ECLI:NL:GHSHE:2014:2022
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens onduidelijkheid in de tenlastelegging met betrekking tot dierenverzorging
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, wegens overtreding van artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleitte en subsidiair vrijspraak vroeg.
De kern van de zaak draait om de geldigheid van de dagvaarding. De tenlastelegging bevatte impliciete cumulatieve verwijten aan de verdachte met betrekking tot de verzorging van 12 paarden en 3 veulens. Het hof constateerde echter dat de tenlastelegging niet duidelijk maakte welk specifiek verwijt op welk paard of veulen betrekking had. Dit gebrek aan duidelijkheid is in strijd met artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat het openbaar ministerie helder omschrijft wat de verdachte wordt verweten.
Gelet op de onduidelijkheden in de tenlastelegging heeft het hof geoordeeld dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard dient te worden. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht door de dagvaarding nietig te verklaren. Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en specifieke tenlastelegging in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de zorg voor dieren.