II. afgifte door Kruisvereniging West-Brabant, op straffe van verbeurte van een dwangsom, van het adressenbestand van de leden van Kruiswerk voor U;
6.1.4.De rechtbank heeft bij vonnis van 8 januari 2014 de vorderingen van Kruisvereniging West-Brabant in conventie afgewezen en in reconventie de subsidiaire vordering onder I, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2013 (14 dagen na het nemen van de conclusie van eis in reconventie), en de vordering onder II toegewezen (met maximering van de gevorderde dwangsom tot een bedrag van € 10.000,=) toegewezen.
6.1.5.Kruisvereniging West-Brabant is van die beslissing in hoger beroep gekomen. Zij heeft tegen het vonnis van 8 januari 2014 negen grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis, toewijzing alsnog van haar vorderingen in conventie en afwijzing alsnog van de vorderingen van Kruiswerk voor U in reconventie en tot terugbetaling van hetgeen zij ingevolge de veroordeling bij het beroepen vonnis aan Kruiswerk voor U heeft betaald. De grieven I t/m VI betreffen de beslissing in conventie, de grieven VIII en IX zijn gericht tegen de beslissing in reconventie. Grief VII is gericht rechtsoverweging 3.6 van het vonnis waarvan beroep. Het hof acht door de grieven het geschil in volle omvang aan zijn oordeel onderworpen en zal de grieven niet alle afzonderlijk bespreken.
6.2.1.In conventie gaat het om de vraag of Kruiswerk voor U de samenwerking met Kruisvereniging West-Brabant en haar positie als afdeling van Kruisvereniging West-Brabant kan beëindigen. Die vraag dient naar het oordeel van het hof bevestigend te worden beantwoord. De omstandigheid dat de plaatselijke kruisverenigingen indertijd Kruisvereniging West-Brabant hebben opgericht, tot de statutenwijziging van 30 januari 1992 lid waren van Kruisvereniging West-Brabant en daarna als afdelingen van Kruisvereniging West-Brabant zijn gaan functioneren, brengt wel mee dat Kruiswerk voor U zich bij haar handelen mede moet laten leiden door de gerechtvaardigde belangen van Kruisvereniging West-Brabant en van de leden die zij namens Kruisvereniging West-Brabant heeft aangenomen en die daarmee lid werden van zowel Kruisvereniging West-Brabant als Kruiswerk voor U. De verstrekkende consequentie die Kruisvereniging West-Brabant daaraan wil verbinden, te weten dat Kruiswerk voor U nimmer buiten Kruisvereniging West-Brabant om haar status als afdeling zou kunnen beëindigen, kan daaraan echter niet worden verbonden. Dit geldt temeer nu iedere overeenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan en waarin omtrent een opzegging in de wet, statuten of overeenkomst niets is bepaald, in beginsel opzegbaar is (vgl. HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854). In de statuten van Kruisvereniging West-Brabant van 30 januari 1992 zijn de rechtsvoorgangers van Kruiswerk voor U vermeld onder de op dat moment als afdeling toegelaten rechtspersonen doch daaruit kan niet worden geconcludeerd dat de relatie tussen Kruisvereniging West-Brabant en de als afdelingen toegelaten rechtspersonen niet opzegbaar zou zijn.
6.2.2.Het hof ziet in hetgeen door Kruisvereniging West-Brabant met betrekking tot de opzegging door Kruiswerk voor U is gesteld evenmin bijzondere omstandigheden gelegen die de afscheiding anderszins, bijvoorbeeld door de wijze waarop deze is geschied, onrechtmatig doen zijn. Uit de aard van de relatie tussen Kruisvereniging West-Brabant en Kruiswerk voor U en de bijzondere bepalingen in de statuten van Kruisvereniging West-Brabant (zoals de in r.o. 4.1.1 onder b gerelateerde artikelen 4 en 6 van de statuten) vloeit voort dat de beëindiging door Kruiswerk voor U van haar positie als afdeling van Kruisvereniging West-Brabant tot het treffen van maatregelen noopt. Zo zal Kruisvereniging West-Brabant voor haar leden die Kruiswerk voor U als afdeling hadden een andere vertegenwoordigingsmogelijkheid in haar algemene ledenvergadering moeten zoeken, bijvoorbeeld door die leden aan een andere afdeling toe te voegen dan wel voor die leden een nieuwe plaatselijke afdeling in het leven te roepen. Verder zal dienen te worden bezien wat de afscheiding van Kruiswerk voor U betekent voor het lidmaatschap van die leden die door Kruiswerk voor U (als afdeling van Kruisvereniging West-Brabant) namens Kruisvereniging West-Brabant zijn aangenomen en op grond van art. 4 van de statuten van Kruisvereniging West-Brabant lid van beide verenigingen zijn. Door Kruisvereniging West-Brabant is echter niet concreet gesteld dat dergelijke omstandigheden de opzegging van de relatie door Kruiswerk voor U door de wijze waarop deze is opgezegd of door de daarbij in achtgenomen termijn onrechtmatig zouden doen zijn. Zonder verdere, door Kruisvereniging West-Brabant niet gegeven, toelichting leiden voormelde omstandigheden het hof ook niet anderszins tot die conclusie. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Kruisvereniging West-Brabant zich uitsluitend op de onmogelijkheid van afscheiding door Kruiswerk voor U heeft beroepen en niet (subsidiair) een langere termijn heeft verzocht om tot beëindiging te komen. Verder neemt het hof in aanmerking dat Kruisvereniging West-Brabant zelf de ledenadministratie voerde, zodat zij zelfstandig en onafhankelijk van Kruiswerk voor U haar leden die Kruiswerk voor U als afdeling hadden van de beëindiging van die status van Kruiswerk voor U in kennis had kunnen stellen.
6.2.3.Het voorgaande betekent dat het hof ten aanzien van de vorderingen van Kruisvereniging West-Brabant in conventie niet tot een ander oordeel komt dan de rechtbank en dat de tegen dat oordeel aangevoerde grieven I t/m VI worden verworpen. Het hof merkt hierbij nog op dat Kruisvereniging West-Brabant tegen de overweging van de rechtbank aan het slot van r.o. 3.5 van het beroepen vonnis - dat niet is gebleken van onjuiste mededelingen van de zijde van Kruiswerk voor U - geen concrete of impliciete grief heeft aangevoerd.
6.2.4.In grief VII komt Kruisvereniging West-Brabant op tegen de overweging van de rechtbank in r.o. 3.6 van het vonnis van 8 januari 2014 ‘
dat partijen hun relatie dienen te ontvlechten’.Het betreft hier geen op zichzelf staande overweging en geen overweging waarop de rechtbank een of meer van haar beslissingen heeft doen steunen. De rechtbank heeft partijen alleen gewezen op het feit dat op grond van art. 2:8 lid 1 BW een rechtspersoon en degenen die bij haar organisatie betrokken zijn zich zodanig jegens elkaar dienen te gedragen als door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. De rechtbank is er voorts in het licht van haar - door het hof juist bevonden – oordeel, dat de wegen van Kruisvereniging West-Brabant en Kruiswerk voor U kunnen scheiden, vanuit gegaan dat dit tot gevolg heeft dat een ontvlechting tussen Kruisvereniging West-Brabant en Kruiswerk voor U zal moeten plaatsvinden en heeft partijen geattendeerd op de ook daarbij in acht te nemen gedragsregel van art. 2:8 lid 1 BW. Nu in de gewraakte passage naar het oordeel van het hof geen sprake is van enige buiten de grenzen van het geschil gegeven oordeel waaraan doorslaggevende betekenis toekomt voor een of meer van de in conventie en/of reconventie gegeven beslissingen, kan ook deze grief geen doel treffen.
6.3.1.Grief VIII is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat een deel van de door Kruisvereniging West-Brabant voor het jaar 2013 geïnde contributie van de leden voor wie Kruiswerk voor U tot 1 januari 2013 de plaatselijke afdeling was aan Kruiswerk voor U moet worden afgedragen. De rechtbank volgde bij deze beslissing Kruiswerk voor U in haar stelling dat de door Kruisvereniging West-Brabant geïnde contributies voor een deel via de plaatselijke afdelingen aan de leden ten goede kwamen en dat Kruiswerk voor U na de afscheiding zelfstandig de beschikking over dat deel van de ledencontributie moet krijgen. Kruisvereniging West-Brabant acht dat oordeel niet juist. Volgens haar heeft de beëindiging van de relatie tussen partijen tot gevolg dat Kruiswerk voor U, indien zij geen afdeling meer is van Kruisvereniging West-Brabant, ook geen aanspraak meer kan maken op gelden die Kruisvereniging West-Brabant aan de afdelingen doet toekomen.
6.3.2.Het hof acht deze grief gegrond. Kruiswerk voor U (c.q. haar rechtsvoorgangers) was aanvankelijk als lokale kruisvereniging lid van Kruisvereniging West-Brabant en stemde in met de statutenwijziging van 30 januari 1992 waarbij de constructie in het leven werd geroepen van Kruisvereniging West-Brabant als regionale kruisvereniging met de toegelaten lokale kruisverenigingen als afdelingen en natuurlijke personen als leden van beide verenigingen. Leden dienen zich op te geven bij Kruisvereniging West-Brabant of bij de afdeling waaronder de woonplaats van de betrokkene ressorteert (statuten Kruisvereniging West-Brabant art. 4 sub g). Leden van Kruisvereniging West-Brabant worden namens het bestuur van Kruisvereniging West-Brabant door het afdelingsbestuur aangenomen. Lidmaatschap van Kruisvereniging West-Brabant en van de afdeling vallen met elkaar samen (statuten Kruisvereniging West-Brabant art. 4 onder a). De leden zijn gehouden aan de vereniging een door de algemene ledenvergadering vastgestelde contributie te betalen (statuten Kruisvereniging West-Brabant art. 4 onder h). Naar het oordeel van het hof blijkt uit voormelde bepalingen dat het gelijktijdig lidmaatschap van Kruisvereniging West-Brabant en een lokale kruisvereniging/afdeling nauw verbonden is met de positie van de lokale kruisvereniging in Kruisvereniging West-Brabant en dat de contributie een door de algemene ledenvergadering van Kruisvereniging West-Brabant vastgestelde contributie behelst voor het lidmaatschap van Kruisvereniging West-Brabant. Het feit dat Kruisvereniging West-Brabant een deel van de contributies via de afdelingen aan haar leden (die gelijktijdig lid zijn van een afdeling) ten goede doet komen, brengt niet mee dat dat deel van de contributie als een contributie voor het lidmaatschap van de lokale kruisvereniging zou moeten worden beschouwd. Kruisvereniging West-Brabant stelt terecht dat met de beëindiging door Kruiswerk voor U van haar relatie met Kruisvereniging West-Brabant en het niet langer functioneren door Kruiswerk voor U als afdeling van Kruisvereniging West-Brabant onverbrekelijk verbonden is dat Kruiswerk voor U ook van de aan of ten behoeve van een afdeling aangewende gelden niet meer kan profiteren. Het is aan Kruiswerk voor U om in haar van Kruisvereniging West-Brabant onafhankelijke positie van de leden die lid van haar willen blijven of worden zelf een contributie te vragen. En het is aan de desbetreffende leden van Kruisvereniging West-Brabant om te bepalen of zij in de nieuwe positie van Kruiswerk voor U tevens lid van Kruiswerk voor U willen blijven.
6.3.3.In grief IX komt Kruisvereniging West-Brabant op tegen de toewijzing door de rechtbank tot afgifte aan Kruiswerk voor U van een kopie van het ledenbestand van die leden van Kruisvereniging West-Brabant die tevens lid waren van Kruiswerk voor U Deze grief faalt. Nu het gaat om leden die tevens lid waren (en mogelijk willen blijven) van Kruiswerk voor U, is er geen reden waarom Kruiswerk voor U niet zelf over de adressen van die leden zou mogen beschikken.
6.4.1.Het voorgaande betekent dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor wat betreft de veroordeling van Kruisvereniging West-Brabant in reconventie tot betaling aan Kruiswerk voor U van een bedrag van € 4.657,50, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof zal die vordering van Kruiswerk voor U alsnog afwijzen. Nu daarmee in reconventie partijen over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof het vonnis in reconventie eveneens vernietigen ten aanzien van de beslissing over de proceskosten. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de proceskosten van de eerste aanleg in reconventie tussen partijen in die zin compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.
6.4.2.De vordering van Kruisvereniging West-Brabant tot terugbetaling van hetgeen zij ingevolge het vonnis waarvan beroep heeft betaald, zal worden toegewezen voor zover betreffende het in reconventie toegewezen bedrag van € 4.657,50, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskostenveroordeling in reconventie. Kruisvereniging West-Brabant zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen. Gelet op het voor tarief II van het liquidatietarief geldende maximum van 3 punten en in aanmerking genomen de in het vonnis in het incident reeds uitgesproken veroordeling van Kruisvereniging West-Brabant in de proceskosten, zal het hof thans voor het salaris advocaat nog slechts 2 punten rekenen. Gezien de vordering van beide partijen daartoe, zal dit arrest uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.