ECLI:NL:GHSHE:2014:1742

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
HD 200.142.690_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tijdige betaling griffierechten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door de vrouw, appellante, tegen de man, geïntimeerde, naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 28 augustus 2013. De zaak betreft de tijdige betaling van griffierechten. Appellante heeft op 21 oktober 2013 hoger beroep ingesteld en is opgeroepen om te verschijnen op de openbare terechtzitting van het hof op 4 maart 2014. Tijdens deze zitting is vastgesteld dat appellante het griffierecht niet tijdig had voldaan, wat leidde tot een mogelijke sanctie van ontslag van instantie. Appellante heeft echter aangevoerd dat zij het griffierecht op 31 maart 2014 tijdig had voldaan, wat zij onderbouwde met een uitdraai van internetbankieren. Het hof heeft navraag gedaan bij het LDCR en vastgesteld dat er een grote achterstand was in de verwerking van betaalde griffierechten, waardoor onterecht was vermeld dat appellante niet had voldaan.

Het hof heeft besloten de procedure voort te zetten, nu appellante het griffierecht tijdig heeft voldaan. Er is een comparitie van partijen gelast om te beproeven of er een minnelijke regeling kan worden getroffen of om door te verwijzen naar mediation. De comparitie is bedoeld voor het uitwisselen van informatie en het geven van instructies met betrekking tot de zaak. De geplande duur van de zitting is anderhalf uur, waarbij niet de gelegenheid zal worden geboden om te pleiten. De uitspraak van het hof is gedaan op 10 juni 2014, waarbij de partijen zijn opgeroepen om in persoon te verschijnen voor de raadsheer-commissaris, mr. N.J.M. van Etten, in het Paleis van Justitie te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.142.690/01
arrest van 10 juni 2014
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. R.W.C. Vranken te Heerlen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 oktober 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, gewezen vonnis van 28 augustus 2013 tussen appellante als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/170326/HA ZA 12-142)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Appellante heeft bij voormeld exploot geïntimeerde opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 maart 2014.
2.2.
Appellante heeft de zaak aangebracht ter rolzitting van 4 maart 2014. Ieder van partijen heeft een advocaat doen stellen.
2.3.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na aanbrengen, derhalve uiterlijk op 1 april 2014 te voldoen. Op 8 april 2014 stond in ReIS vermeld dat appellante het griffierecht niet (tijdig) heeft voldaan.
2.4.
Appellante en geïntimeerde hebben een akte genomen.
2.5.
Hierna is bepaald dat arrest wordt gewezen. Appellante heeft daartoe de gedingstukken overgelegd.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 3 lid 1 jo. 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en artikel 353 jo. 127a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig (binnen vier weken na de eerste uitroeping van de zaak) heeft voldaan. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (art. 127a lid 3 Rv.).
3.2.
Appellante stelt dat zij wel tijdig de griffierechten heeft voldaan, namelijk op 31 maart 2014 en onderbouwt dit met een uitdraai van internetbankieren.
3.3.
Het is het hof thans gebleken dat appellante de griffierechten tijdig heeft voldaan. Bij navraag bij het LDCR bleek dat zij een grote achterstand in de verwerking van betaalde griffierechten had. Dit had in het onderhavige geval tot gevolg dat op 8 april 2014 in ReIS vermeld stond dat appellante de griffierechten niet had voldaan.
3.4.
Nu appellante het griffierecht tijdig heeft voldaan, zal de procedure worden voortgezet. Het hof ziet het hof aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het beproeven van een minnelijke regeling of de doorwijzing naar mediation. Voorts kan de comparitie worden benut om informatie uit te wisselen en om eventuele instructies met betrekking tot de zaak te geven. Het hof verwijst voor nadere algemene informatie over de comparitie naar
www.rechtspraak.nl(deelsite Gerechtshof 's-Hertogenbosch, onder “Regels en procedures”).
3.5.
De geplande duur van de zitting is anderhalf uur. Ter comparitie zal niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten. Hieronder wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak al dan niet aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is, op
11 juli 2014 om 14.00 uurzullen verschijnen voor mr. N.J.M. van Etten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch, met de hiervoor onder 3.4 vermelde doeleinden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 juni 2014.