De man heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd:
I. de vrouw te veroordelen, tot dat in een eventueel hoger beroep anders wordt beslist, de regeling inzake de effectuering van het co-ouderschap in [woonplaats], zoals overwogen door de rechtbank bij beschikking van 29 oktober 2013, na te komen in die zin dat de vrouw vanaf 16 december 2013 [zoon] op de dagen dat hij bij haar is brengt bij het kinderdagverblijf Marijke te [vestigingsplaats] van de stichting Kinderopvang [vestiging], zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de vrouw, nadat twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 100.000,-;
II. de vrouw te veroordelen, totdat in een eventueel hoger beroep anders wordt beslist, de regeling inzake de effectuering van het co-ouderschap in [woonplaats], zoals overwogen door de rechtbank bij beschikking van 29 oktober 2013, na te komen in die zin dat [zoon] na 15 januari 2014 door beide partijen ingeschreven is op één [woonplaats] basisschool, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de vrouw, nadat twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 100.000,-;
III. de vrouw te veroordelen, totdat in een eventueel hoger beroep anders wordt beslist, de regeling inzake de effectuering van het co-ouderschap in [woonplaats], zoals overwogen door de rechtbank bij beschikking van 29 oktober 2013, na te komen in die zin dat de moeder per 1 januari 2014 is verhuisd naar [woonplaats] en aldaar ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie van Rotterdam en uitgeschreven is uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente ’s-Hertogenbosch, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de vrouw, nadat twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 100.000,-;
IV. alles met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding;
subsidiair zodanige voorzieningen te treffen als de rechtbank juist acht.