ECLI:NL:GHSHE:2014:2785

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
F 200.149.570_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen machtiging gesloten plaatsing van minderjarige in jeugdzorg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, die in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verblijft, tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2000, staat sinds 13 juni 2013 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg en verblijft sinds 19 juni 2013 in de gesloten jeugdzorg. De machtiging voor zijn gesloten plaatsing verliep op 13 juni 2014. De rechtbank had de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 13 juni 2015 en een machtiging verleend voor zijn uit huis plaatsing tot 13 juni 2015. De minderjarige is in hoger beroep gekomen, uitsluitend voor zover het de duur van de machtiging betreft, en verzoekt om de machtiging te verkorten tot zes maanden.

De stichting heeft in haar verweerschrift verzocht de huidige termijn van de plaatsing te handhaven. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juli 2014 zijn zowel de minderjarige als de stichting gehoord, maar de Raad voor de Kinderbescherming was niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de gedragswetenschapper die de instemmingsverklaring heeft afgegeven, betrokken was bij het besluitvormingsproces omtrent de gesloten plaatsing van de minderjarige. Dit roept vragen op over de zorgvuldigheid van de instemmingsverklaring.

Het hof heeft geconcludeerd dat de instemmingsverklaring niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat deze afkomstig is van een gedragswetenschapper die bij de beslissing betrokken was. Hierdoor voldoet het verzoek van de stichting niet aan de formele vereisten van artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg. Het hof heeft het verzoek van de minderjarige toegewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, met ingang van 13 december 2014. De machtiging tot gesloten plaatsing is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF'
s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 14 augustus 2014
Zaaknummer : F 200.149.570/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/190119 / JE RK 14-732
in de zaak in hoger beroep van:
[de minderjarige],
thans opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Icarus te [verblijfplaats],
appellant,
hierna te noemen: [de minderjarige],
advocaat: mr. F.A. Dronkers,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd en mede kantoorhoudende te Roermond,
verweerster,
hierna te noemen: de stichting.
Als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt:
-[de vader] (hierna te noemen: de vader);
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 mei 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 mei 2014, heeft [de minderjarige] verzocht voormelde beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt – voor zover daarbij een machtiging tot gesloten plaatsing is verleend voor de duur van twaalf maanden en te bepalen dat er een machtiging tot gesloten plaatsing wordt verleend voor de duur van zes maanden.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 juli 2014, heeft de stichting verzocht de huidige termijn aangaande de plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te handhaven.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juli 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [de minderjarige], bijgestaan door mr. Dronkers;
- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw S. Jansen en mevrouw A. Leurs;
- de vader en de moeder.
2.3.1.
De Raad voor de Kinderbescherming is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting van het hof verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
[de minderjarige] is op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] geboren uit de relatie van de moeder en de vader.
3.2.
[de minderjarige] staat sinds 13 juni 2013 onder toezicht van de stichting.
[de minderjarige] verblijft sinds 19 juni 2013 in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Icarus op grond van een daartoe strekkende machtiging. Deze machtiging verliep op 13 juni 2014.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 13 juni 2015 en een machtiging verleend aan de stichting om [de minderjarige] met ingang van 13 juni 2014 tot uiterlijk 13 juni 2015 uit huis te plaatsen in accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3.4.
[de minderjarige] kan zich met deze beslissing niet verenigen, doch uitsluitend voor zover het de duur van de machtiging tot gesloten plaatsing betreft, en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Voor de in hoger beroep aangevoerd grieven en weren verwijst het hof naar de inhoud van het beroepschrift en het verweerschrift.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Ingevolge artikel 29a lid 2 van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) is de minderjarige bekwaam om in rechte op te treden. Op die grond komt aan [de minderjarige] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.5.2.
Gelet op artikel 29b lid 1 Wjz kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, ongeacht of hij daarmee instemt. Een dergelijke machtiging kan op grond van lid 3 slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
3.5.3.
Ingevolge artikel 29b lid 4 Wjz kan een machtiging bovendien slechts worden verleend indien de betrokken stichting een indicatiebesluit heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat sprake is van de hiervoor bedoelde ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen.
Deze verklaring behoeft op grond van artikel 29b lid 5 Wjz de instemming van een gedragswetenschapper, behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
De rechter baseert het oordeel dat voldaan is aan de vereisten van artikel 29b lid 3 Wjz derhalve op het advies zoals dit in het indicatiebesluit en de verklaring van de stichting is verwoord (lid 4) en waarmee de gedragswetenschapper heeft ingestemd (lid 5).
3.5.4.
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep slechts de duur van de gesloten plaatsing in geschil is. De advocaat van [de minderjarige] heeft ter zitting, op vragen van het hof, bevestigd dat de grieven in het beroepschrift enkel betrekking hebben op de periode vanaf 13 december 2014.
3.5.5.
Het hof heeft in de stukken geconstateerd dat de gedragswetenschapper die de instemmingsverklaring ex art. 29b, lid 5 Wjz d.d. 23 april 2014 heeft gegeven, de heer [de gedragswetenschapper], eerder deel uitmaakte van het Team Rondom de Jeugdige (TRJ) en in dat kader betrokken is geweest bij het interne besluitvormingsproces omtrent (de verlenging van) de gesloten plaatsing van [de minderjarige].
3.5.6.
Het hof heeft ter zitting, na een inhoudelijke bespreking van de zaak, deze formele kwestie aan de orde gesteld en daarbij aan de stichting de vraag voorgelegd of in haar visie onder de hiervoor omschreven omstandigheden, sprake is van een voldoende zorgvuldig tot stand gekomen instemmingsverklaring ex lid 5 van artikel 29b Wjz. Het hof heeft in dit kader verwezen naar de beschikking van dit hof van 17 april 2014, waarin het hof die vraag in een vergelijkbare situatie ontkennend heeft beantwoord (ECLI:NL:GHSHE:2014:1115).
De stichting heeft verklaard dat zij kennis heeft genomen van voormelde beschikking en dat naar aanleiding van die beschikking de stichting haar interne beleid heeft aangepast. De instemmingsverklaring van 23 april 2014 van de heer [de gedragswetenschapper] is echter nog tot stand gekomen op grond van het ‘oude’ interne beleid.
3.6.
Mr. Dronkers heeft in het kader van het voorgaande namens [de minderjarige] zijn standpunt gehandhaafd dat de machtiging tot gesloten plaatsing op 13 december 2014 behoort te eindigen, op formele dan wel inhoudelijke gronden.
3.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel van het hof dat geen sprake is van een zorgvuldig tot stand gekomen instemmingsverklaring en dat het inleidend verzoek van de stichting derhalve niet voldoet aan de formele vereisten van artikel 29b Wjz.
3.8.
Op grond van al het voorgaande dient het verzoek van [de minderjarige] in hoger beroep dan ook te worden toegewezen en de bestreden beschikking te worden vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve met ingang van 13 december 2014, en dient het inleidend verzoek van de stichting met ingang van die datum alsnog te worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt met ingang van 13 december 2014 de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 mei 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw recht doende:
wijst met ingang van 13 december 2014 alsnog af het inleidende verzoek van de stichting tot verlening van een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E.M. Renckens, M.C. Bijleveld-van der Slikke en J.U.M. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2014.