3.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
Op 21 juli 2011 is door het gerecht in eerste aanleg van Curaçao bij verstek tussen partijen een kortgedingvonnis gewezen. In dat vonnis (hierna ook genoemd: het vonnis van 21 juli 2011) heeft het gerecht als volgt beslist:
”(…)- verbiedt [appellant] op enigerlei wijze contact op te nemen met [geïntimeerde];- verbiedt [appellant] om op enigerlei wijze contact op te nemen met vrienden, familie, collega’s, werkgevers of werkrelaties van [geïntimeerde];- verbiedt [appellant] om gebruik te maken van de naam van [geïntimeerde] en/of zich voor te doen als [geïntimeerde];- verbiedt [appellant] om naaktfoto’s of andere informatie over [geïntimeerde] aan derden te verzenden;- verbiedt [appellant] om zich gedurende een jaar na de datum van dit vonnis op te houden in [plaats 1] en bij het werk van [geïntimeerde] te [plaats 2];- bepaalt dat [appellant] voor elke keer dat hij na betekening van dit vonnis één of meer van de bovenstaande verboden overtreedt een dwangsom verbeurt van Naf. 5.000,00;- beveelt [appellant] de inloggegevens en beveiligingsinformatie van de hotmailaccount van [geïntimeerde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [geïntimeerde] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van Naf. 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van Naf 50.000,00;- veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van Naf 7.371,00 en een bedrag van Naf 236,25 per maand vanaf december 2010 tot en met de dag van verzending van zijn opgeslagen goederen;- verwijst [appellant] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op Naf 299,13 aan explootkosten en Naf 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde;- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;- wijst af het meer of anders gevorderde.
[appellant] heeft tegen voornoemd vonnis geen rechtsmiddel aangewend.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat [appellant] in strijd met voornoemd vonnis heeft gehandeld en daarmee dwangsommen heeft verbeurd, hetgeen zij aan [appellant] bij niet in persoon betekend exploot van 3 oktober 2013 heeft laten weten.
Ter inning van de verbeurde dwangsommen heeft [geïntimeerde] bij exploot van 11 oktober 2013 in executoriaal beslag genomen het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak (appartement) aan de [perceel] te [plaats 2], voor zover dit onverdeelde aandeel toebehoort aan [appellant] als erfgenaam in de nalatenschap van wijlen [wijlen]. Voorts heeft [geïntimeerde] bij exploot van 18 oktober 2013 executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV op -kort gezegd- de uitkering aan [appellant].
[appellant] is per 4 oktober 2013 uitgeschreven uit de basisregistratie personen van de Gemeente [plaats 2] in verband met vertrek naar Brazilië. Inmiddels (volgens [geïntimeerde] vanaf 4 februari 2014) is [appellant] weer woonachtig in Nederland aan het adres [perceel] te [plaats 2].
3.3.1.In de onderhavige procedure in eerste aanleg vordert [appellant] primair [geïntimeerde] te veroordelen tot opheffing van alle executiemaatregelen die [geïntimeerde] heeft getroffen uit kracht van voormeld vonnis van 21 juli 2011 onder last van een dwangsom van € 500,00 per dag of deel daarvan dat [geïntimeerde] in strijd met het vonnis handelt.
Subsidiair vordert [appellant] conform art. 475d Rv de beslagvrije voet vast te stellen die voor [appellant] geldt ten aanzien van het beslag dat gelegd is door [geïntimeerde] uit kracht van voormeld vonnis op alle (periodiek uit te keren) gelden, geldswaarden, vorderingen, waardepapieren onder handen en beheer van de rechtspersoon Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
3.3.2.[appellant] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat het vonnis van 21 juli 2011 nimmer aan hem is betekend, zodat het hem onmogelijk is gemaakt zich in die procedure te verweren. Gelet daarop kan [geïntimeerde] geen gebruik maken van het recht van executie daar het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Bovendien kan het door [geïntimeerde] gestelde schadebrengend feit alleen in Nederland hebben plaatsgevonden, aangezien [appellant] in Nederland woonachtig was. [geïntimeerde] had [appellant] voor een Roermondse rechter moeten dagvaarden. Daarnaast heeft hij nimmer in strijd met dat vonnis gehandeld, zodat hij geen dwangsommen kan hebben verbeurd. Ten slotte betwist [appellant] te beschikken over de inloggegevens en beveiligingsinformatie van de hotmailaccount van [geïntimeerde], waardoor het voor hem onmogelijk is om deze gegevens te verstrekken. Subsidiair heeft [appellant] gesteld dat er ten onrechte geen beslagvrije voet wordt gehanteerd aangezien [geïntimeerde] beslag heeft gelegd op zijn volledige uitkering, waardoor [appellant] niet meer in zijn levensonderhoud kan voorzien.
3.3.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, hierna aan de orde komen.