Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van appellanten, waaronder de moeder, de pleegvader, de pleegmoeder en het minderjarig kind, tegen een tussenbeschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 12 december 2013 een verzoek van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg tot verlening van een machtiging op grond van de Wet op de Jeugdzorg aangehouden. Appellanten verzochten het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de stichting af te wijzen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juni 2014, waarbij de appellanten, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Het hof overwoog dat volgens artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hoger beroep tegen een tussenbeschikking slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien de rechtbank de beslissing had aangehouden en er geen sprake was van een eindbeschikking, was het hof van oordeel dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
Het hof concludeerde dat appellanten niet-ontvankelijk moesten worden verklaard in hun hoger beroep, mede omdat het inleidende verzoek van de stichting inmiddels was ingetrokken. De beslissing van het hof werd op 17 juli 2014 openbaar uitgesproken.