ECLI:NL:GHSHE:2014:199

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
20-001859-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstallen met oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken voor het in vereniging plegen van drie winkeldiefstallen. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de tenlastelegging niet volledig kon worden bewezen, met uitzondering van twee van de drie diefstallen. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal bij Aldi te Vlijmen, omdat deze niet op de juiste locatie zou hebben plaatsgevonden. Het hof heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte samen met een medeverdachte kleding heeft gestolen uit winkels van Zeeman en Shoeby Shop. Gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, heeft het hof besloten om een gevangenisstraf van 4 maanden op te leggen, in plaats van de eerder opgelegde 4 weken. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001859-13
Uitspraak : 5 februari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 3 juni 2013, parketnummer 01-043729-13 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 20-002120-10, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het in vereniging met een ander plegen van drie winkeldiefstallen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Voorts heeft de rechter in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gelast van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 20-002120-10, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof:
  • het beroepen vonnis zal vernietigen;
  • verdachte zal vrijspreken ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van een hoeveelheid levensmiddelen, toebehorende aan Aldi;
  • zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte voor het overige is ten laste gelegd;
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 weken;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder onder parketnummer 20-002120-10 opgelegde voorwaardelijke straf zal toewijzen.
Namens verdachte is bepleit dat het hof:
  • verdachte zal vrijspreken ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van een hoeveelheid levensmiddelen, toebehorende aan Aldi;
  • de verdachte maximaal zal veroordelen tot een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een voorwaardelijk gevangenisstraf met reclasseringstoezicht alsmede tot oplegging van een werkstraf;
  • indien het hof bij beraadslaging van oordeel is dat oplegging van een straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal als passend moet worden beschouwd, de zaak zal aanhouden tot de terechtzitting van 10 februari 2014 waar verdachte in het kader van een andere strafzaak tegen haar zal moeten verschijnen, teneinde deze zaken te voegen en een reclasseringsrapport omtrent verdachte te laten opstellen;
  • de proeftijd met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging zal verlengen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 maart 2013 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en wel :
- in/uit een winkel, gelegen aan Oliemaat, een hoeveelheid levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan Oliemaat, een hoeveelheid kleding in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Zeeman en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan Plein, een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shoeby Shop.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak diefstal Aldi te Vlijmen
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte alsmede uit het verhoor van verdachte en het verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] bij de politie d.d. 1 maart 2013 volgt dat de ten laste gelegde diefstal bij de Aldi heeft plaats gevonden te ’s-Hertogenbosch en niet zoals ten laste is gelegd bij de Aldi aan de Oliemaat te Vlijmen, gemeente Heusden. Nu de tenlastelegging als pleegplaats uitsluitend Vlijmen, gemeente Heusden noemt, kan het aldus ten laste gelegde feit niet bewezen worden verklaard. Om die reden zal verdachte van dit ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 1 maart 2013 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden en wel:
- uit een winkel, gelegen aan Oliemaat, een hoeveelheid kleding toebehorende aan Zeeman en
- uit een winkel, gelegen aan Plein, een hoeveelheid kleding, toebehorende aan Shoeby Shop.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

en is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid en onder 4°, juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft zich achter strafoplegging van de rechter in eerste aanleg geschaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is in verwachting van haar vierde kind. De raadsman heeft oplegging van een werkstraf alsmede, voor zover het bepaalde van artikel 22b van het Wetboek van strafrecht (Wet beperking taakstraffen) van toepassing is, oplegging van een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht bepleit. Mocht het hof bij beraadslaging van oordeel zijn dat een gevangenisstraf zoals gevorderd door de advocaat-generaal en in eerste aanleg is opgelegd wenselijk is, dan verzoekt de raadsman de zaak aan te houden tot de terechtzitting van 10 februari 2014, zodat de zaak gelijktijdig kan worden behandeld met een andere strafzaak tegen verdachte. De verdediging wenst dat er ten behoeve van die inhoudelijke behandeling een reclasseringsrapportage wordt opgemaakt ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van cliënt.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde overweegt het hof dat verdachte samen met haar schoonzus [medeverdachte] winkeldiefstallen heeft gepleegd. Winkeldiefstallen zorgen voor veel schade, ergernis en overlast voor de benadeelde. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen, uiteindelijk door de consumenten worden betaald.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt het hof het volgende.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 december 2013 de verdachte betreffende, blijkt dat zij vanaf 2002 veelvuldig door de strafrechter is veroordeeld ter zake van winkeldiefstallen tot werkstraffen, voorwaardelijke en/of onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de verklaring die reclasseringswerkster R.M.C.P van Gestel ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 3 juni 2013 heeft afgelegd. Daaruit blijkt dat verdachte haar verplichtingen jegens de reclassering, haar opgelegd bij arrest van het Hof Den Bosch van 21 juli 2011 (20-002120-10), niet is nagekomen. Verdachte heeft tegen Van Gestel verklaard dat zij, verdachte, haar eigen keuzes maakt en dat ze daarbij het risico aanvaardt gepakt te worden voor het plegen van strafbare feiten. Ze accepteert de aangeboden ondersteuning niet. Gelet op de houding van [verdachte] ziet Van Gestel geen ingang tot gedragsverandering bij verdachte en ziet de reclassering geen mogelijkheid om verdachte te begeleiden.
Tevens heeft het hof acht geslagen op het zich bij de stukken bevindend reclasseringsadvies over verdachte d.d. 28 juni 2011 ten behoeve van de behandeling door het hof van de strafzaak waarin thans de tenuitvoerlegging wordt gevraagd.
Met de advocaat-generaal en anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd alsmede gelet op de veelvuldige recidive niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In de kwalijke houding van de verdachte ten aanzien van het plegen van winkeldiefstallen, het mede daardoor gegeven hoog recidiverisico alsmede het feit dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ziet het hof aanleiding om een aanmerkelijk hogere gevangenisstraf op te leggen dan door de eerste rechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd. De gestelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder de omstandigheid dat zij zwanger is, wegen hier niet tegenop.
Alles overwegende en met het oog op preventie en repressie acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden.
Het hof merkt ten overvloede op dat het zich thans voldoende voorgelicht acht omtrent de persoon van de verdachte. Het hof wijst het (voorwaardelijk) verzoek van de verdediging tot het laten opmaken van een reclasseringsrapportage dan ook af.
Vordering tenuitvoerlegging
Met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal is het hof ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Oost-Brabant van 1 maart 2013, tot tenuitvoerlegging van het bij arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juli 2011 onder parketnummer 20-002120-10 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, van oordeel, dat -nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van die straf dient te worden gelast.
Het hof ziet, anders dan de verdediging heeft bepleit, geen reden om de proeftijd te verlengen, gelet op verdachtes justitiële voorgeschiedenis en op het feit dat zij zich wederom - evenals de zaak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd - schuldig heeft gemaakt aan een vermogensdelict.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juli 2011, parketnummer 20-002120-10, te weten:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Voet, griffier,
en op 5 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.