Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ontheffing van het gezag van de moeder over haar dochter, die sinds 2009 onder toezicht staat van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De moeder, appellante in deze procedure, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 5 februari 2014 aangevochten, waarin zij ontheven werd van het gezag over haar dochter. De moeder heeft aangevoerd dat de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende heeft aangetoond dat een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet meer volstaan. De moeder heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals het verkrijgen van een eigen woning en het hebben van een stabiele partner, en zij is van mening dat deze factoren een terugplaatsing van haar dochter mogelijk maken.
De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg hebben echter betoogd dat de moeder ongeschikt is om haar dochter op te voeden, en dat de huidige maatregelen noodzakelijk zijn voor de stabiliteit en ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de betrokken instanties zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de moeder, ondanks haar positieve ontwikkelingen, niet in staat is gebleken om op een structurele wijze invulling te geven aan haar ouderschap. De dochter is gehecht aan haar pleegouders en er is geen perspectief op terugplaatsing bij de moeder.
Het hof heeft vastgesteld dat de ontheffing van het gezag in het belang van de dochter is, omdat dit zorgt voor duidelijkheid en stabiliteit in haar opvoedingssituatie. De moeder heeft zich verzet tegen de ontheffing, maar het hof oordeelt dat dit verzet niet in de weg staat aan de ontheffing, gezien de omstandigheden van het geval. De beschikking van de rechtbank is dan ook bekrachtigd, en het hof heeft verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan het centraal gezagsregister.