2cops
From: [alias 2]
TimeStamp: 12-2-2013 0:59:34 (UTC+0)
I’m at retie
From: [alias 2]
TimeStamp: 12-2-2013 0:59:34 (UTC+0)
Wot
From: [alias 2]
TimeStamp: 12-2-2013 1:00:42 (UTC+0)
They have u
Hierna volgt een aantal korte berichten afkomstig van ‘[alias 2]’ tussen 1:04:03 en 1:32:03, onder meer inhoudende:
- Hey
- Are you ok
- Hello
- what is going on tell me
- PING!!!
- I am at ring antwerp en
- Now kennedy tunnel
- How r u doing
Uiteindelijk volgt daarop het volgende bericht van ‘[alias 1]’ met de volgende reactie van ‘[alias 2]’:
From: [alias 1]
TimeStamp: 12-2-2013 1:33:09 (UTC+0)
Cops
From: [alias 2]
TimeStamp: 12-2-2013 1:33:37(UTC+0)
U fucked or u ok
De tijdstippen van deze berichten zijn weergegeven als ‘UTC+0’. Naar het oordeel van het hof is het een feit van algemene bekendheid dat de Nederlandse tijdzone in februari (wintertijd) UTC+1 is. Hoewel in het proces-verbaal ‘veiligstellen data mobiele telefoon’ is gerelateerd dat de datum en tijd van de Blackberry waren ingesteld conform de daadwerkelijke tijd en datum (p. 93), dient, gelet op de vermelding UTC+0, bij de tijdstippen weergegeven bij deze chatberichten derhalve telkens een uur te worden opgeteld voor de juiste Nederlandse tijd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het bericht ‘[afgekorte voornaam] is in gas station’ heeft verzonden. [medeverdachte] bevond zich toen als bijrijder in de Audi die door de verdachte werd bestuurd. Dit bericht is door ‘[alias 1]’ verstuurd op 12 februari 2013 om 1.49.44 uur Nederlandse tijd. Het hof leidt hieruit af dat de berichten afkomstig van ‘[alias 1]’ zijn verzonden vanaf de Blackberry en dat de berichten verzonden door ‘[alias 1]’ tussen 12 februari 2013, 1.40.18 (Nederlandse tijd) en 12 februari 2013, 2.33.09 (Nederlandse tijd) zijn verzonden vanuit de Audi en derhalve door verdachte dan wel door [medeverdachte]. Anders dan de raadsman, acht het hof het geenszins uitgesloten, gelet op het tijdstip van aanhouding van beide verdachten (2.40 uur), dat het bericht verstuurd door ‘[alias 1]’ om 2:33:09 (Nederlandse tijd) nog door verdachte of [medeverdachte] is verstuurd kort voordat zij door hun aanhouding daartoe niet meer in staat waren.
Gelet op de inhoud van de berichten gaat het hof ervan uit dat de eerder verstuurde berichten, gelet op de verwijzingen naar
tape,
magnet,
boxesen
packages, betrekking hadden op de in de Audi aangetroffen pakketten en dat een afspraak is gemaakt met een persoon die gebruik maakt van de naam ‘[alias 2]’. Tijdens het vervoer van de pakketten heeft contact plaatsgevonden tussen een van de inzittenden van de Audi, mogelijk [medeverdachte], en ‘[alias 2]’. In die contacten hield men elkaar op de hoogte van de gebeurtenissen. Zo werd ‘[alias 2]’ gewaarschuwd dat er politie was. Uit de inhoud van de berichten maakt het hof voorts op dat de bediener van de Blackberry van de aanwezigheid van de pakketten in de Audi heeft geweten en dat hij met die pakketten op weg was naar een ontmoeting met ‘[alias 2]’.
Gebleken is voorts dat verdachte de Audi waarin hij en [medeverdachte] zich bevonden in gebruik had, dat hij toegang had tot de garage waar de Audi eerder die nacht geparkeerd stond en dat hij met [medeverdachte] in de Audi, waarin de pakketten lagen, is vertrokken waarbij verdachte degene was die de auto bestuurde. Uit de gehele gang van zaken, zoals deze tot uitdrukking komt in de bewijsmiddelen, leidt het hof af dat verdachte en [medeverdachte] op weg waren naar een ontmoeting met ‘[alias 2]’, welke ontmoeting te maken had met de pakketten met verdovende middelen die in de Audi lagen, en dat verdachte wel degelijk wist wat zich afspeelde en dat hij derhalve wist dat in de bij hem in gebruik zijnde auto pakketten lagen met verdovende middelen. Het hof heeft daarbij de door verbalisanten gerelateerde omstandigheid betrokken dat verdachte en [medeverdachte] beiden bij verbalisanten de auto binnen keken, vervolgens elkaar aankeken en verdachte, zijnde de bestuurder van de Audi, is weggereden. Verdachte heeft voor de kennelijke bestemming van de Audi die nacht ook geen plausibele verklaring gegeven.
Uit het vorenoverwogene leidt het hof af dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de pakketten met verdovende middelen in de Audi en dat hij, tezamen met [medeverdachte], de pakketten heeft vervoerd. Dat [medeverdachte] eerder in hoger beroep is vrijgesproken van dit feit kan aan dat oordeel niet afdoen. Het hangt immers van de aan de feitenrechter voorbehouden waardering van het bewijsmateriaal in de zaak van de verdachte af of en zo ja welk ten laste gelegd feit bewezen kan worden, nog daargelaten dat het arrest in de strafzaak tegen [medeverdachte] niet onherroepelijk is nu de advocaat-generaal in die zaak beroep in cassatie heeft gesteld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-845116-13 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845116-13 bewezen verklaarde
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op:
- de omstandigheid dat het in totaal om een grote hoeveelheid hard drugs ging,
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-820487–13 bewezen verklaarde
Het hof zal, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, een straf bepalen ten aanzien van het niet aan zijn oordeel onderworpen door de rechtbank in de zaak met parketnummer 01-820487-13 onder 1. en 2. bewezen verklaarde. Het hof zal die straf bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, gelet op de straffen die doorgaans plegen te worden opgelegd voor feiten zoals bewezen verklaard.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder verdachte in beslag genomen iPhone met goednummer PL26WF-2013007708-438166.
Tegen verdachte is een bevel tot voorlopige hechtenis verleend. Dit bevel is door het hof ter terechtzitting van 4 juni 2014 geschorst tot 18 juni 2014, 12.30 uur. Ten tijde van het uitspreken van dit arrest, op 18 juni 2014 te 13.15 uur, is het bevel tot voorlopige hechtenis derhalve herleefd. Gelet op de straffen die het hof zal opleggen, ziet het hof geen aanleiding enige nadere beslissing te nemen ten aanzien van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.