1.subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg (Crogtdijk/ Terheijdenseweg/Nieuwe Kadijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en of onnadenkend en/of ondeskundig
terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, althans (kort) na het inwendig gebruik van een (te grote) hoeveelheid alcohol en/of
terwijl hij, verdachte, pas sinds relatief korte tijd bevoegd was een personenauto te besturen (en derhalve is aan te merken als beginnend bestuurder),
met dat door hem bestuurde motorrijtuig over die Crogtdijk/Terheijdenseweg/ Nieuwe Kadijk te rijden
- met een (zeer) hoge snelheid, althans een snelheid van ongeveer 112 tot 130 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en/of gelet op de verkeerssituatie passend was en/of
- vervolgens (met (nagenoeg) onverminderde snelheid) het kruispunt Crogtdijk/Terheijdenseweg/Nieuwe Kadijk op te rijden en/of (vervolgens) in botsing te komen met [slachtoffer] en/of haar fiets, althans tegen [slachtoffer] en/of haar fiets aan te rijden, (mede) waardoor die [slachtoffer] is gedood,
zulks terwijl aan verdachte op 15 juli 2008, althans voor het eerst op of na 30 maart 2002, een rijbewijs was afgegeven en sedert de datum van eerste afgifte van het rijbewijs nog geen vijf jaren zijn verstreken, en verdachte derhalve is te kwalificeren als beginnend bestuurder en/of
zulks terwijl verdachte toen daar dat motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed, althans van hem verdachte, bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,26 milligram, in ieder geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Breda als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op/nabij de kruising Crogtdijk/Terheijdenseweg/ Nieuwe Kadijk, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden een ander (te weten [slachtoffer]) is gedood, althans aan voornoemde [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 24 april 2011 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg (Crogtdijk/Terheijdenseweg/Nieuwe Kadijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam
terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank en
terwijl hij, verdachte, is aan te merken als beginnend bestuurder,
met dat door hem bestuurde motorrijtuig over die Nieuwe Kadijk te rijden
- met een snelheid van ongeveer 112 tot 130 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en gelet op de verkeerssituatie passend was en
- vervolgens met onverminderde snelheid het kruispunt Crogtdijk/Terheijdenseweg/ Nieuwe Kadijk op te rijden en vervolgens in botsing te komen met [slachtoffer] en haar fiets waardoor die [slachtoffer] is gedood,
zulks terwijl aan verdachte op 15 juli 2008 een rijbewijs was afgegeven en sedert de datum van eerste afgifte van het rijbewijs nog geen vijf jaren zijn verstreken, en verdachte derhalve is te kwalificeren als beginnend bestuurder en
zulks terwijl verdachte toen daar dat motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,26 milligram (hoger dan 0,2 milligram) alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op 24 april 2011 te Breda als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de kruising Crogtdijk/Terheijdenseweg/ Nieuwe Kadijk, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden een ander, te weten [slachtoffer], is gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezenverklaring van roekeloosheid bepleit.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde roekeloosheid en naar voren gebracht dat voor het overige tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof stelt voorop dat van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn. Zoals de Hoge Raad in de onderhavige zaak heeft overwogen (rechtsoverweging 3.5) moeten, om tot het oordeel te komen dat in het in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de avond van 23 april 2011 eerst drie glazen alcoholhoudende drank bij zijn neef heeft gedronken in Oosterhout en dat hij daarna naar Tilburg is gereden. Vervolgens heeft hij in Tilburg in een loungecafé nog eens vijf glazen alcoholhoudende drank gedronken, waarna hij naar Oosterhout is gereden om [naam] op te halen. Verdachte is daarna naar België gereden, waar hij op 24 april 2011, omstreeks 00.15 uur, in discotheek Highstreet was. Volgens verdachte zelf heeft hij daar, samen met [naam], een fles Bacardi gedronken. Op enig moment is verdachte met zijn Volkswagen Golf vanuit België naar Breda gereden (verklaring verdachte, dossierpagina: 159-162).
Verdachte heeft verklaard dat hij na het ongeval – dat plaats vond op 24 april 2011 omstreeks 05:11 uur – geen alcohol meer heeft gedronken. Diezelfde dag om 09:11 uur is van verdachte bloed afgenomen. Het resultaat van de analyse van dit bloed bedroeg 1,26 milligram ethanol per milliliter bloed. Dit was vier uur na het ongeval. Gelet op de natuurlijke afbraak in de tijd van ethanol in bloed moet het ethanol-bloed-gehalte ten tijde van het ongeval aanzienlijk hoger zijn geweest.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden op 24 april 2011, omstreeks 05.10 uur, na hun dienst in een privévoertuig in Oosterhout en waren onderweg naar Breda. Zij werden in de bebouwde kom van Oosterhout waar een maximum snelheid van 50 kilometer geldt, met zeer hoge snelheid rechts over de fietsstrook ingehaald door een Volkswagen Golf. Naar later bleek was dit de Volkswagen Golf waarmee verdachte korte tijd later het verkeersongeval heeft veroorzaakt. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 2] de Gemeenschappelijke Meldkamer, onder vermelding van het kentekennummer van de Volkswagen Golf, op de hoogte gesteld van het rijgedrag en zijn ze achter de Volkswagen Golf aangereden, steeds onder mededeling van hun positie aan de meldkamer. Ze reden op een gegeven moment 130 kilometer per uur en liepen toch niet in op de Volkswagen. Toen de verdachte de bebouwde kom van Teteringen inreed, zijn verbalisanten het zicht op de Volkswagen verloren en zijn ze rustig gaan rijden. Op het moment dat bij de kruising Nieuwe Kadijk, Terheijdenseweg, Crogtdijk arriveerden, zagen ze de gevolgen van een zojuist plaatsgevonden ernstig verkeersongeluk met een dodelijk slachtoffer, naar later bleek [slachtoffer] (proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], dossierpagina 35-37 en van verbalisant [verbalisant 2], dossierpagina 38-40).
[slachtoffer] stak samen met twee vrienden en een vriendin met haar fiets de weg over op het kruispunt Crogtdijk/Terheijdenseweg/Nieuwe Kadijk in Breda, waarbij zij voorop reed. Verdachte naderde deze kruising op datzelfde moment met zijn auto en is op de kruising in botsing gekomen met de overstekende [slachtoffer] en haar fiets. [slachtoffer] is ongeveer 53 meter verderop op het wegdek terechtgekomen en, als gevolg van een schedelbasisfractuur, overleden.
Op de weg waarover verdachte reed richting voornoemde kruising was de maximaal toegestane snelheid 70 km/u. Uit technisch onderzoek is gebleken dat verdachte kort voor de botsing met een snelheid van ongeveer 112 tot 130 kilometer per uur heeft gereden en dat hij met onverminderde snelheid het kruispunt Crogtdijk/Terheijdenseweg/Nieuwe Kadijk is opgereden.
Uit technisch onderzoek en verklaringen van getuigen is voorts gebleken dat [slachtoffer] met haar fiets is begonnen met oversteken terwijl het fietserslicht voor haar groen was. Op dat moment was het licht voor verdachte rood. Gebleken is dat verdachte tussen de 72 en 66 meter voor het voor hem bestemde verkeerslicht groen licht kreeg.
In het rapport (p. 19) van ir. A.C.E. Spek (NFI) “Snelheidsbepaling naar aanleiding van een verkeersongeval in Breda op 24 april 2011” wordt het volgende geconcludeerd: “Als de auto de kruising tegen het einde van het rood licht een snelheid had van ongeveer 120 km/u of minder, en als de bestuurder op het moment waarop het licht (nu) groen werd een zeer krachtige remming in had gezet, dan zou de auto nog op of voor de stropstreep tot stilstand hebben kunnen komen.”
In het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 20 juli 2011, p. 40 wordt het volgende geconcludeerd: Doordat [slachtoffer] niet aanstonds toen het licht voor haar op groen sprong, maar ongeveer 2,5 seconden daarna begon met oversteken, bevond zij zich op het wegdeel na de middenberm toen het verkeerslicht voor haar rijrichting inmiddels weer op rood was gegaan. Het hof merkt op dat op de middenberm geen fietsersverkeerslicht stond. Door de veel te hoge snelheid van de auto van verdachte had [slachtoffer] onvoldoende tijd om aan de overzijde van de weg te komen en is een botsing tussen beide ontstaan.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ten tijde van het ongeval het kruispunt overzichtelijk was, dat de straatverlichting werkte en dat de verkeersregeling geen gebreken vertoonde.
Kort voor het ongeval heeft de verdachte een tweetal agenten van politie rechts over de fietsstrook ingehaald. Ook toen reed verdachte met een voor de daar geldende omstandigheden te hoge snelheid, maar ondanks het voorafgaande gebruik van een zeer grote hoeveelheid alcohol was hij klaarblijkelijk in staat om een dergelijke manoeuvre uit te voeren. Het hof concludeert dat verdachte, gelet op de bijzondere manoeuvre die hij toen uitvoerde, zich bewust moet zijn geweest van zijn rijgedrag en dat hij eveneens enig observatievermogen had.
Ondanks dit alles heeft verdachte gedurende het afleggen van een afstand van enkele honderden meters tot aan het kruispunt [slachtoffer], die bezig was de kruising over te steken, niet waargenomen. Verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het meisje pas waarnam op het moment van de botsing.
Verdachte is, terwijl hij beginnend bestuurder was en terwijl het alcoholgehalte van zijn bloed vier uur na het ongeval 1,26 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn hoewel 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed was toegestaan, met een veel hogere snelheid dan toegestaan en zonder oplettendheid op overig verkeer genoemde kruising opgereden en daar in botsing gekomen met [slachtoffer] en haar fiets.
Verdachte is daarop doorgereden, heeft zijne zwaar beschadigde auto in de buurt geparkeerd en heeft deze verlaten. De politie heeft de verdachte omstreeks 7:20 uur die ochtend kunnen aanhouden, nadat verdachte uiteindelijk door zijn vader, bij wie de politie zich vervoegd had, was opgehaald.
Hoewel verdachte onaanvaardbare risico’s heeft genomen door met het hierboven omschreven samenstel van gedragingen een zeer ernstig gevaar in het leven te roepen voor andere verkeersdeelnemers en verdachte zich daarvan bewust had moeten zijn – en verdachtes gedrag in het dagelijkse spraakgebruik derhalve als roekeloos (in de zin van ‘onberaden’) zou kunnen worden aangeduid – is het hof anders dan de advocaat-generaal maar met de verdediging van oordeel dat dit geen roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW 1994 oplevert. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde roekeloosheid.
Wel acht het hof bewezen dat verdachte, onder de hiervoor genoemde omstandigheden, in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, waardoor hij in botsing is gekomen met [slachtoffer] en haar fiets waardoor [slachtoffer] is gedood.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: