ECLI:NL:GHSHE:2014:2151

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.116.503_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs van ontvangst van een brief in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van een appellant, [de man], tegen de Vereniging van Klussenbedrijven, Vlok. De zaak betreft de vraag of een brief van 1 november 2010 tijdig was ontvangen door Vlok. Het hof had eerder op 3 december 2013 een tussenarrest gewezen waarin de appellant was toegelaten om feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de brief tijdig was verzonden. Tijdens de enquête op 19 mei 2014 heeft de appellant zichzelf en zijn echtgenote als getuigen gehoord. De appellant verklaarde dat hij de brief niet aangetekend had verzonden, maar per post, en dat hij niet precies wist wanneer de brief was verzonden. Zijn echtgenote bevestigde dat zij de brief had opgemaakt en verzonden, maar ook zij kon niet bevestigen of de brief daadwerkelijk bij Vlok was aangekomen.

Het hof oordeelde dat de verklaringen van de appellant en zijn echtgenote niet voldoende bewijs opleverden dat de brief daadwerkelijk bij Vlok was aangekomen. Het hof benadrukte dat de appellant, als partij in het geding, belast was met het leveren van bewijs en dat de getuigenverklaringen alleen in zijn voordeel konden werken als er aanvullend bewijs was dat de verklaringen geloofwaardig maakte. Aangezien er geen feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden, concludeerde het hof dat de appellant niet was geslaagd in het leveren van het benodigde bewijs.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Vlok werden begroot op € 666 aan verschotten en € 948 aan salaris advocaat. Het arrest werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.116.503/01
arrest van 15 juli 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. D. Dronkers te Roermond,
tegen
Vereniging van Klussenbedrijven, Vlok,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.S. van Steenbergen te Leiden,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 3 december 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 332179/CV EXPL 12-1143 gewezen vonnis van 31 juli 2012.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 3 december 2013;
- het proces-verbaal van de enquête van 19 mei 2014.
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de onder rechtsoverweging 4.4.3. genoemde brief van 1 november 2010 VLOK tijdig heeft bereikt.
7.2.1.
[appellant] heeft zichzelf en zijn echtgenote als getuige doen horen. Van de contra-enquête is geen gebruik gemaakt.
7.2.2.
Als getuige heeft [appellant], voor zover van belang, verklaard dat hij de brief van 1 november 2010 niet aangetekend heeft verstuurd, maar per post in een envelop met postzegel, naar het adres waaraan hij al zijn post voor VLOK richtte. Welk adres dit is weet hij niet meer. Zijn vrouw heeft de brief gepost. [appellant] heeft voorts verklaard dat hij niet precies weet op welke datum de brief in de brievenbus is gegaan, maar dat dit zijn vrouw kennende op 1 november 2010 zal zijn geweest.
“Ik weet niet of de brief is aangekomen bij Vlok”, zo heeft [appellant] verklaard.
7.2.3.
Als getuige heeft [echtgenote van appellant], echtgenote van [appellant], voor zover van belang, verklaard:
“Toentertijd deed ik de administratie voor het bedrijf van mijn man [appellant] handelend onder de naam Klussenier.
Ik heb de brief van 1 november 2010 opgemaakt. Ik heb de brief op de post gedaan. Mijn man heeft de brief ondertekend. Ik heb de brief niet aangetekend verzonden, maar gewoon in een envelop met een postzegel op de post gedaan.
Ik weet niet of de brief bij Vlok is aangekomen.
Ik heb de brief gestuurd naar het postbusadres van Vlok; het correspondentieadres dat op de brieven van Vlok staat.”
7.3.1.
Het hof stelt voorop dat [appellant] partij is in dit geding en belast met het leveren van bewijs. De door [appellant] als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in zijn voordeel opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt.
7.3.2.
Ook indien op grond van de verklaring van [echtgenote van appellant] moet worden aangenomen dat [appellant] de brief van 1 november 2010 heeft verzonden aan een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat VLOK daar kon worden bereikt, dan staat daarmee nog niet vast dat genoemde brief VLOK ook daadwerkelijk heeft bereikt/daadwerkelijk bij VLOK is aangekomen.
Met de getuigenverklaringen heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden bewezen die tot het oordeel moeten leiden dat de brief bij VLOK is aangekomen. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn gesteld noch gebleken, oordeelt het hof dat [appellant] niet is geslaagd in het door hem te leveren bewijs. Grief 1 faalt
7.4.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. [appellant] zal worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Vlok worden begroot op € 666 aan verschotten en op € 948 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.H.A. Venner-Lijten, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en J.H.C. Schouten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 juli 2014.