ECLI:NL:GHSHE:2014:1808

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
20-004222-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake diefstallen met braak en inklimming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak en inklimming. De rechtbank had de verdachte, die in PI Limburg Zuid verblijft, een gevangenisstraf van 21 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de verdediging, die een strafmaatverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in stand gelaten, behalve wat betreft de opgelegde straf. Het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie woninginbraken, wat een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers met zich meebrengt. De verdachte heeft niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook emotioneel leed bij de slachtoffers, wat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf voor de verdachte vastgesteld op 15 maanden, waarbij het hof geen aanleiding ziet om af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar bevestigt het vonnis voor het overige, en beveelt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004222-13
Uitspraak : 11 juni 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van
11 december 2013, parketnummer 03-700455-13 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-700731-12, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1986],
thans verblijvende in PI Limburg Zuid - Gev. De Geerhorst te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - diefstal met braak (feiten 1 en 3) en diefstal met braak en inklimming (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan
3
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Voorts heeft de rechtbank beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partijen en de tenuitvoerlegging gelast van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geheel toegewezen. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met inbegrip van de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken. Hij heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en heeft bovendien spullen meegenomen die niet alleen kostbaar waren, maar ook, met name voor wat betreft het slachtoffer [slachtoffer 1], grote emotionele waarde hadden. Hij heeft hiermee niet alleen materiële schade, maar ook persoonlijk leed veroorzaakt. Bovendien veroorzaken woninginbraken doorgaans bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte heeft zich hiervan geen enkele rekenschap gegeven.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 mei 2014, reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Bovendien liep verdachte ten tijde van het plegen van het onder 3 bewezen verklaarde in een proeftijd en was hij kort daarvoor geschorst uit de voorlopige hechtenis voor de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Het hof sluit voor de bepaling van de straf aan bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Voor een diefstal met braak is, in het geval er sprake is van recidive, het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. In hetgeen de advocaat-generaal heeft aangevoerd, in het bijzonder de stelling dat sprake zou zijn van frequente recidive, ziet het hof geen aanleiding om in strafverzwarende zin af te wijken van het uitgangspunt.
Alles overwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden voor de onderhavige 3 feiten passend en geboden.
Oplegging van een deels voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging bepleit, zou naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. Bovendien is het hof van oordeel dat aan verdachte reeds voldoende kansen zijn geboden om aan zijn leven een positieve wending te geven. Verdachte heeft deze kansen, gezien de onderhavige feiten en de over hem uitgebrachte reclasseringsrapportages, op geen enkele wijze benut. Een voorwaardelijke straf is naar het oordeel van het hof dan ook niet meer aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 11 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.