ECLI:NL:GHSHE:2014:2194

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
20-000226-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Schaijk

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit, waarvoor hij een werkstraf van 220 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand had gekregen. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld na de terechtzittingen op 29 april en 7 juli 2014. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een zwaardere straf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 juni 2009 tot en met 5 november 2009 in Schaijk, gemeente Landerd, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De politie had eerder meldingen ontvangen van een sterke henneplucht in de omgeving, wat leidde tot een controle waarbij 1055 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte was huurder van de panden waar de hennepkwekerij was gevestigd. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte slechts als katvanger was gebruikt.

De beslissing van het hof was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in onderlinge samenhang moesten worden beschouwd. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Tevens zijn de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000226-13
Uitspraak : 21 juli 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in
de rechtbank Oost-Brabant van 8 januari 2013 in de strafzaak met parketnummer
01-225102-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van – kort gezegd – medeplichtigheid aan het telen van een groot aantal hennepplanten (feit 1 subsidiair) en medeplichtigheid aan diefstal van stroom (feit 2 subsidiair) veroordeeld tot een werkstraf van 220 uren, subsidiair 110 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer.
De verdachte heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 29 april 2014 en 7 juli 2014, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, beide in vereniging gepleegd, bewezen zal verklaren en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof verdachte integraal zal vrijspreken, subsidiair dat het hof verdachte in ieder geval zal vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde dan zal volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in twee/een pand(en) aan de [straat]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of een groot aantal of grote aantallen hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een beoordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in twee/een pand(en) aan de [straat] (een) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of een groot aantal of grote aantallen hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd(e) pand(en) op zijn, verdachtes, naam te huren en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd(e) pand(en) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een beoordeling mocht of zou kunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door daar toen twee/een pand(en) op zijn, verdachtes, naam te huren en/of elektriciteitsvoorziening(en) aan die onbekend gebleven persoon en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen ten behoeve van die diefstal(len).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies, zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Deelvrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde medeplegen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen een grote hoeveelheid hennepplanten aanwezig heeft gehad en zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van elektriciteit.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat verdachte zich
tezamen en in vereniging met een ander of anderenheeft schuldig gemaakt aan hennepteelt en/of diefstal van elektriciteit.
Weliswaar volgt uit de door de getuige [getuige] ten overstaan van de politie (pagina 104 van het politiedossier) afgelegde verklaring dat hij bij zijn bezoek aan de door hem aan verdachte verhuurde panden in de hal van [bedrijf 1], een autohandel, naast verdachte regelmatig twee andere mannen heeft gezien, maar die enkele omstandigheid is naar het oordeel van het hof onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. Uit die verklaring en de door [getuige] ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring volgt immers, dat hij die twee andere personen heeft gezien terwijl ze in de hal van [bedrijf 1], een autohandel, bezig waren met het poetsen van auto’s. Daaruit kan niet worden afgeleid dat verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde feiten met die personen heeft samengewerkt.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ook overigens geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zal het hof verdachte vrijspreken van het onderdeel “tezamen en in vereniging met een ander of anderen”, zoals verwoord in het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij in de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, telkens opzettelijk heeft geteeld in twee/een pand(en) aan de [straat] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 11 juni 2009 tot en met 05 november 2009 te Schaijk, gemeente Landerd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit toebehorende aan Enexis B.V.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is primair vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat men zonder een redelijk vermoeden van schuld is binnengetreden in de betreffende panden, zodat (
zo begrijpt het hof) het aldaar vergaarde bewijs als onrechtmatig verkregen van het bewijs moet worden uitgesloten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat de politie Uden-Landerd in de maanden voor 5 november 2009 meerdere meldingen had gekregen van een omwonende en een medewerker van een aldaar gevestigd bedrijf dat er een sterke henneplucht werd geroken in de omgeving van de [straat] te Schaijk, gemeente Landerd (pagina 16 van het politiedossier). Vervolgens is er in oktober 2009 een blokmeting op het adres [adres] te Schaijk, gemeente Landerd, uitgevoerd door de fraude inspecteur [betrokkene 1], werkzaam bij Enexis. Volgens [betrokkene 1] duidt de stroomafname zoals deze op de meting is te zien op de aanwezigheid van een hennepkwekerij (pagina’s 153 en 154 van het politiedossier). Bij controle viel op dat het pand [adres] niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (pagina 16 van het politiedossier). Het hof begrijpt deze mededeling aldus dat bij de Kamer van Koophandel geen bedrijf stond ingeschreven op het adres [adres].
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van die wet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden dat zodanige overtreding gepleegd wordt.
Naar het oordeel van het hof kon op grond van de voorafgaande aan het binnentreden bekend geworden feiten en omstandigheden redelijkerwijze worden vermoed dat in de bovengenoemde panden gelegen aan de [adres] een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Derhalve was de politie bevoegd tot het binnentreden van de panden. Reeds op deze grond moet het verweer worden verworpen.
Overigens moet het verweer ook worden verworpen op de grond dat de verdediging niet aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering genoemde criteria (nader ontwikkeld door de Hoge Raad in zijn arrest van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2003:BY5321) gemotiveerd heeft aangegeven waarom het gestelde vormverzuim moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niets met de hennepteelt laat staan elektriciteitsdiefstal te maken heeft gehad en slechts als katvanger is gebruikt door hem een huurcontract te laten tekenen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het navolgende vast.
Op 5 november 2009 is de politie de panden gelegen aan de [adres] te Schaijk, gemeente Landerd, binnengetreden alwaar zij een hennepkwekerij hebben aangetroffen met in totaal 1055 hennepplanten. Door de fraude inspecteur van Enexis B.V. is geconstateerd dat de ten behoeve van de hennepplantage afgenomen stroom – kort en zakelijk weergegeven – is gestolen (pagina’s 16 t/m 18, 150, 25 en 26 van het politiedossier).
Blijkens de huurovereenkomsten – met als bijlagen een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel betreffende de [bedrijf 2] die wordt gedreven voor rekening van verdachte, en een kopie van een identiteitskaart ten name van verdachte – werd [pand 1] gehuurd door [bedrijf 2] vertegenwoordigd door [verdachte] en het [pand 2] door [verdachte] (pagina’s 63 tot en met 72). De handtekening van huurder [verdachte] op beide contracten op de pagina’s 66 en 72 vertonen een sterke gelijkenis met die van verdachte onder het proces-verbaal van verhoor door de politie op pagina 96 van het politiedossier.
De verhuurder, [getuige], heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de panden eerst werden gehuurd door [betrokkene 2], maar dat hij na verkoop van zijn bloembollenhandel een andere huurder, te weten [verdachte], voor beide panden bij [getuige] heeft aangebracht. Volgens [getuige] komt de foto van verdachte op voormelde kopie van het legitimatiebewijs overeen met de persoon [verdachte], zoals hij hem kent. [getuige] heeft verklaard dat hij regelmatig naar de panden ging kijken. Deze [verdachte] zoals afgebeeld op deze identiteitskaart (
verdachte, opm. hof)trof hij dan regelmatig (pagina’s 103 en 104 van het politiedossier). Verder heeft [getuige] verklaard dat er werd gereden in een busje met het opschrift [opschrift] (pagina 105 van het politiedossier). Het hof neemt waar dat een dergelijk busje is te zien op de foto weergegeven op pagina 38, achterzijde, welke foto volgens pagina 30 is gemaakt op
5 november 2009. Voorts blijkt uit de verklaring van [getuige] afgelegd ten overstaan van de politie (pagina 104 van het politiedossier) en zijn verklaring afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 7 juli 2014 dat het contact over het betalen van de huurpenningen verliep met verdachte en dat hij, verdachte, deze huurpenningen contant aan [getuige] en bij uitzondering aan een medewerker van [getuige], betaalde. Tot slot heeft [getuige] verklaard dat hij op de dag van de ontdekking van de hennepkwekerij telefonisch contact heeft gehad met verdachte waarin hij, [getuige], vertelde dat de politie in de loods een hennepkwekerij had ontmanteld. Volgens [getuige] reageerde verdachte hierop door te zeggen dat hij, verdachte, dan vermoedelijk dit weekend wel zou komen te zitten en dat dit hem slecht uit kwam, omdat het weekend was.
In het licht van vorenstaande feiten en omstandigheden acht het hof de verklaring van verdachte dat hij in een café in Nijmegen voor een onbekende derde een contract heeft getekend en daarvoor ter plaatse € 1.000,-- heeft gekregen (pagina 97 van het politiedossier) en dat hij nog nooit in de panden is geweest (pagina 100 van het politiedossier) ongeloofwaardig en gaat om die reden daaraan voorbij.
Nu enerzijds de verdachte de huurder is van de panden waarin de hennepkwekerij is aangetroffen en de verdachte door de verhuurder regelmatig bij die panden is gezien, en anderzijds de verdachte geen geloofwaardige hem ontlastende verklaring heeft gegeven, terwijl tevens niet is gebleken van andere personen die zich met de hennepkwekerij bezig hielden, kan het niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die de in beslaggenomen hennepplanten en de eerdere oogst heeft geteeld en de elektriciteit heeft gestolen.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid en vijfde lid, van de Opiumwet.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Het feit is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou voor een hennepplantage waarbij tussen de 500 en 1.000 hennepplanten zijn aangetroffen een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden als passend kunnen worden beschouwd, waarbij is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard in verhouding met andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum.
Bij verdachte zijn 1055 hennepplanten aangetroffen, een (zeer) groot aantal. Bovendien moet worden aangenomen dat de verdachte minstens één eerdere teelt heeft gehad.
Gelet op het feit dat verdachte daarnaast nog wordt veroordeeld ter zake van diefstal van elektriciteit, welke is afgenomen in het kader van de onderhavige hennepplantage, vindt het hof oplegging van een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden door het hof beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, met behulp waarvan het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan en van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, op grond waarvan het hof deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken zal verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1055 hennepplanten (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125878);
- 138 losse assimilatielampen (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125879);
- 8 luchtafzuigers (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125880);
- 5 ventilatoren (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125881);
- 4 schakelmateria (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125882);
- 2 hydrometers (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125883);
- 5 kachels (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125885);
- 138 transformators (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125887);
- 138 assimilatielampen (voorwerpnummer 21031000-2009115832-125890);
- een dompelpomp (voorwerpnummer 21031000-2009115832-126254);
- 120 liter bestrijdingsmiddel (voorwerpnummer 21031000-2009115832-126260);
- 3 meters (voorwerpnummer 21031000-2009115832-126261);
- een tijdschakelaar (voorwerpnummer 21031000-2009115832-126269);
- een schakelbord elektra (voorwerpnummer 21031000-2009115832-126271).
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. J.W. de Ruijter, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 21 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Daar waar in dit arrest wordt verwezen naar paginanummers van het politiedossier, betreffen dit pagina’s van het dossier van de politieregio Brabant-Noord, District Maas en Leijgraaf, registratienummer: PL21Z1 2009115832-1, afgesloten d.d. 31 augustus 2010 (aantal doorgenummerde bladzijden: 154).