hij in de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit toebehorende aan Enexis B.V.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is primair vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat men zonder een redelijk vermoeden van schuld is binnengetreden in de betreffende panden, zodat (
zo begrijpt het hof) het aldaar vergaarde bewijs als onrechtmatig verkregen van het bewijs moet worden uitgesloten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat de politie Uden-Landerd in de maanden voor 5 november 2009 meerdere meldingen had gekregen van een omwonende en een medewerker van een aldaar gevestigd bedrijf dat er een sterke henneplucht werd geroken in de omgeving van de [straat] te Schaijk, gemeente Landerd (pagina 16 van het politiedossier). Vervolgens is er in oktober 2009 een blokmeting op het adres [adres] te Schaijk, gemeente Landerd, uitgevoerd door de fraude inspecteur [betrokkene 1], werkzaam bij Enexis. Volgens [betrokkene 1] duidt de stroomafname zoals deze op de meting is te zien op de aanwezigheid van een hennepkwekerij (pagina’s 153 en 154 van het politiedossier). Bij controle viel op dat het pand [adres] niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (pagina 16 van het politiedossier). Het hof begrijpt deze mededeling aldus dat bij de Kamer van Koophandel geen bedrijf stond ingeschreven op het adres [adres].
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van die wet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden dat zodanige overtreding gepleegd wordt.
Naar het oordeel van het hof kon op grond van de voorafgaande aan het binnentreden bekend geworden feiten en omstandigheden redelijkerwijze worden vermoed dat in de bovengenoemde panden gelegen aan de [adres] een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Derhalve was de politie bevoegd tot het binnentreden van de panden. Reeds op deze grond moet het verweer worden verworpen.
Overigens moet het verweer ook worden verworpen op de grond dat de verdediging niet aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering genoemde criteria (nader ontwikkeld door de Hoge Raad in zijn arrest van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2003:BY5321) gemotiveerd heeft aangegeven waarom het gestelde vormverzuim moet leiden tot bewijsuitsluiting. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niets met de hennepteelt laat staan elektriciteitsdiefstal te maken heeft gehad en slechts als katvanger is gebruikt door hem een huurcontract te laten tekenen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het navolgende vast.
Op 5 november 2009 is de politie de panden gelegen aan de [adres] te Schaijk, gemeente Landerd, binnengetreden alwaar zij een hennepkwekerij hebben aangetroffen met in totaal 1055 hennepplanten. Door de fraude inspecteur van Enexis B.V. is geconstateerd dat de ten behoeve van de hennepplantage afgenomen stroom – kort en zakelijk weergegeven – is gestolen (pagina’s 16 t/m 18, 150, 25 en 26 van het politiedossier).
Blijkens de huurovereenkomsten – met als bijlagen een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel betreffende de [bedrijf 2] die wordt gedreven voor rekening van verdachte, en een kopie van een identiteitskaart ten name van verdachte – werd [pand 1] gehuurd door [bedrijf 2] vertegenwoordigd door [verdachte] en het [pand 2] door [verdachte] (pagina’s 63 tot en met 72). De handtekening van huurder [verdachte] op beide contracten op de pagina’s 66 en 72 vertonen een sterke gelijkenis met die van verdachte onder het proces-verbaal van verhoor door de politie op pagina 96 van het politiedossier.
De verhuurder, [getuige], heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de panden eerst werden gehuurd door [betrokkene 2], maar dat hij na verkoop van zijn bloembollenhandel een andere huurder, te weten [verdachte], voor beide panden bij [getuige] heeft aangebracht. Volgens [getuige] komt de foto van verdachte op voormelde kopie van het legitimatiebewijs overeen met de persoon [verdachte], zoals hij hem kent. [getuige] heeft verklaard dat hij regelmatig naar de panden ging kijken. Deze [verdachte] zoals afgebeeld op deze identiteitskaart (
verdachte, opm. hof)trof hij dan regelmatig (pagina’s 103 en 104 van het politiedossier). Verder heeft [getuige] verklaard dat er werd gereden in een busje met het opschrift [opschrift] (pagina 105 van het politiedossier). Het hof neemt waar dat een dergelijk busje is te zien op de foto weergegeven op pagina 38, achterzijde, welke foto volgens pagina 30 is gemaakt op
5 november 2009. Voorts blijkt uit de verklaring van [getuige] afgelegd ten overstaan van de politie (pagina 104 van het politiedossier) en zijn verklaring afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 7 juli 2014 dat het contact over het betalen van de huurpenningen verliep met verdachte en dat hij, verdachte, deze huurpenningen contant aan [getuige] en bij uitzondering aan een medewerker van [getuige], betaalde. Tot slot heeft [getuige] verklaard dat hij op de dag van de ontdekking van de hennepkwekerij telefonisch contact heeft gehad met verdachte waarin hij, [getuige], vertelde dat de politie in de loods een hennepkwekerij had ontmanteld. Volgens [getuige] reageerde verdachte hierop door te zeggen dat hij, verdachte, dan vermoedelijk dit weekend wel zou komen te zitten en dat dit hem slecht uit kwam, omdat het weekend was.
In het licht van vorenstaande feiten en omstandigheden acht het hof de verklaring van verdachte dat hij in een café in Nijmegen voor een onbekende derde een contract heeft getekend en daarvoor ter plaatse € 1.000,-- heeft gekregen (pagina 97 van het politiedossier) en dat hij nog nooit in de panden is geweest (pagina 100 van het politiedossier) ongeloofwaardig en gaat om die reden daaraan voorbij.
Nu enerzijds de verdachte de huurder is van de panden waarin de hennepkwekerij is aangetroffen en de verdachte door de verhuurder regelmatig bij die panden is gezien, en anderzijds de verdachte geen geloofwaardige hem ontlastende verklaring heeft gegeven, terwijl tevens niet is gebleken van andere personen die zich met de hennepkwekerij bezig hielden, kan het niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die de in beslaggenomen hennepplanten en de eerdere oogst heeft geteeld en de elektriciteit heeft gestolen.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid en vijfde lid, van de Opiumwet.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op: