechter heeft de vordering van de vrouw aangaande de kosten betreffende de vervanging van de ruit ter hoogte van € 1.276,- afgewezen nu de vrouw, indien haar de toegang tot de woning door de man was ontzegd, de politie had kunnen inschakelen om toegang tot de woning te woning te krijgen. De omstandigheid dat de politie wel door de vrouw is gebeld, maar dat de komst van de politie niet is afgewacht dient voor rekening de vrouw te blijven, aldus de kantonrechter.
4.14.1.
De vrouw stelt in haar tweede grief van haar incidenteel appel dat de kantonrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van het geval ten tijde van het breken van de ruit van de woning van de vrouw.
De man betwist de stelling van de vrouw.
4.14.2.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Naar het oordeel van het hof bestaat er geen aanleiding om anders te oordelen dan de kantonrechter. De stelling van de vrouw dat de man onrechtmatig heeft gehandeld door haar de toegang tot de woning te ontzeggen biedt geen grondslag voor de vordering van de vrouw omdat een toereikend verband tussen de (door de vrouw zelf) gebroken ruit en het gestelde onrechtmatige verblijf van de man in de woning ontbreekt. Derhalve faalt de grief van de vrouw
4.15.
Het hof houdt de beslissing op de grieven 4, 7 en 8, die betrekking hebben op respectievelijk het conservatoir beslag, de wettelijke rente en de proceskosten, aan tot na de fase van de bewijslevering.

5.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
laat de man toe te bewijzen dat de caravan merk Wilk [type 2.] ten tijde van de verkoop aan de heer [koper] in augustus 2012 zijn eigendom was;
laat de vrouw toe te bewijzen dat tussen partijen sprake is van een geldleningsovereenkomst, op grond waarvan de man zich jegens de vrouw heeft verbonden tot terugbetaling van een bedrag van € 20.000,-
bepaalt, voor het geval partijen of één van hen bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. M.J. van Laarhoven als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 27 mei 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) op woensdagen en vrijdagen in de maanden juni, juli en september 2014;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat partijen tevoren overleg plegen over het aantal en de persoon van de getuigen dat tegen deze datum zal worden opgeroepen en de volgorde waarin de getuigen zullen worden voorgebracht;
bepaalt dat de raadslieden tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, M.J. van Laarhoven en A.E. van Solinge en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 mei 2014.