3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.Sinds 1998 zijn [appellante] en haar partner [partner van appellante] eigenaars van het perceel [perceel 1] te [plaats]. Op het perceel stond een huisje van circa 80 m² en een paardenstal. Voor deze gebouwen was geen bouwvergunning verleend.
3.1.2.[appellante] gebruikte het huisje eerst als vakantiewoning en is er op een gegeven moment samen met [partner van appellante] permanent gaan wonen. De Gemeente was hiervan op de hoogte en heeft deze situatie jaren gedoogd.
3.1.3.Bij besluit van 16 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente (hierna: het college) [appellante] en [partner van appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast de illegale woning en paardenstal te verwijderen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
3.1.4.Bij besluit van 3 januari 2006 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en - ambtshalve - de last onder dwangsom gewijzigd in een aanschrijving onder aanzegging van bestuursdwang om de woning en paardenstal af te breken. Namens [appellante] en [partner van appellante] is hiertegen beroep ingesteld en is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter (sector bestuursrecht) van de rechtbank.
3.1.5.Bij uitspraak van 25 april 2006 heeft de voorzieningenrechter het beroep van [appellante] en [partner van appellante] gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het college heeft tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
3.1.6.Bij uitspraak van 4 april 2007 heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2006 vernietigd en het door [appellante] en [partner van appellante] bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard. De Afdeling heeft daartoe, onder meer, als volgt overwogen:
“
2.1. Het woongebouw en de paardenstal zijn zonder bouwvergunning opgericht, zodat het college ter zake door middel van het aanzeggen van bestuursdwang handhavend kon optreden. (..) 2.3. Het college keert zich uitsluitend tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [partner van appellante] en [appellante] aan de totstandkoming van de overeenkomst en het voldoen van de niet onaanzienlijke eigen bijdrage, in redelijkheid het vertrouwen mochten ontlenen dat van gemeentewege werd ingestemd met de aanwezigheid van de gebouwen en dat in ieder geval niet van gemeentewege zou worden opgetreden door middel van een bestuursdwangaanschrijving tot verwijdering van het woongebouw met paardenstal. (..) 2.3.2. Het betoog slaagt. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte overwogen dat [partner van appellante] en [appellante] uit de overeenkomst het in rechte te honoreren vertrouwen mochten ontlenen dat het college in de toekomst zal afzien van handhavend optreden tegen de illegale bebouwing. (..) 2.5. De voorzieningenrechter heeft uitdrukkelijk en zonder voorbehoud geoordeeld dat geen concreet zicht op legalisering bestaat en dat het overgangsrecht niet van toepassing is. Op grond van hetgeen door [partner van appellante] en [appellante] overigens in beroep is gesteld kan niet worden aangenomen dat sprake is van bijzondere omstandigheden die het college ertoe hadden moeten nopen van handhavend optreden tegen de woning en de paardenstal af te zien.”.
3.1.7.In oktober 2007 is met toepassing van bestuursdwang het huisje gesloopt en de paardenstal verlaagd naar 130 centimeter. [appellante] is in augustus 2007 verhuisd naar een woning in [plaats].
3.1.8.Gedurende de hele procedure vanaf het opleggen van de last onder dwangsom tot en met de procedure bij de Afdeling heeft [appellante] aan de Gemeente aangegeven dat bij haar buurman, de heer [eigenaar perceel 2], eigenaar van het perceel [perceel 2], sprake was van exact dezelfde illegale bouwwerken. Zij heeft de Gemeente verzocht om handhavend op te treden.
3.1.9.[eigenaar perceel 2] was indertijd bij de Gemeente politiek actief in de hoedanigheid van fractievoorzitter van de VVD.
3.1.10.Bij besluit van 28 februari 2008 heeft het college [eigenaar perceel 2] onder oplegging van een dwangsom onder meer gelast het met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Schaapsloop II” strijdige gebruik van een tot woning verbouwde paardenstal te staken, dit bouwwerk in overeenstemming te brengen met de verleende bouwvergunning voor een paardenstal en de overige in strijd met het bestemmingsplan en de Woningwet zonder vergunning gebouwde bouwwerken ongedaan te maken. Hiertegen heeft [eigenaar perceel 2] bezwaar ingesteld.
3.1.11.Bij besluit op bezwaar van 18 juni 2008 heeft het college het bezwaar van [eigenaar perceel 2] (grotendeels) ongegrond verklaard en het primaire besluit met aanvulling/verbetering van de motivering in stand gelaten. [eigenaar perceel 2] heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter (sector bestuursrecht) van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening.
3.1.12.Bij uitspraak van 17 september 2008 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank het ingestelde beroep, voor zover hier relevant, ongegrond verklaard. [eigenaar perceel 2] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling.
3.1.13.De Afdeling heeft bij uitspraak van 29 april 2009 de uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 september 2008 bevestigd.
3.1.14.[eigenaar perceel 2] heeft niet (dan wel niet-tijdig) aan alle onderdelen van de last onder dwangsom voldaan waardoor hij van rechtswege het maximumbedrag aan dwangsommen ad € 160.000,-- heeft verbeurd. Tegen dit besluit stonden geen rechtsmiddelen meer open. Van de € 160.000,-- heeft [eigenaar perceel 2] € 50.000,-- betaald aan de Gemeente.
3.1.15.Het college heeft voor wat betreft het restantbedrag aan verbeurde dwangsommen ad € 110.000,-- besloten vooralsnog niet tot inning over te gaan. Dit bedrag heeft betrekking op de dwangsommen die zijn verbeurd in verband met het illegaal verbouwen en gebruiken van de paardenstal. De tot woning verbouwde paardenstal wordt bewoond door de vader van [eigenaar perceel 2]. Dit gebruik heeft het college onder voorwaarden willen gedogen. Tevens is besloten dat de ter zake verbeurde dwangsommen alsnog zullen worden ingevorderd, indien de paardenstal binnen twee weken nadat de bewoning door [eigenaar perceel 2] senior is gestaakt niet alsnog in de oorspronkelijke, vergunde staat wordt teruggebracht.
3.1.16.In een brief van de burgemeester en wethouders van de Gemeente aan [eigenaar perceel 2] d.d. 23 september 2009 is onder meer het volgende te lezen:
“
(..) Wij achten het evenwel wenselijk om in dezen tot een finale oplossing te komen. Reden waarom wij besloten hebben om ten aanzien van de last betrekking hebbend op de paardenstal en de hieraan gebouwde berging, (vooralsnog) niet over te gaan tot het innen van de inmiddels verbeurde en nog te verbeuren dwangsommen. Zulks onder de hierna volgende voorwaarden:
- (..)
- Ingeval uw vader geen hoofdverblijf meer houdt in de woning, zal de woning binnen twee maanden na het vertrek van uw vader, in de oorspronkelijke staat (paardenstal) te worden gebracht. (..)
Indien aan één of meer van bovengenoemde voorwaarden niet wordt voldaan, zullen wij alsnog overgaan tot het volledig ten uitvoer leggen van het dwangsombesluit. (..)”.
Onder deze brief staat geen rechtsmiddelenclausule vermeld en deze brief is niet gepubliceerd.
3.2.1.In deze onderhavige procedure vordert [appellante] – samengevat – veroordeling van de Gemeente tot betaling van een schadevergoeding aan [appellante] waarbij het schadebedrag wordt opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, althans een door de rechter vast te stellen schadevergoeding en veroordeling van de Gemeente in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante], kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De Gemeente heeft in strijd met haar zorgplicht als regelsteller en handhaver, bij identieke handhavingsbesluiten in het ene geval bij een burger ([eigenaar perceel 2]) genoegen genomen met een gedeeltelijke uitvoering/nakoming van herstelsanctie en in het andere geval de overtreder ([appellante]) volledig gehouden aan de nakoming van die sanctie. [appellante] mag er als burger op rekenen dat de overheid de herstelsancties zonder aanzien des persoons integraal uitvoert en niet willekeurig handelt. Door aldus (onrechtmatig) te handelen heeft [appellante], jegens wie (volledige) bestuursdwang is toegepast, schade geleden, die zij vooralsnog becijfert op een bedrag van ruim € 110.000,-- voortvloeiend uit het verlies van haar huisje en de daarmee samenhangende investeringen en kosten.
3.2.3.De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwist niet alleen dat zij jegens [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld nu het haar vrij stond jegens [eigenaar perceel 2] vooralsnog gedeeltelijk af te zien van invordering van de gehele verbeurde dwangsommen, maar voert ook (subsidiair) aan dat tussen de door [appellante] gestelde schade en het haar verweten handelen in de zaak [eigenaar perceel 2] elk causaal verband ontbreekt. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende ook aan de orde komen.