ECLI:NL:GHSHE:2014:18

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 januari 2014
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
20-002291-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun bediening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor belediging van twee politieambtenaren tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 300,-- opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk was. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een lagere geldboete van € 200,-- had geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak en stelde dat de politieambtenaren niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Het hof oordeelde echter dat de verdachte de politieambtenaren al beledigd had voordat er om legitimatie werd gevraagd, en dat de politie dus wel degelijk in hun rechtmatige uitoefening handelde.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde beledigingen. De verdachte had beledigende uitlatingen gedaan zoals "wat moeten die kankerwouten hier" en "flikker op mongool". Het hof overwoog dat de op te leggen straf ook moest dienen om de onjuistheid van de gedachte te benadrukken dat men overheidsdienaren in de openbare ruimte respectloos kan bejegenen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 650,--, te betalen in tien maandelijkse termijnen van € 65,--. Het hof hield rekening met de ernst van de beledigingen en het verzet van de verdachte tijdens zijn aanhouding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002291-13
Uitspraak : 13 januari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 3 juli 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-041432-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een geldboete van € 300,-- subsidiair 6 dagen hechtenis, waarvan € 100,-- subsidiair 2 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, het onvoorwaardelijk deel van genoemde geldboete te voldoen in vier gelijke maandelijkse termijnen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 200,--, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis, te voldoen in vier maandelijkse termijnen elk groot € 50,--.
Door de verdediging is primair vrijspraak en subsidiair niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 april 2011 te Lithoijen, gemeente Oss, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant], agent van de politieregio Brabant-Noord, en [verbalisant 2], hoofdagent politieregio Brabant-Noord, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "wat moeten die kankerwouten hier" en/of "Ik hoef jou helemaal niets te geven vuile fascist" en/of "Flikker op mongool" en/of "rot op klootzak" en/of "Wilders vriendje" en/of "fascisten zijn jullie" en/of "flikker op klootzakken", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2011, opgemaakt door
[verbalisant 2], hoofdagent van politie van de Politieregio Brabant-Noord, en [verbalisant], agent van politie van de Politieregio Brabant-Noord, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op vrijdag 8 april 2011 waren wij, verbalisanten, gekleed in het politie-uniform en reden wij in een opvallend dienstvoertuig. Wij waren belast met de zogenaamde noodhulpdienst. Op 8 april 2011 kregen wij van het Gemeenschappelijk Meldcentrum (hierna: GMC) de opdracht te gaan naar de lokale [adres] in Lithoijen. Daar zou op dat moment gevochten worden. Gezien de aard van de melding gaf het GMC de prioriteit 1 aan de melding. Hierop zijn wij, verbalisanten, direct ter plaatse gegaan. Wij zagen op het perceel [adres] te Lithoijen twee manspersonen staan. Wij stapten uit en spraken beide personen aan. Op het moment dat ik, verbalisant [verbalisant 2], wilde vragen of alles in orde was, hoorde ik dat de oudere man, die later bleek te zijn [verdachte], luidkeels schreeuwde: "Wat moeten die kankerwouten hier?" en “Ik heb niets met hen te maken, wie heeft hen gebeld?” Wij, verbalisanten, zagen dat [verdachte] een redelijk opgewonden indruk maakte. [verdachte] stapte op mij, verbalisant [verbalisant 2], af en probeerde dichterbij te komen. Ik vroeg aan hem wat er aan de hand was. Hierop schreeuwde hij luidkeels dat dit een politiestaat was en dat wij maar op moesten flikkeren. Ik voelde dat [verdachte] mij door middel van een gestrekte arm naar achteren duwde. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zei tegen [verdachte] dat ik er niet van gediend was aangeraakt te worden. Hierop vroeg ik aan [verdachte] zijn legitimatiebewijs. Hierop antwoordde hij: "Ik hoef jou helemaal niets te geven vuile fascist" en “We leven godverdomme in een kanker politiestaat. Flikker op mongool, ik geef je niets." Hierop zei ik, verbalisant [verbalisant 2]: “Meneer, let op uw woorden, u bent nu staande gehouden en ik vorder van u een legitimatiebewijs. Hierop zei [verdachte]: "rot nou op klootzak, jij krijgt niets, helemaal niets en je hebt het recht niet, Wilders vriendje." Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant 2], dat [verdachte] zich aan zijn staandehouding wilde onttrekken. Ik zag dat hij zich omdraaide en wegliep. Hierop heb ik [verdachte] vastgepakt en verteld dat er niet weggelopen werd. Ik, verbalisant [verbalisant 2], vorderde direct hierop opnieuw zijn legitimatiebewijs. Hierop zagen wij, verbalisanten, dat [verdachte] wederom aanstalten maakte weg te lopen. Hij schreeuwde hierop luidkeels: “Waanzin, dit is waanzin, fascisten zijn jullie, flikker op klootzakken, ik doe niks, jij krijgt niets." Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2], [verdachte] vastgepakt en medegedeeld dat hij was aangehouden als verdachte. Hierop begon [verdachte] zich hevig te verzetten, waarop ik eerste verbalisant door middel van een halscontrole het verzet onder controle kreeg. Tijdens het transport naar het bureau van politie te Oss bleef verdachte beledigende teksten naar ons schreeuwen. [2]
2.
Het proces-verbaal van verhoor van 8 april 2011, opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
Ik ben vanmorgen naar een huis wezen kijken. In mijn beleving stond ineens de politie er. Ik vond het belachelijk dat de politie er was.
AUSWEIS BITTE, daar gaat het naartoe.
Ik vind het normaal dat ik u fascistische praktijken heb toegeworpen.
Waanzin. [3]

en als bevinding van verbalisant:

De verdachte bleef recalcitrant tijdens het verhoor en bleef met net niet beledigende opmerkingen de verhoorder bestoken. [4]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Namens de verdachte is ten verweer primair vrijspraak bepleit; zulks op grond dat deze de ten laste gelegde bewoordingen niet zou hebben gebezigd.
Dit verweer vindt zijn weerlegging in de evenweergegeven bewijsmiddelen. In het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof geen redenen bevonden om te twijfelen aan de juistheid van het als bewijsmiddel 1 opgenomen relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant], dat nog wint aan overtuigende kracht door de verklaring en het gedrag van verdachte zelve, zoals opgenomen als bewijsmiddel 2.
Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit.
Subsidiair, te weten: voor het geval het hof de ten laste gelegde bewoordingen bewezen zou achten, is ten verweer betoogd dat het openbaar ministerie in de strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard. Daartoe is het volgende aangevoerd,.
Er bestond geen reden om van verdachte te vragen, en later te vorderen, dat hij zich zou legitimeren. Dat betekent dat de verbalisanten niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren op het moment dat verdachte tegen hen is uitgevaren zoals ten laste gelegd. Het daarop betrekking hebbende bestanddeel van artikel 267, aanhef en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan dan ook niet worden bewezen. In theorie zou dan wèl eenvoudige belediging sec bewezen kunnen worden; voor vervolging te dier zake is echter ingevolge artikel 269 van dat wetboek een klacht van de beledigde vereist. Aangezien die ontbreekt kan het openbaar ministerie in zijn vervolging niet worden ontvangen.
Het hof kan de verdediging in het verweer niet volgen. Dat miskent immers allereerst dat verdachte de politie al met het woord “kankerwouten” had beledigd, voordat op enigerlei wijze legitimatie ter sprake kwam. Daarmede staat – kennelijk ook in de gedachtengang van de verdediging – het ten laste gelegde in zoverre al vast.
Na die belediging had de politie voorts alle reden om aan verdachte te vragen, en later van hem te vorderen, dat hij zich zou legitimeren. Van enige onrechtmatigheid, die tot het oordeel zou moeten leiden dat de politie daarbij niet in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was, is het hof niet gebleken.
Daarmede ontvalt de grondslag aan het ontvankelijkheidsverweer.
Meer subsidiair – te weten: wanneer het hof bewezen zou achten, dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft gebezigd, zomede dat de betrokken politieambtenaren ten tijde daarvan in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren – is nog ten verweer betoogd dat vrijspraak zou moeten volgen van de woorden “Wilders vriendje”, omdat die geen beledigend karakter hebben.
Ook hierin kan het hof de verdediging niet volgen. Gezien de samenhang met de andere beledigingen, waarin deze woorden zijn geuit en in aanmerking genomen dat – zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt – verdachte zeer verontwaardigd over het hem ten deel vallend politieoptreden was, hadden de bedoelde woorden ontegenzeggelijk de strekking om [verbalisant 2] en [verbalisant] in hun eer en goede naam aan te randen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 april 2011 te Lithoijen, gemeente Oss, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant], agent van de politieregio Brabant-Noord, en [verbalisant 2], hoofdagent politieregio Brabant-Noord, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "wat moeten die kankerwouten hier" en "Ik hoef jou helemaal niets te geven vuile fascist" en "Flikker op mongool" en "rot op klootzak" en "Wilders vriendje" en "fascisten zijn jullie" en "flikker op klootzakken".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Dienaangaande heeft het volgende te gelden.
Verdachte is zich zonder enige aanleiding verre te buiten gegaan aan een reeks stuitende beledigingen aan het adres van twee politieambtenaren. Het hof acht dat ernstig en het overweegt daaromtrent nog, dat uit openbare bronnen – te weten talrijke artikelen in de landelijke pers – blijkt dat rechtsgenoten zich in toenemende mate vrij menen te kunnen voelen om in de openbare ruimte overheidsdienaren respectloos en kwetsend tegemoet te treden. De in de voorliggende zaak, die daarvan een voorbeeld is, op te leggen straf dient mede om de onjuistheid van deze mening te benadrukken.
Verder houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte zich, wat hem niet afzonderlijk is ten laste gelegd, hevig tegen zijn aanhouding en overbrenging naar een politiebureau heeft verzet.
En ten slotte kan het hof er niet aan voorbij gaan, dat verdachte – door tegen beter weten in het ten laste gelegde misdrijf te blijven ontkennen – te kennen heeft gegeven het verwerpelijke van zijn handelen geenszins in te zien.
Dit alles overziende kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof acht een geldboete van € 650,-- meer op zijn plaats.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Gelet op die draagkracht zal het hof verdachte betaling in 10 maandelijkse termijnen toestaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
geldboetevan
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis.
Bepaaltdat de
geldboetemag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 65,00 (vijfenzestig euro).

Vernietigt de eerder aan verdachte uitgevaardigde strafbeschikking.

Aldus gewezen door
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. E.F.G.M. Gelderman en mr. H.D. Bergkotte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 13 januari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van de Politieregio Brabant-Noord, District Maasland, D2-team Noord Oss-Lith, registratienummer PL21Y1 2011035662, doorgenummerde dossierpagina’s 1-11, zulks tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2011, dossierpagina’s 9-11.
3.Proces-verbaal van verhoor d.d. 8 april 2011, dossierpagina’s 7-8.
4.Proces-verbaal van verhoor d.d. 8 april 2011, dossierpagina’s 7-8.