ECLI:NL:GHSHE:2014:2173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.150.235_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal derdenbeslag op huurtoeslagen door eerdere verhuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De zaak betreft een geschil tussen een vrouw, aangeduid als [appellante], en Stichting Wonen Zuid, aangeduid als Wonen Zuid. De appellante had een huurtoeslag ontvangen voor een nieuwe woning, nadat haar eerdere huurovereenkomst was ontbonden door de kantonrechter. Wonen Zuid had echter executoriaal derdenbeslag gelegd op de huurtoeslag van de appellante, met als doel betaling te verkrijgen van een huurachterstand die voortvloeide uit de eerdere huurovereenkomst. De appellante vorderde in eerste aanleg opheffing van dit beslag en terugbetaling van de geïncasseerde huurtoeslag. De voorzieningenrechter had de vordering van de appellante afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beslag op de huurtoeslag in strijd is met artikel 45 lid 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), dat een beslagverbod kent op tegemoetkomingen zoals huurtoeslag. Het hof oordeelde dat het beslag niet kan worden gelegd door een verhuurder voor een vordering die voortkomt uit een andere huurovereenkomst. De appellante heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door het beslag in haar huidige huurbetalingen in de problemen is gekomen, wat haar vordering verder onderbouwde. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd, het beslag opgeheven en Wonen Zuid veroordeeld tot terugbetaling van de geïncasseerde huurtoeslagen aan de appellante, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Wonen Zuid veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.150.235/01
arrest van 15 juli 2014
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. J. in 't Ven te Kerkrade,
tegen
Stichting Wonen Zuid,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Wonen Zuid,
advocaat: mr. A.N.A.G. Boer te Klimmen,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 mei 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 april 2014 (zie ten aanzien van de datum hierna onder 3.1.), gewezen tussen [appellante] als eiseres en Wonen Zuid als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/189841/kg za 14-173)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven, eiswijziging en twee producties;
- de memorie van antwoord met vier producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid
3.1
Het hof heeft geconstateerd dat het bestreden vonnis in de kop melding maakt van uitspraakdatum 29 april 2014 en onder het dictum van uitspraakdatum 25 april 2014.
Aangezien het appel te laat is ingesteld bij een uitspraak op 25 april 2014, heeft het hof ambtshalve navraag gedaan naar die uitspraakdatum.
De griffie van de rechtbank Limburg heeft meegedeeld dat uit het audiëntieblad én de dagstempel op de grosse blijkt dat het vonnis is uitgesproken op 29 april 2014. Het hof gaat derhalve van die uitspraakdatum uit. Gelet op de aard van deze informatie en nu beide partijen kennelijk ook van die datum zijn uitgegaan -Wonen Zuid heeft immers geen beroep gedaan op overschrijding van de appeltermijn- acht het hof geen termen aanwezig om partijen in de gelegenheid te stellen zich hierover nog nader uit te laten.
[appellante] kan derhalve in het hoger beroep ontvangen worden.
Inhoudelijk
3.2.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten, waarvan ook in hoger beroep kan worden uitgegaan:
[appellante] heeft van Wonen Zuid gehuurd de woning gelegen te [plaats 1] aan de [perceel 1].
Bij vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Heerlen, van 17 april 2013 (zaaknr. 504747 CV EXPL 12-10735) is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is eiseres veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling aan gedaagde van - onder meer - de huurachterstand vermeerderd met rente en kosten.
Nadien is [appellante] een andere woning gaan huren van Heem Wonen aan de [perceel 2] te [plaats 2]. Ten behoeve van die huurverplichting is aan [appellante] (wederom) huurtoeslag toegekend.
Tussen partijen staat vast dat eiseres daarop de huurachterstand aan gedaagde heeft voldaan, maar de kosten niet.
Wonen Zuid heeft op 16 oktober 2013 op grond van het vonnis van 17 april 2013 op de huurtoeslag van eiseres executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de ontvanger van de Belastingdienst Utrecht. Daarbij is blijkens het proces-verbaal van de deurwaarder (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg) executoriaal derdenbeslag gelegd om betaling te verkrijgen van de volgende bedragen:
rente tot 10-10-2013 € 19,11en verdere rente vanaf 10-10-2013 PMproceskosten € 954,17Betekening € 97,80Executiekosten € 87,43Nasalaris € 121,00kosten van dit exploot € 150,12kosten overbetekening € 77,29--------------------------€ 1.506,92 + PM
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellante] in eerste aanleg -samengevat- opheffing van het door Wonen Zuid op 16 oktober 2013 ten laste van haar gelegde executoriale derdenbeslag onder de Belastingdienst, alsmede terugbetaling van de aldus door Wonen Zuid geïncasseerde huurtoeslag vanaf november 2013 tot en met april 2014, volgens haar in totaal € 1.482,00 (6x € 247,00).
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellante], kort samengevat, primair ten grondslag gelegd dat sprake is van een beslagverbod ex art. 45 lid 1 aanhef en onder a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). Subsidiair heeft [appellante] aangevoerd dat het beslag vexatoir is omdat zij ten gevolge van het beslag haar huidige huur niet kan betalen, waardoor ontbinding van die huurovereenkomst en ontruiming dreigt.
3.2.3.
Wonen Zuid heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vordering van [appellante] afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
[appellante] heeft in hoger beroep negen grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar gewijzigde eis, die als volgt luidt:
Primair:
- opheffing van het executoriaal derdenbeslag, althans veroordeling van Wonen Zuid tot opheffing van dat beslag binnen 24 uur na de betekening van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Wonen Zuid hiermee in gebreke blijft;
Subsidiair:- Wonen Zuid te bevelen dat zij, zolang het recht op de huurtoeslag is beslagen, bij de bepaling van de hoogte van de beslagvrije voet de verhoging met de woonkosten niet mag verminderen met die toeslag;
Primair en subsidiair:
Wonen Zuid te veroordelen om alle door haar ten onrechte in beslag genomen en geïncasseerde huurtoeslag te betalen aan [appellante], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van inbeslagneming tot de dag van voldoening aan [appellante], met veroordeling van Wonen Zuid in de kosten van beide instanties vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit arrest.
3.4.1.
Wonen Zuid heeft verweer gevoerd.
3.5.
Het hof is van oordeel dat [appellante] ook in hoger beroep een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dat volgt uit de aard van het geschil.
3.6.
Met de grieven I tot en met V voert [appellante] aan dat art. 45 Awir zich verzet tegen een executoriaal derdenbeslag door een verhuurder (voor een vordering wegens niet-nakoming van de betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst) op huurtoeslagen van de huurder toegekend in verband met een andere huurovereenkomst met betrekking tot een andere woning.
3.7.
Bij de beantwoording van de vraag of art. 45 Awir zich verzet tegen een dergelijk beslag acht het hof het volgende van belang.
Art. 475a lid 1 Rv bepaalt in het kader van executoriaal derdenbeslag:
Het beslag strekt zich niet uit tot vorderingen of zaken die volgens de wet niet voor beslag vatbaar zijn (…)
Art. 45 lid 1 Awir kent het volgende beslagverbod:
Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, waaronder begrepen beslag ingevolge faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tenzij het betreft beslag wegens:
a.
een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming;(…)
3.8.
Art. 45 Awir lid 1 formuleert aldus een beslagverbod op een tegemoetkoming, zoals de huurtoeslag.
In lid 1 aanhef en onder a wordt daarvan uitgezonderd het beslag op de huurtoeslag wegens een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting (huur) wegens een geleverde prestatie (terbeschikkingstelling van de woning), waarbij de betalingsverplichting (de huur) ter zake van die prestatie (die terbeschikkingstelling van de woning) oorzaak is voor de huurtoeslag.
3.9.
Gelet op de formulering van de uitzonderingsbepaling onder a is sprake van een te ver verwijderd verband bij een beslag op huurtoeslagen die gelden als tegemoetkoming voor huurverplichtingen uit hoofde van een andere huurovereenkomst (voor een andere woning). Daarbij betrekt het hof dat uitgangspunt is dat de huurder, die een huurtoeslag ontvangt, die toeslag dient aan te wenden voor de betaling van lopende huurtermijnen.
3.10.
De conclusie is dat in een dergelijke situatie het beslagverbod van art. 45 lid 1 Awir heeft te gelden. Ook de wetsgeschiedenis biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een ruimere uitleg van de uitzonderingsbepaling van lid 1 aanhef en onder a.
3.11.
Wonen Zuid heeft nog aangevoerd dat het beslagverbod is bedoeld om te verzekeren dat de huurtoeslag enkel wordt aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt, te weten het betalen van huur. Aan die bedoeling wordt, aldus Wonen Zuid, tegemoet gekomen door aan te nemen dat ook een eerdere verhuurder beslag kan leggen op huurtoeslagen. Deze stelling, die op zichzelf niet onbegrijpelijk is, doet echter onvoldoende af aan hetgeen hiervoor is overwogen. Hetgeen overigens door partijen is gesteld, kan evenmin leiden tot een ander oordeel.
3.12.
De slotsom is dat in deze zaak het beslagverbod in de weg staat aan het executoriaal derdenbeslag dat door Wonen Zuid ten laste van [appellante] is gelegd onder de Belastingdienst. Ook een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Het hof zal het beslag opheffen en Wonen Zuid veroordelen tot betaling aan [appellante] van hetgeen zij op grond van deze beslaglegging heeft geïncasseerd.
Wonen Zuid heeft nog aangevoerd dat geen sprake is van onverschuldigde verrijking en dat niet gebleken is dat [appellante] schade heeft geleden als gevolg van de executie. Daartegenover staat echter dat Wonen Zuid op onrechtmatige wijze heeft geëxecuteerd. [appellante] heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van die onrechtmatige executie schade lijdt, in dier voege dat zij de huidige huur niet kan betalen en zich als gevolg daarvan geconfronteerd ziet met rechtsmaatregelen door de huidige huurder (zie productie 1 in hoger beroep van [appellante]).
Wonen Zuid zal worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep.
3.13.
De overige grieven en stellingen van partijen behoeven geen bespreking.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 29 april 2014 en opnieuw rechtdoende:
  • heft op het door Wonen Zuid ten laste van [appellante] gelegde executoriaal derdenbeslag onder de Ontvanger van de Belastingdienst te Utrecht;
  • veroordeelt Wonen Zuid tot betaling aan [appellante] van de geïncasseerde huurtoeslagen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van incassering van de gelden tot de dag van de terugbetaling.
veroordeelt Wonen Zuid in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] worden begroot op € 170,80 aan verschotten en op € 527,-- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 308,-- aan verschotten en op € 632,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M. van Ham en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 juli 2014.