In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van haar kind en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De politierechter had een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week opgelegd voor de mishandeling en een taakstraf van 40 uren voor de bedreiging. Het hof oordeelde dat de opgelegde straffen in strijd waren met artikel 57 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat bij meerdaadse samenloop van misdrijven met gelijksoortige hoofdstraffen, één straf moet worden opgelegd. Het hof heeft de opgelegde straffen vernietigd en in plaats daarvan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit besluit werd genomen na afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels deelneemt aan een hulpverleningstraject. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onduidelijkheid bestond over de handhaving van de vordering in hoger beroep. Het hof bevestigde het beroepen vonnis voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.