Uitspraak
5.De beschikking d.d. 30 mei 2013
6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
7.De verdere beoordeling
8.De beslissing
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vrouw tegen een eerdere beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank had op 27 maart 2012 en 15 juni 2012 beslissingen genomen over de waarde van het aandeel van de man in de vennootschap V.o.f. Stratenmakersbedrijf. De vrouw, appellante in principaal appel en verweerster in incidenteel appel, heeft de beschikking van de rechtbank aangevochten, waarbij het hof op 30 mei 2013 een deskundige heeft benoemd om de waarde van de vennootschap per 31 december 2011 vast te stellen. De deskundige, mr. drs. P.A. van Steensel RA, concludeerde in zijn rapport van 27 maart 2014 dat er geen sprake was van goodwill en dat het eigen vermogen van de vennootschap € 57.425,- bedroeg, met een aandeel van de man van € 28.710,-. De man heeft zich neergelegd bij dit rapport, terwijl de vrouw niet inhoudelijk op het rapport heeft gereageerd. Het hof heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en de waarde van het aandeel van de man vastgesteld op € 28.710,-. Dit leidde tot de conclusie dat de vrouw een lager bedrag toekomt in het kader van de overbedeling. Het hof bekrachtigde de eerdere beslissingen van de rechtbank en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij de kosten van de deskundige gelijkelijk werden verdeeld. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2014.