ECLI:NL:GHSHE:2014:1809

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
20-002151-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte was veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte had op 4 december 2011 in Goes, door middel van geweld, de aangeefster gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en subsidiair vrijspraak bepleit. Het hof heeft het beroep op niet-ontvankelijkheid verworpen en het vonnis van de eerste rechter vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde handelingen had gepleegd, waarbij het hof de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beschouwde. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van €750,00 en vijftien dagen hechtenis, voorwaardelijk, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis. Het hof overwoog dat het handelen van de verdachte uitermate seksistisch en respectloos was, wat bijdraagt aan een onveilig gevoel voor vrouwen in het uitgaansleven. De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002151-13
Uitspraak : 6 juni 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2013 in de strafzaak met parketnummer
12-705971-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - aanranding veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis, waarvan dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en subsidiair vrijspraak bepleit. Indien het hof toch tot een bewezenverklaring komt, is door de verdediging verzocht een geldboete op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te Goes, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van en/of knijpen in de borst(en) van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit hieruit dat verdachte onverhoeds de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast en/of onverhoeds in de borst(en) van die [slachtoffer] heeft geknepen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met (de bedoeling van) de richtlijnen “Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik” en “Aanwijzing auditief registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten”, door aangeefster niet de nodige bedenktijd te geven alvorens aangifte te doen en door het verhoor van aangeefster niet audiovisueel te (doen) registreren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Wat er ook zij van de feitelijke juistheid van hetgeen (ook in onderlinge samenhang) door de raadsman is aangevoerd, het kan niet tot de gevolgtrekking leiden dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 december 2011 te Goes door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid hieruit dat verdachte onverhoeds in de borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman, op gronden zoals verwoord in de overgelegde pleitnota, aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden. Immers, het dossier bevat enkel een aangifte, een ontkenning van verdachte, twee getuigenverklaringen (belastend, bij de politie afgelegd door dronken getuigen, ontlastend bij de rechter-commissaris) en dat er objectief beeldmateriaal is waarop duidelijk niets onoorbaars te zien is. Indien het hof tot de vaststelling komt dat het ten laste gelegde wel heeft plaatsgehad, is de raadsman van oordeel dat bij de verdachte het opzet heeft ontbroken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
- Aangeefster heeft op 4 december 2011 om 10.00 uur, de ochtend na het nachtelijke voorval, bij de politie, voor zover hier van belang en zakelijk weergeven, het volgende verklaard. (Proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer PK193D 2011096567-1)
Zij stond op 4 december 2011, omstreeks 02.00 uur, nadat het café waar zij die avond het laatst was geweest, was gesloten samen met twee vrienden, [getuige 1] en [getuige 2], te praten in een steegje. Verdachte stond ook bij het groepje. Op enig moment zag aangeefster dat verdachte zijn rechterhand naar beneden deed en met zijn hand in de richting van haar vagina, de binnenkant van haar rechterbeen ging. Om te voorkomen dat verdachte haar daar vastpakte, heeft aangeefster de hand van verdachte weggeduwd en hem toegevoegd dat hij normaal moest doen. Daarop hoorde aangeefster dat verdachte tegen haar zei dat ze wel lekkere borsten had. Hierop zag aangeefster dat verdachte haar borsten ineens met twee handen vastpakte en voelde ze dat hij op elke borst een hand legde en hij met zijn handen in haar borsten kneep. Aangeefster zei daarop dat hij moest opdonderen en ze is weggerend. Even later is verdachte aangehouden (
hof: op verdenking van vertreding van artikel 453 Wetboek van Strafrecht).Aangeefster was daarbij aanwezig. Voor de aanhouding heeft aangeefster tegen de politie gezegd dat ze aangifte wilde doen omdat verdachte aan haar had gezeten.
  • In het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaal nummer: PL 1952 2011096567-7), is –voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven- geverbaliseerd dat omstreeks 02.10 aangeefster de verbalisanten heeft aangesproken en heeft verklaard dat zij door de persoon die was aangehouden (
  • De getuige [getuige 1] heeft op 4 december 2011 om 3.15 uur bij de politie, ten overstaan van hoofdagent [hoofdagent], -zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang- het volgende verklaard. (Proces-verbaal verhoor getuige, procesverbaal-nummer: PL1952 2011096567-2).
De getuige stond rond 2.00 uur samen met een vriend, [getuige 2], en aangeefster in de Sint Adriaanstraat te Goes te praten. Verdachte stond ook bij dat groepje. Op enig moment hoorde de getuige [getuige 1] dat verdachte zei: “Ow, ok, als je toch nog niet weggaat” en zag dat verdachte toen een stap naar voren nam en beide handen voor zich bracht met de kennelijke bedoeling om de borsten van aangeefster vast te pakken. De getuige zag vervolgens dat verdachte aangeefster met twee handen beetpakte bij haar borsten.
De getuige zag dat aangeefster schrok, wegdraaide van verdachte en hard wegliep. De getuige zag vervolgens dat verdachte achter aangeefster aanliep. Getuige is achter verdachte aangegaan en heeft hem aangesproken op zijn gedrag, waarop verdachte hem heeft toegevoegd iets als: dat hij dat zelf wel uitmaakt. Verder heeft getuige nog gedetailleerd verklaard over hetgeen de aanleiding is geweest voor de politie om verdachte aan te houden en dat aangeefster het voorval aan de aanwezige politie heeft gemeld.
- De getuige [getuige 2] heeft op 4 december 2011 om 3.00 uur bij de politie, ten overstaan van hoofdagent [hoofdagent], het volgende verklaard. (Proces-verbaal verhoor getuige, procesverbaal-nummer: PL195A 2011096567-3).
Deze getuige stond rond 2.00 uur samen met een vriend, [getuige 1], en aangeefster in de Sint Adriaanstraat te Goes te praten. Verdachte stond ook bij dat groepje. Op enig moment zag de getuige [getuige 2] dat verdachte zijn hand op de binnenzijde van haar rechterdij legde en dat aangeefster die hand wegduwde. Vervolgens zag de getuige dat verdachte zijn hand op de borsten van aangeefster legde. Aangeefster schrok daarvan en is weggelopen. Verdachte liep achter haar aan. De getuige is volgens zijn verklaring samen met getuige [getuige 1] achter verdachte aangelopen om verdachte in de gaten te houden. De getuige heeft verder verklaard over hetgeen heeft geleid tot de aanhouding van de verdachte.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Het hof acht in dit kader van belang dat de getuigen kort na het gebeuren, respectievelijk om 3.15 uur en 3.00 uur, en voordat aangeefster een verklaring heeft afgelegd, ten overstaan van verschillende politieambtenaren hun verklaring hebben afgelegd. Deze verklaringen zijn gedetailleerd en stemmen met elkaar overeen. Door de mate van gedetailleerdheid waarin deze verklaringen overeenstemmen is het naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd. Daarbij merkt het hof nog op dat getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris (verhoor bij rechter-commissaris, rechtbank Zeeland-West-Brabant, ARC-nummer: 13/513, 13 maart 2013) heeft verklaard dat hij te voet naar het politiebureau is gegaan, terwijl de getuige [getuige 1] in de auto met aangeefster is meegereden naar het politiebureau. Uit deze omstandigheid leidt het hof af dat er niet veel tijd of gelegenheid is geweest voor een eventuele afstemming van de verklaringen. Voorts stelt het hof vast dat de getuigen tegenover de politie telkens verklaren vanuit hun eigen waarneming, bijvoorbeeld met de woorden “ik zag”, terwijl het hof in het dossier geen aanwijzingen heeft aangetroffen dat de getuigen woorden in de mond zijn gelegd. Uit de inhoud van de processen-verbaal van de verhoren blijkt in het geheel niet dat de getuigen in dusdanige dronken toestand de verklaringen hebben afgelegd dat de verklaringen, zo begrijpt het hof de verdediging, onbetrouwbaar zijn. Daar doet niet aan af dat de getuigen bij de rechter-commissaris hebben verklaard dat ze die avond wel alcohol hebben gedronken.
Gelet op het vorenstaande hecht het hof minder waarde aan de verklaringen die de getuigen ruim een jaar later bij de rechter-commissaris hebben afgelegd en waar de verdediging een beroep op doet.
Het hof heeft ter terechtzitting op verzoek van de verdediging de camerabeelden bekeken van zondag 4 december 2011 tussen 2.00 uur en 2.10 uur, geregistreerd door een toezichtcamera in de binnenstad van Goes. Foto-afdrukken van deze beelden maken deel uit van het verhoor bij de rechter-commissaris van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Het hof stelt als eigen waarneming vast dat de beschikbare beelden wel de ontmoeting van verdachte en aangeefster en de getuigen bevestigen, doch geen uitsluitsel, in belastende dan wel in ontlastende zin, geven over de vraag of de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd.
Uit de aangifte en de door het hof gebezigde getuigenverklaringen blijkende omstandigheden waaronder de opmerking die de verdachte volgens aangeefster heeft gemaakt alvorens in de borsten van aangeefster te knijpen: namelijk dat ze wel lekkere borsten had, volgt dat verdachte deze handelingen met opzet en met ontuchtige bedoeling heeft verricht.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid,

strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft na gebruik van veel alcohol na een avond uitgaan een zestien jarig meisje in haar borsten geknepen. Het hof acht dit handelen uitermate seksistisch en respectloos. Dit handelen van verdachte draagt eraan bij dat vrouwen zich niet veilig voelen in het uitgaansleven.
Dit vooropgesteld, gaat het hof er - mede gelet op de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke zaken met politie en justitie in aanraking is geweest en gelet op de houding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep - van uit dat dit een eenmalige actie is geweest van verdachte en dat de aanhouding en vervolging hem de gevolgen van zijn handelen hebben doen inzien.
Gelet hierop zal het hof aan de verdachte een geldboete van na te melden hoogte opleggen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. T. Kooijmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.C. Silanoe-Lemmers, griffier,
en op 6 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T. Kooijmans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.