ECLI:NL:GHSHE:2014:180
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- J.M. Brandenburg
- M. van Ham
- C.E.C.J. Ponsioen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot voortzetting huur op de voet van artikel 7:268 lid 2 BW. Duurzame gemeenschappelijke huishouding?
In deze zaak gaat het om een vordering tot voortzetting van de huur door [geïntimeerde] op basis van artikel 7:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, na het overlijden van zijn moeder, die de huurder was. [geïntimeerde] heeft in 2009 bij zijn moeder in de woning aan de [pand] te [plaats] ingetrokken om voor haar te zorgen. Na het overlijden van zijn moeder op 4 januari 2012, heeft Huis & Erf, de verhuurder, [geïntimeerde] verzocht de woning te verlaten. [geïntimeerde] vorderde in eerste aanleg een verklaring voor recht dat de huur door hem wordt voortgezet, terwijl Huis & Erf in reconventie een verklaring voor recht vorderde dat er geen huurrelatie bestond en dat [geïntimeerde] de woning diende te ontruimen.
De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar Huis & Erf ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de vraag of er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [geïntimeerde] en zijn moeder. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] niet voldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, zoals vereist door de wet. Het hof oordeelt dat de vordering van [geïntimeerde] niet kan worden toegewezen, en vernietigt het vonnis van de kantonrechter. De vordering van Huis & Erf wordt toegewezen, en [geïntimeerde] wordt veroordeeld de woning binnen twee maanden te verlaten, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldoet. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.