ECLI:NL:GHSHE:2014:1635

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
HD 200.125.616_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurkoopovereenkomst van woonwagen en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw, de verkoopster, tegen een vonnis van de kantonrechter. De verkoopster had een huurkoopovereenkomst gesloten met de koopster voor een woonwagen, maar de koopster had haar betalingsverplichtingen niet nagekomen. De verkoopster vorderde betaling van de koopster voor niet-betaalde termijnen en kosten die voortvloeiden uit de ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter had de koopster veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.500,-, maar had de overige vorderingen van de verkoopster afgewezen. De verkoopster ging in hoger beroep, waarbij zij drie grieven indiende. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van de verkoopster had afgewezen met betrekking tot de resterende huurkooptermijnen na de ontbinding van de overeenkomst. Het hof stelde vast dat de koopster in gebreke was gebleven en dat de verkoopster recht had op schadevergoeding voor de kosten van verplaatsing van de woonwagen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de kosten van verplaatsing en de proceskostenveroordeling. De koopster werd veroordeeld tot betaling van € 2.856,- aan de verkoopster, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige en wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.616/02
arrest van 3 juni 2014
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. drs. M.L. Daniëls te Rijen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 april 2013 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gewezen vonnis van 30 januari 2013 tussen appellante – verkoopster – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde – koopster – als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 734087 CV EXPL 12-6030)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het vonnis van 26 september 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met een productie;
- het tegen koopster verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Verkoopster en koopster hebben op 1 mei 2009 een overeenkomst gesloten, waarvan de inhoud – voor zover hier relevant – als volgt luidt:
“Koopovereenkomst grote woonwagen (…) op afbetaling.
(…)
Artikel 1; verkoop
De verkoper geeft in verkoop aan koper, die in verkoop aanvaart de navolgende zaak, hierna te noemen het “object”; Grote woonwagen en bijgebouwen op camping [camping], [vestigingsadres] te [vestigingsplaats].
Artikel 2; kostprijs
De prijs bedraagt 6500 euro, zegge zesduizendvijfhonderd euro exclusief staanplaats (…). Het maandelijkse bedrag van 200 euro dient te worden betaald voor het eerst op 1 mei, vervolgens 1 juni en zo verder. Op de betalingstermijnen wordt geen btw berekend (…).
Artikel 3; aflossingsperiode
De aflossingsperiode vangt aan op 1 mei 2009, voor een periode van 32 maanden + 100 euro, waarbij de laatste betaling op 1 januari 2012 de woonwagen eigendom wordt van koper. (…). Bij in gebreke blijven van de betaling wordt deze overeenkomst ontbonden en heeft de verkoper het recht zijn eigendom (woonwagen en bijgebouwen) van staanplaats [standplaats] af te halen. De gemaakte kosten om de woonwagen te verplaatsen en de schade die daar eventueel uit voortvloeit plus achterstallig onderhoud zijn voor rekening van de koper.
(…).”
Koopster heeft over de maanden mei tot en met december 2009 € 200,- per maand betaald, alsmede € 100,- in januari 2010.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 16 augustus 2010 is de overeenkomst per gelijke datum ontbonden, voor zover deze niet reeds was geëindigd.
4.2.
Verkoopster heeft koopster op 26 juli 2012 gedagvaard en in conventie gevorderd koopster te veroordelen tot betaling van € 12.760,-, bestaande uit een bedrag van € 1.500,- aan niet betaalde termijnen in de periode van januari 2010 tot en met augustus 2010, een bedrag van € 3.300,- aan resterende termijnen na de ontbinding van de overeenkomst per 16 augustus 2010, een bedrag van € 2.856,- aan kosten van ontruiming en verplaatsing van de woonwagen en een bedrag van € 5.104,- aan kosten van door verkoopster gevoerde procedures om weer de vrije beschikking te krijgen over de woonwagen.
4.3.
De vordering van koopster in reconventie is geen onderdeel van de rechtsstrijd in hoger beroep.
4.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter koopster veroordeeld – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan verkoopster te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2010 tot aan de dag van volledige betaling, en verkoopster veroordeeld om de proceskosten te betalen. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.5.
Verkoopster is het met deze uitspraak niet eens en is met drie grieven in hoger beroep gekomen.
4.6.
In haar eerste grief stelt verkoopster dat de kantonrechter ten onrechte haar vordering heeft afgewezen wat betreft de resterende huurkooptermijnen na de ontbinding per 16 augustus 2010. Zij voert daartoe kort gezegd aan dat de kantonrechter ten onrechte aan de afwijzing ten grondslag heeft gelegd dat niet is komen vast te staan dat verkoopster koopster in gebreke heeft gesteld, ten eerste omdat verkoopster wel degelijk koopster in gebreke heeft gesteld en ten tweede omdat ingebrekestelling niet vereist was.
4.7.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. In het midden kan blijven of koopster al dan niet door verkoopster in gebreke is gesteld en of een ingebrekestelling was vereist, nu zelfs als de grief in zoverre slaagt de vordering toch afgewezen dient te worden.
Koopster heeft in eerste aanleg verweer gevoerd tegen de vordering van verkoopster van de resterende termijnen na de ontbinding per 16 augustus 2010. Verkoopster heeft volstaan met de stelling dat zij schade heeft geleden ten gevolge van de ontbinding van de overeenkomst, bestaande uit het resterende bedrag van de huurkoopovereenkomst. Verkoopster had deze stelling naar het oordeel van het hof moeten concretiseren. De overeenkomst is ontbonden. Verkoopster is eigenaresse van de woonwagen en bijgebouwen gebleven en zij heeft het bezit ervan weer verkregen. Zonder toelichting – die ontbreekt - is dan niet zonder meer duidelijk waarom het resterende bedrag van de huurkoopovereenkomst aangemerkt zou moeten worden als door verkoopster geleden schade.
4.8.
In haar tweede grief stelt verkoopster dat de kantonrechter ten onrechte haar vordering heeft afgewezen wat betreft de kosten van verplaatsing of ontruiming van de woonwagen. Zij voert daartoe kort gezegd aan dat de kantonrechter ten onrechte aan de afwijzing ten grondslag heeft gelegd dat het causaal verband ontbreekt tussen deze schade en de ontbinding van de overeenkomst, ten eerste omdat, gelet op artikel 3 van de overeenkomst, geen causaal verband vereist is en ten tweede omdat er wel degelijk een causaal verband is.
4.9.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Artikel 3 van de overeenkomst houdt onder meer het volgende in: “Bij in gebreke blijven van de betaling wordt deze overeenkomst ontbonden en heeft de verkoper het recht zijn eigendom (woonwagen en bijgebouwen) van staanplaats [standplaats] af te halen. De gemaakte kosten om de woonwagen te verplaatsen en de schade die daar eventueel uit voortvloeit plus achterstallig onderhoud zijn voor rekening van de koper.” Koopster was er aldus van op de hoogte, althans had ervan op de hoogte moeten zijn, dat het staken van de betalingen tot gevolg zou kunnen hebben dat verkoopster de woonwagen zou verplaatsen op kosten van koopster. Nadere eisen aan het verplaatsen, zoals bijvoorbeeld een termijn, stelt het artikel niet. Uit een door verkoopster ter terechtzitting in eerste aanleg overgelegde factuur blijkt dat de woonwagen is verplaatst op 3 februari 2011. Mitsdien staat reeds hierom vast dat koopster de kosten van verplaatsing dient te vergoeden.
Voorts is naar ’s hofs oordeel wel sprake van oorzakelijk verband. Immers staat vast dat koopster na januari 2010 geen termijnen meer aan verkoopster betaald heeft, dat verkoopster koopster (mede) hierom in rechte heeft betrokken en dat de overeenkomst per 16 augustus 2010 door de rechter is ontbonden. Voorts staat vast dat verkoopster bij vonnis in kort geding van 9 december 2010 is veroordeeld tot het verwijderen van de woonwagen van de standplaats. De veroordeling van verkoopster vloeit mede voort uit het feit dat koopster nagelaten heeft uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 2 van de overeenkomst, te weten voldoening van de kosten van de staanplaats aan de campinghoudster. Het hof is van oordeel dat uit deze feiten genoegzaam blijkt van een causaal verband tussen het staken van de betalingen door koopster, de ontbinding van de overeenkomst en het maken van kosten vanwege het verplaatsen van de woonwagen.
4.10.
Koopster heeft in eerste aanleg verweer gevoerd tegen de vordering van verkoopster met betrekking tot de verplaatsingskosten en gesteld dat niet duidelijk is waar deze kosten op zien en waarom deze kosten zijn gemaakt. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg door verkoopster overgelegde factuur blijkt dat aan haar een bedrag van € 2.856,- is gefactureerd door [Dienstverlening] Dienstverlening in verband met het transport van een woonwagen op
3 februari 2011. Naar het oordeel van het hof heeft verkoopster haar stelling voldoende concreet onderbouwd.
De grief slaagt en de vordering dient wat betreft de verplaatsingskosten te worden toegewezen.
4.11.
In haar derde en laatste grief stelt verkoopster dat de kantonrechter haar ten onrechte in de kosten van de procedure in eerste aanleg heeft veroordeeld, omdat zij niet de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is.
4.12.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Het slagen van de tweede grief van verkoopster heeft tot gevolg dat het bestreden vonnis in zoverre niet in stand kan blijven en vernietigd dient te worden. Het hof zal koopster, in zoverre ook onder vernietiging van de daarin in conventie uitgesproken proceskostenveroordeling, als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten in beide instanties.
4.13.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van verkoopster zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 97,64
– griffierecht
€ 73,00
totaal verschotten € 170,64
en voor salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 150,00 € 300,00.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van verkoopster zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 94,79
– griffierecht
€ 299,00
totaal verschotten € 393,79
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1. punt x € 632,00 € 632,00.
4.14
Nu [appellante] geen feiten stelt of te bewijzen aanbiedt die tot een ander oordeel kunnen leiden, wordt haar bewijsaanbod gepasseerd en beslist het hof als volgt.

5. De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep wat betreft de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de kosten van verplaatsing of ontruiming van de woonwagen en de in conventie uitgesproken proceskostenveroordeling en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt koopster tot betaling aan verkoopster van een bedrag van € 2.856,- ten aanzien van kosten samenhangende met de ontruiming en verplaatsing van de woonwagen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum waarop deze kosten zijn gemaakt, zijnde 3 februari 2011, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt koopster in de proceskosten van de eerste aanleg in conventie en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van verkoopster worden begroot op € 170,64 aan verschotten en op € 300,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 393,79 aan verschotten en op € 632,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, N.J.M. van Etten en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 juni 2014.