Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOS CH
The Stainless Company B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
appellant,
1.[Management 1] Management B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
[Management 2] Management B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
[geïntimeerde 3],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 4],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/248084/HA ZA 12-531)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
“Artikel 4A. De koopsom (…) is verschuldigd als volgt:- eerste deel koopsom: € 351.00,- (…) bij het passeren van de notariële akte- tweede deel koopsom: € 31.850,- (…)in 7 maandelijkse termijnen, steeds verschuldigd aan het eind van de maand. De eerste termijn is verschuldigd op 31 oktober 2010. (….)Artikel 4B De onderneming wordt met ingang van 1 januari 2010 gedreven voor rekening en risico van koper. De winst/het verlies over 2010 komt geheel ten goede aan / ten laste van koper. Er zijn in 2010 geen dividenden gedeclareerd ten laste van de winst van 2010 en evenmin ten laste van het eigen vermogen van de vennootschap per 31 december 2009 zoals dat blijkt uit de balans per 31 december 2009 (…)”
“De geldlening mag uitsluitend worden gebruikt voor de overname van de aandelen van [Management 2] Management B.V.”(prod. 7 inl. dagv. Financieringsvoorstel en verdere uitwerking financieringsvoorstel, door de bank en [geïntimeerden 1 c.s.] ondertekend op 21 september 2010). Naast de geldlening verkreeg TSC een krediet van € 100.000,=. Voor de geldlening werd – naast de maandelijks verschuldigde rente – een lineaire aflossing van € 3.750,= per maand overeengekomen en een eerste betaling van de aflossing per 1 mei 2011. TSC verstrekte tot zekerheid pandrechten op al haar bestaande en toekomstige vorderingen, voorraden en inventaris.
‘Overname aandelen’(prod. 15 inl. dagv.) schrijft van [accountant van TSC] (verder: [accountant van TSC]), de accountant van TSC, aan [geïntimeerde 3]:
“Beste [roepnaam geintimeerde 3],Als bijlage tref je aan een pagina uit het BW. Het gaat hier om art. 207c. Dit artikel stelt beperkingen aan de manier waarop een besloten vennootschap leningen verstrekt c.q. zich garant stelt m.b.t. de verwerving van haar eigen aandelen door derden, lees de koop van de aandelen in The Stainless Company door [Management 1] Management BV van [Management 2] Management BV.Lid 2 van dit artikel zegt dat The Stainless Company BV geld mag uitlening aan [Management 1] BV tot ten hoogste het bedrag van de vrij uitkeerbare reserves. Voor het bedrag van de lening wordt de vrij uitkeerbare reserve dan omgezet in een wettelijke reserve welke niet voor uitkering (dividend) vatbaar is.Op basis van de jaarrekening 2009 van The Stainless Company BV is de vrij uitkeerbare reserve ongeveer € 375.000. Dit zou dus voldoende zijn om de koopsom ad € 351.000 te dekken. Vraag is echter wat het resultaat over 2010 tot en met heden is en of dus de vrij uitkeerbare reserve op het moment van de overdracht toereikend is. Het is wel zaak om hier enigszins zicht op te hebben. Als het vermogen niet toereikend is dienen we de financiering te splitsen in een deel via The Stainless Company BV en een deel via jouw eigen Holding of via privé.(….)”
“3.3 Resultaatsbestemming 2010De directie stelt voor om het gehele resultaat over 2010 na vennootschapsbelasting ad. € 62.037 toe te voegen aan de overige reserves.Vooruitlopend op de vaststelling door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders is dit voorstel reeds in de jaarrekening verwerkt.3.4. Resultaatverdeling 2009De resultaatverdeling over het jaar 2009 is, conform het directievoorstel, door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 30 juni 2010 vastgesteld. Van de winst over 2009 na vennootschapsbelasting ad. € 115.946 is een bedrag van € 57.973 uitgekeerd als dividend, het restant ad. € 57.973 is toegevoegd aan de overige reserves.”
“
3.3 Resultaatsbestemming 2009De directie stelt voor om 50% van het resultaat over 2009 na vennootschapsbelasting uit te keren als dividend. De overige 50% van het resultaat wordt toegevoegd aan de overige reserves.Vooruitlopend op de vaststelling door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders is dit voorstel reeds in de jaarrekening verwerkt.3.4. Resultaatverdeling 2008De resultaatverdeling over het jaar 2008 is, conform het directievoorstel, door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 19 maart 2009 vastgesteld. Van de winst over 2008 na vennootschapsbelasting ad. € 275.461 is een bedrag van € 137.730 uitgekeerd als dividend, het restant ad. € 137.730 is toegevoegd aan de overige reserves.”
7. onder
‘Overige reserves’ naast de toevoeging van het winstbedrag van € 62.037 een vermindering van een bedrag van € 325.000 vermeld onder de noemer
‘Dividend gewone aandelen’.
In een tweetal notulen van een Buitengewone Vergadering van aandeelhouders van 17 maart 2009 (prod. 1 dagv. hb) is voorts melding gemaakt van (1e) het besluit tot uitkering van een interim dividend ten bedrage van € 20.000,= ten laste van de overige reserves, ter beschikking gesteld per 3 juni 2008 en (2e) het besluit tot uitkering van een dividend ten bedrage van € 26.405 ten laste van de overige reserves, ter beschikking gesteld per 29 september 2008. Er zijn geen notulen of enig ander geschrift waaruit blijkt van een besluit van de aandeelhoudersvergadering tot uitkering van een bedrag van € 325.000 als vermeld onder h.
“2. De vennootschap kan aan de aandeelhouders en andere gerechtigden tot de voor uitkering vatbare winst slechts uitkeringen doen voor zover het eigen vermogen groter is dan het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal vermeerderd met de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden.3. Uitkering van winst geschiedt na de vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is.6. De vennootschap mag tussentijds slechts uitkeringen doen, indien aan het vereiste van lid 2 is voldaan.”In art. 21 van de Statuten is onder het opschrift ‘Dividend’ bepaald:
“Het dividend staat vanaf een maand na de vaststelling ter beschikking van de aandeelhouders, tenzij de algemene vergadering een andere termijn vaststelt (…)”Art. 12 van de Statuten behelst de bepaling van het m.i.v. 1 oktober 2012 bij invoering van de Flex-BV vervallen art. 2:207c BW (verbod van financiële steunverlening door de vennootschap voor de verkrijging door anderen van aandelen in haar kapitaal en de voorwaarden voor het verstrekken van een lening voor het verkrijgen van zodanige aandelen).
‘dat een dergelijke lening slechts kan worden verstrekt tot ten hoogste het bedrag van de uitkeerbare reserves en voor zover de statuten dit toestaan.’ (lid 2)en
‘dat de vennootschap (…) een niet uitkeerbare reserve aan(houdt) tot het uitstaande bedrag van de lening.’(lid 3).Daarnaast geldt dat, ook indien [geïntimeerden 1 c.s.] ervan zouden zijn uitgegaan dat de namens [Management 1] BV door TSC gedane betaling zou kunnen worden verrekend met aan [Management 1] BV toekomend dividend, de vergadering van aandeelhouders - die ten tijde van de financiering nog bestond uit [Management 1] BV en [Management 2] Management BV – daartoe expliciet had moeten besluiten. Dat een dergelijk besluit niet is genomen, is door [geïntimeerden 1 c.s.] niet bestreden. Bovendien had dat besluit niet kunnen worden genomen wegens strijd met de wet (art. 2:207c BW) en art. 12 van de Statuten. Als [geïntimeerden 1 c.s.] als (indirect) bestuurder van TSC in 2010 al beoogd zouden hebben de betaling van de prijs van de aandelen door TSC namens [Management 1] BV ten titel van dividenduitkering aan [Management 1] BV te doen, valt hen daarvan een ernstig verwijt te maken en moet hen dat als onbehoorlijk bestuur worden verweten.
‘Dividend gewone aandelen’geadministreerde uitkering van € 325.000,= waardoor de
‘overige reserves’per 31 december 2010 daalden tot een bedrag van € 112.424,= was naar de toenmalige wetgeving en daarmee overeenstemmende Statuten van TSC ontoelaatbaar. Het toelaten daarvan, zoals [geïntimeerden 1 c.s.] hebben gedaan, moet - afgezien van de vraag of hierin een rechtsgeldige bekrachtiging van een intentie tot uitkering van dividend van een bedrag van € 325.000,= gelegen kan worden geacht - als onbehoorlijk bestuur van de toenmalige (indirect) bestuurders [geïntimeerden 1 c.s.] worden aangemerkt. Aan dit oordeel doet niet af dat de curator art. 2: 207 c BW als rechtstreekse grondslag voor zijn vordering heeft laten varen nu dit onverlet laat dat de curator, naar hij bij de comparitie in eerste aanleg en nogmaals in de dagvaarding in hoger beroep (onder 10) heeft uiteengezet, de achterliggende norm van deze bepaling wel als grondslag voor zijn vordering uit onbehoorlijke taakvervulling heeft gehandhaafd. Zoals uit het voorgaande blijkt, acht ook het hof de toen geldende norm mede relevant voor de vraag of de (indirect) bestuurders al dan niet onbehoorlijk bestuurlijk handelen dient te worden verweten.