ECLI:NL:GHSHE:2014:280

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
HD 200.115.794_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslastverdeling bij bestaan van schriftelijke koopovereenkomst en andersluidende leveringsakte

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep over de bewijslastverdeling bij een schriftelijke koopovereenkomst en een leveringsakte. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.M.M. van den Elzen, heeft in hoger beroep de vernietiging van een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 februari 2012 gevorderd. De geïntimeerden, echtgenoten en vertegenwoordigd door mr. J.E. Janssen, hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld die onder andere betrekking hebben op de nakoming van een voorkeursrecht en de erfdienstbaarheid die aan de koopovereenkomst is verbonden.

De procedure in hoger beroep is gestart met een exploot van dagvaarding op 27 april 2012, gevolgd door een exploot van 22 oktober 2012. Tijdens de zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en is er bewijs overgelegd. Het hof heeft de relevante feiten uit de eerdere procedure vastgesteld en is van oordeel dat de rechtbank in eerste aanleg niet onjuist heeft geoordeeld over de inhoud van de erfdienstbaarheid en het voorkeursrecht.

Het hof heeft de grieven van de appellant en de vorderingen van de geïntimeerden in volle omvang beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid automatisch eindigt bij verkoop of splitsing van de woningen, en dat het voorkeursrecht correct is weergegeven in de leveringsakte. De appellant heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen dat de erfdienstbaarheid anders zou zijn overeengekomen. Het hof heeft de appellant toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, maar heeft de vorderingen van de geïntimeerden voor het grootste deel toegewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor het horen van getuigen, waarbij de raadsheer-commissaris zal optreden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.115.794/01
arrest van 11 februari 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat: mr. H.M.M. van den Elzen te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde 1]en
[geïntimeerde 2],echtgenoten
,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in het principaal appel, appellanten in het incidenteel appel,
advocaat: mr. J.E. Janssen te Veghel,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 april 2012 ingeleide hoger beroep, welk exploot is gevolgd door een exploot van 22 oktober 2012 waarbij op de voet van art. 126 Rv een vroegere roldatum en incidenteel appel is aangezegd, van het door de rechtbank ’s‑Hertogenbosch, Sector civiel recht, gewezen vonnis van 1 februari 2012 tussen appellant -[appellant]- als één van vier gedaagden in conventie en één van vier eisers in reconventie, en geïntimeerden -[geïntimeerden]- als eisers in conventie en gedaagden in reconventie.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • een rolbeslissing van dit hof van 13 november 2012;
  • een schrijven van [geïntimeerden] naar aanleiding van voornoemde rolbeslissing waarin zij laten weten zich te refereren;
  • een door [appellant] genomen antwoord-akte;
  • een memorie van grieven (hierna MvGr) tevens akte houdende wijziging van eis waarbij drie grieven zijn voorgedragen, twee producties zijn overgelegd en de eis is gewijzigd;
  • een memorie van antwoord (hierna MvA) houdende incidenteel appel tevens akte wijziging van eis deels voorwaardelijk, waarbij drie grieven zijn voorgedragen, 16 producties zijn overgelegd en de eis is gewijzigd;
  • een memorie van antwoord in incidenteel appel (hierna MvA-I) tevens houdende wijziging van eis, waarbij 5 producties zijn overgelegd en de eis is gewijzigd.
Partijen hebben ter zitting onder het overleggen van pleitnota’s en producties gepleit en vragen van het hof beantwoord.
Tenslotte is arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken
van de eerste aanleg.

2. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 230336/HA ZA 11-862)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 1 februari 2012 en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 3 augustus 2011.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de betreffende memories.

4.De beoordeling

4.1
Onder “2 De feiten” van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten zij in dit geschil is uitgegaan. Voor zover het hof van oordeel is dat die feiten relevant zijn is daar niet, in elk geval niet voldoende duidelijk tegen gegriefd, zodat het hof van die feiten zal uitgaan. Het hof geeft die feiten hierna weer. Het hof merkt hierbij nog op dat beide erven in dit geschil aan de straat genaamd “[straatnaam]” liggen. Deze straatnaam is in verschillende stukken geschreven als “[straatnaam]”. Het hof zal in het hierna volgende in citaten waarin “[straatnaam]” staat, dit woord niet verbeteren.
a. Medio juni 2001 raakte [geïntimeerden] ermee bekend dat [appellant] zijn woonboerderij met inpandige bedrijfsruimte, bijgebouwen en tuin met een inhoud van circa 1.100 m³ en een perceelsoppervlakte van circa 880 m² (hierna: woonboerderij) wilde verkopen.
b. [geïntimeerden] heeft met [appellant] onderhandelingen gevoerd over onder meer de prijs, het vestigen van een recht van erfdienstbaarheid en over de mogelijkheden van toekomstige aankoop van de grond, gelegen achter de woonboerderij. [appellant] heeft zich laten bijstaan door een makelaar van Makelaardij [makelaar 1] & Partner te [plaats 1].
c. [appellant] wilde de grond gelegen achter de woonboerderij (circa 500 m²) in eigendom houden teneinde die grond te gebruiken voor privé-doeleinden zoals onder andere tuinieren (hierna: de tuingrond).
d. In een e-mailbericht d.d. 16 juli 2001 (overgelegd als productie 20 bij conclusie van antwoord in reconventie tevens akte tot in geding brengen producties en eiswijziging) heeft makelaar [makelaar 2], werkzaam bij Makelaardij [makelaar 1] & Partner, onder meer het volgende bericht aan de heer [geïntimeerde 1]:

(..) Geachte heer [geïntimeerde 1],
Hierbij het tegenvoorstel van de familie [appellant]:
*de erfdienstbaarheid met recht van overpad zal over en weer worden gevestigd
van woning tot woning (..)
de erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen bij verkoop of dubbele bewoning. (splitsen)
*het perceel grond aan de achterzijde wenst de familie [appellant] niet te verkopen,
tevens geen eerste recht van koop.
(..)”.
e. Bij e-mailbericht d.d. 23 juli 2001 (ook overgelegd als productie 20 bij de net genoemde conclusie van antwoord in reconventie) heeft de heer [geïntimeerde 1], een van de geïntimeerden, hierop als volgt gereageerd:

(..) Geachte fam. [appellant],
Hierbij het tegenvoorstel van fam. [geïntimeerde 1];
 Erfdienstbaarheid met het recht van overpad zal over en weer worden gevestigd van woning tot woning. De erfdienstbaarheid zal eindigen zodra deze niet meer voor het functioneel gebruik van de panden nodig is, zoals door sloop, of door b.v. het veranderen van functie van de ruimten als woonruimte.
De erfdienstbaarheid over het gedeelte achter het hoofdgebouw kan beëindigd worden als gevolg van een dusdanige verbouwing van de bijgebouwen waardoor het gebouw voor voertuigen in- en uitrijbaar is geworden zonder dat over de grond van de fam. [appellant] gereden behoefd te worden. De erfdienstbaarheid zal bij verkoop overdraagbaar zijn, maar uitsluitend zolang het voor een functioneel gebruik noodzakelijk is.
 Voor het perceel grond aan de achterzijde wenst de fam. [geïntimeerde 1] een eerste recht van koop. (..)
f. Makelaar [makelaar 2] heeft hierop als volgt bericht (ook overgelegd als productie 20 bij de net genoemde conclusie van antwoord in reconventie) aan de heer [geïntimeerde 1]:

(..) Geachte heer [geïntimeerde 1],
Uw tegenvoorstel van maandag 23 juli 2001 heb ik heden-middag met de verkopers besproken. Onderstaand treft u huneindvoorstel aan wat geldig is tot vrijdag 27 juli 2001 18.00 uur.
Erfdienstbaarheid
De heer en mevrouw [appellant] handhaven hun voorstel dat de erfdienstbaarheid met recht van over en weer van woning tot woning wordt gevestigd en dat deze erfdienstbaarheid automatisch zal eindigen bij verkoop of bij dubbele bewoning (splitsing).

Recht van koop
In tegenstelling tot het eerste voorstel gaan zijwelakkoord met het recht van eerste koop van het perceel grond aan de achterzijde. (..)
g. Op vrijdag 27 juli 2001 heeft de heer [geïntimeerde 1] hierop bij e-mailbericht (ook overgelegd als productie 20 bij de net genoemde conclusie van antwoord in reconventie) als volgt gereageerd:

(..) Geachte heer [makelaar 1],
Wij hebben het aanbod van de familie [appellant] overwogen en hebben besloten bij ons vorige bod te blijven. (koopsom fl 875.000,--) Wel aanvaarden wij de voor ons bij verkoop beperkende voorwaarde aangaande het recht van overpad zoals geformuleerd door de heer [makelaar 1]. Te weten: de erfdienstbaarheid vervalt, indien wij als eerste het huis ([straatnaam][huisnummer A]) verkopen.
De erfdienstbaarheid blijft gehandhaafd als de heer en mevr. [appellant] eerder dan ons hun huis verkopen.
Graag vernemen wij of u nog ruimte ziet om verder te onderhandelen. (..)
h. Op 30 juli 2001 heeft [geïntimeerden] met [appellant] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de woonboerderij, plaatselijk bekend [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [sectieletter 1], [sectienummer A] (ten tijde van de koopovereenkomst [sectienummer B]) voor een bedrag van fl. 875.000,-- k.k.
i. Makelaar [makelaar 2] heeft [geïntimeerden] een concept-koopakte met begeleidende brief van 2 augustus 2001 gezonden (productie 21 bij de net genoemde conclusie van antwoord in reconventie). In deze concept-koopakte staat onder meer het volgende vermeld:

(..) artikel 1 Kosten, rechten en overdrachtsbelasting (..)
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID(..)
De weg, die niet zonder schriftelijke toestemming van de eigenaren van voormelde percelen zal mogen worden verlegd, zal door de eigenaren en bevoegde gebruikers van voormelde percelen mogen worden gebruikt niet alleen als voetpad voor mens en dier, doch tevens als rijweg voor wagens, auto’s , landbouwmachines, graafwerktuigen, motoren, rijwielen en alle andere vervoermiddelen in de ruimste zin des woords. De eigenaren en bevoegde gebruikers van voormelde percelen zullen zelf ook van de weg op deze wijze gebruik kunnen blijven maken.
De weg zal door de eigenaren van de beide erven alleen mogen worden gebruikt op de hierboven sub 1 aangegeven wijze; daarop zullen geen wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook mogen worden geplaatst anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig, zodat dit gebruik door de eigenaren en bevoegde gebruikers van beide erven ongehinderd zal kunnen plaats hebben. (noot hof: waarachter in handschrift is toegevoegd: “(ik wil mogen parkeren!)”)
(..)
4.
Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] (noot hof: waarna met de hand is toegevoegd: “eerder”)
wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning. (noot hof: waarachter in handschrift is toegevoegd: “dan het pand [straatnaam][huisnummer B]!”)
(..)
Artikel 14 Registratie koopakte
EERSTE RECHT VAN KOOP
Verkoper verklaart dat ten aanzien van de onroerende zaak bestaande uit een perceel grond gelegen aan de achterzijde van [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] en zoals aan deze koopakte gehechte situatietekening in groen schetsmatig aangegeven, aan koper een eerste recht van koop. (..)
j. Op 28 augustus 2001 heeft de heer [geïntimeerde 1] zijn opmerkingen aan de hand van zijn handgeschreven aantekeningen op de concept-koopakte van 2 augustus 2001, zoals hiervoor onder i weergegeven, telefonisch aan de makelaar kenbaar gemaakt. Diezelfde dag heeft de makelaar een gewijzigde concept-koopakte gestuurd, waarbij hij de wijzigingen met een gele markeerstift heeft aangegeven. In de begeleidende brief van 28 augustus 2001 (samen met de gewijzigde concept-koopakte overgelegd als productie 22 bij voornoemde conclusie van antwoord in reconventie) schrijft de makelaar onder meer het volgende:

(..) Geachte heer [geïntimeerde 1],
Conform ons telefonisch onderhoud van heden middag treft u bijgaand de aangepaste koopakte van bovengenoemd object aan. (..)
k. In de concept-koopakte bij de begeleidende brief van 28 augustus 2001 zijn de onder rechtsoverweging i. weergegeven bepalingen onder 2 en 4 met betrekking tot het recht van erfdienstbaarheid als volgt gewijzigd/uitgebreid (de gewijzigde zinnen/toevoegingen zijn in de originele tekst geel gearceerd en zijn hieronder vet weergegeven)
“2. De weg zal door de eigenaren van de beide erven alleen mogen worden gebruikt op de hierboven sub 1 aangegeven wijze; daarop zullen geen wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook mogen worden geplaatst anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig, zodat dit gebruik door de eigenaren en bevoegde gebruikers van beide erven ongehinderd zal kunnen plaats hebben.Parkeren op eigen terrein van [straatnaam][huisnummer A] is door de eigenaren en bevoegde gebruikers toegestaan.(..)
4. Voorgeschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning.Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd indien de heer en mevrouw [appellant] [straatnaam][huisnummer B] eerder zullen verkopen dan de heer en mevrouw [geïntimeerden] [straatnaam][huisnummer A].”
Artikel 14 “Eerste recht van koop” is ongewijzigd opgenomen in deze koopakte.
l. [geïntimeerden] heeft hierop de definitieve versie van de koopovereenkomst met een begeleidende brief d.d. 6 september 2001 ontvangen van de makelaar (de brief is overgelegd als productie 23 bij voornoemde conclusie van antwoord in reconventie). Hierin staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

(..) Geachte heer en mevrouw [geïntimeerden],
Bijgaand treft u de aangepaste koopakte aan van uw toekomstige woning zoals die woensdag-middag om 16.00 uur bij de fam. [appellant] zal worden ondertekend. (..)
m. In de door beide partijen op 12 september 2001 ondertekende koopakte (bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegd als productie 3) luidt de hiervoor weergegeven bepaling 4 met betrekking tot het recht van erfdienstbaarheid als volgt:

4. Voorgeschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning. Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd mits de heer en mevrouw [appellant] [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats]. eerder zullen verkopen dan de heer en mevrouw [geïntimeerden] [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats].”
De hiervoor onder letter k onder 2. weergegeven bepaling en artikel 14 “Eerste recht van koop” zijn ongewijzigd opgenomen in de koopakte van 12 september 2001.
n. Op verzoek van [geïntimeerden] zou de eigendomsoverdracht plaatsvinden via notaris [notaris 1], die inmiddels zijn praktijk heeft overgedragen.
o. Op 25 en 26 oktober 2001 heeft de notaris de concept-leveringsakte aan [appellant] respectievelijk aan [geïntimeerden] toegezonden. De aanbiedingsbrief aan [geïntimeerden] is overgelegd als productie 24 bij voornoemde conclusie van antwoord in reconventie. In de brief van 25 oktober 2001 (aan de heer en mevrouw [appellant]; hierna: aanbiedingsbrief, overgelegd als productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie) staat onder meer het volgende vermeld:

(..) Geachte Heer en Mevrouw [appellant],
Inzake de op 1 november a.s. om 15.00 uur te passeren transportakte zend ik U hierbij het ontwerp van die akte zodat U zich van de inhoud op de hoogte kunt stellen. (..).
Bij deze nodig ik U uit om op gemelde datum en tijdstip op onderstaand kantooradres aanwezig te zijn. (..)
p. Partijen hebben niet gereageerd op deze concept-leveringsakte.
q. Bij notariële akte van 1 november 2001 (overgelegd als productie 5 bij de dagvaarding in eerste aanleg) is de eigendom van de woonboerderij overgedragen aan [geïntimeerden] [appellant] en [geïntimeerden] zijn in persoon bij de notaris verschenen.
r. In de notariële akte staat onder meer het volgende vermeld:

(..)Artikel 6(..)
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEDEN(..)
1. De weg (..) zal door de eigenaren en bevoegde gebruikers van voormelde percelen mogen worden gebruikt niet alleen als voetpad voor mens en dier, doch tevens als rijweg voor wagens, auto’s (..) en alle andere vervoermiddelen in de ruimste zin des woords.
De eigenaren en bevoegde gebruikers van voormelde percelen zullen zelf ook van de weg op deze wijze gebruik kunnen blijven maken.
2. De weg zal door de eigenaren van de beide erven alleen mogen worden gebruikt op de hierboven sub 1 aangegeven wijze; daarop zullen geen wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook mogen worden geplaatst anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig, zodat dit gebruik door de eigenaren en bevoegde gebruikers van beide erven ongehinderd zal kunnen plaats hebben.
Parkeren op eigen terrein van [straatnaam][huisnummer A] is door de eigenaren en bevoegde gebruikers toegestaan. (..)
4. Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning.
Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd tenzij de verkoper bij deze akte alsmede zijn echtgenote, de Heer en Mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte, de Heer en Mevrouw [geïntimeerden]. (..)
VOORKEURSRECHT(..)
Het is de comparant sub 1 en/of zijn rechtsopvolger(s) onder algemene titel, verboden het aan hem in eigendom zijnde perceel, gelegen achter het bij deze akte verkochte (..) hetzij geheel hetzij gedeeltelijk te vervreemden zonder het betreffende registergoed eerst schriftelijk aan de comparanten sub 2.a en b, hierna zowel gezamenlijk als ieder hunner afzonderlijk te noemen: ”voorkeursgerechtigde(n)” te koop te hebben aangeboden voor een zodanige som en op die verdere condities als hierna bepaald.
a.(..)
g. Indien de comparant sub 1 en/of zijn rechtsopvolgers onder algemene titel handelen/handelt in strijd met de in dit artikel opgenomen verbodsbepaling of weigeren/weigert om aan de notariële levering mee te werken nadat de verklaring is uitgebracht dat van het kooprecht definitief gebruik wordt gemaakt, verbeurt hij/zij door het enkele feit der overtreding of niet medewerking ten behoeve van een/de voorkeursgerechtigde(n) een onmiddellijk opeisbare boete van vijftigduizend gulden
( f. 50.000,00) onverminderd zijn/haar verplichting tot vergoeding van de verdere schade volgens de wet. (..)
s. [appellant] is na de overdracht gaan wonen op het adres [straatnaam][huisnummer B] dat grenst aan [straatnaam][huisnummer A]. Het recht van erfdienstbaarheid rust op de grond gelegen tussen de woonboerderij en de woning van [appellant] en is ongeveer 7 meter breed en 20-25 meter lang (hierna: gezamenlijke oprit).
t. Bij notariële akte van 29 december 2009 heeft [appellant] de tuingrond (kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [sectieletter 1], [sectienummer C]) op grond van een mondelinge overeenkomst van schenking geleverd aan de kinderen [appellant].
u. Op 9 en 11 april 2011 heeft [geïntimeerden] geluidsopnames gemaakt van gesprekken die hij heeft gevoerd met de kinderen [appellant] (en met hun partners) in hun woningen. De kinderen [appellant] hebben hier geen toestemming voor gegeven. Verder heeft [geïntimeerden] foto’s/beeldopnames gemaakt van [appellant] en de kinderen [appellant]. [geïntimeerden] heeft de geluidsopnames laten beluisteren door een notaris en ze in een beëdigde verklaring woordelijk laten vastleggen.
v. Op 14 april 2011 heeft [geïntimeerden] conservatoir verhaalsbeslag gelegd op een berging-stalling gelegen op de tuingrond en op de woning aan [straatnaam][huisnummer B].
w. Bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 10 augustus 2011 is op vordering van [appellant] voor recht verklaard dat de overeenkomst van schenking van 29 december 2009 tot stand is gekomen door dwaling als bedoeld in artikel 6:228, lid 1, sub c BW aan de zijde van [appellant] en de kinderen [appellant]. De rechtbank heeft deze overeenkomst vernietigd en voor recht verklaard dat [appellant] op en na 29 december 2009 eigenaar is gebleven van de tuingrond.
4.2.1
[geïntimeerden] heeft in eerste aanleg in conventie en na wijziging eis gevorderd, samengevat en voor zover in dit hoger beroep relevant, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. te verklaren voor recht dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting, omdat hij in strijd met het voorkeursrecht de tuingrond om niet bij akte van 29 december 2009 heeft overgedragen aan de kinderen [appellant],
B. [appellant] te veroordelen om aan [geïntimeerden] te betalen een bedrag van
€ 22.689,--,
C. te verklaren voor recht dat het in de leveringsakte van 1 november 2001 opgenomen recht van erfdienstbaarheid niet correct de tussen [appellant] en [geïntimeerden] gemaakte afspraken weergeeft aangezien, anders dan thans in de leveringsakte is opgenomen door middel van de zin “
Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd tenzij de verkoper bij deze akte alsmede zijn echtgenote, de Heer en Mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte, de Heer en Mevrouw [geïntimeerden]”, partijen conform de concept-koopakte van 28 augustus 2001 zijn overeengekomen:
“Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd indien de heer en mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte de heer en mevrouw [geïntimeerden]”.
D. [appellant] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
Voorwaardelijk, indien en voor zover de rechtbank ten aanzien van [appellant] de vordering onder C. toewijst:
E. [appellant] te veroordelen om binnen een termijn van vijf werkdagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het verlijden van een aangepaste leveringsakte, waarbij de leveringsakte van 1 november 2001 overeenkomstig het onder C. bepaalde wordt aangepast en waarbij partijen de notaris opdracht geven datgene te doen teneinde te bewerkstelligen dat de erfdienstbaarheid ook bij derden bekend is en wordt, zulks op verbeurte van een dwangsom.
Voorwaardelijk, indien en voor zover de rechtbank ten aanzien van de kinderen [appellant] toewijst een gevorderde verklaring voor recht dat die kinderen een onrechtmatige daad hebben gepleegd:
F. [appellant] te veroordelen om binnen een termijn van vijf werkdagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het verlijden van een leveringsakte, waarbij de tuingrond wordt overgedragen aan [geïntimeerden] door kinderen [appellant], zulks op verbeurte van een dwangsom.
4.2.2
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep in conventie:
a. voor recht verklaard dat het in de leveringsakte van 1 november 2001 opgenomen recht van erfdienstbaarheid niet correct de tussen [appellant] en [geïntimeerden] gemaakte afspraken weergeeft aangezien -anders dan thans in de leveringsakte is opgenomen door middel van de zin: “
Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd tenzij de verkoper bij deze akte alsmede zijn echtgenote, de Heer en Mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte, de Heer en Mevrouw [geïntimeerden]”-, partijen ten aanzien van het recht van erfdienstbaarheid conform de concept-koopakte van 28 augustus 2001 zijn overeengekomen:
“Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd indien de heer en mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte de heer en mevrouw [geïntimeerden] [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats]”;
b. [appellant] veroordeeld om binnen tien werkdagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan het verlijden van een aangepaste leveringsakte door één van de notarissen verbonden aan [notaris 2 & notaris 3] Notarissen te [plaats 3]/[plaats 1] bij gelegenheid waarvan de leveringsakte van 1 november 2001 overeenkomstig het hiervoor onder 4.2.2 sub a bepaalde wordt aangepast en bij gelegenheid waarvan partijen voornoemde notaris opdracht geven datgene te doen teneinde te bewerkstelligen dat het recht van erfdienstbaarheid ook bij derden bekend is en wordt;
c. [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerden] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de hiervoor onder 4.2.2. sub b vermelde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,-.
De rechtbank heeft het onder A., B. en F. gevorderde afgewezen omdat, samengevat, de schenkingsovereenkomst tussen [appellant] en zijn kinderen is vernietigd, zodat [appellant] altijd eigenaar is gebleven van de tuingrond.
4.3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg in reconventie na wijziging eis gevorderd, voor zover nu nog van belang:
I. een verklaring voor recht dat tussen hem en [geïntimeerden] in afwijking van het voorkeursrecht in artikel 6 van de leveringsakte van 1 november 2001 een recht van eerste koop is overeengekomen als bepaald in artikel 14 van de koopakte van 12 september 2001;
II. [geïntimeerden] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan het aanpassen dan wel aanvullen van de leveringsakte van 1 november 2001, overeenkomstig het sub I bepaalde, op verbeurte van een dwangsom;
III. te verklaren voor recht dat het in de koopakte van 12 september 2001 alsmede het in de leveringsakte van 1 november 2001 neergelegde recht van erfdienstbaarheid (recht van weg) de tussen [appellant] en [geïntimeerden] gemaakte afspraken niet correct weergeeft aangezien -anders dan thans is vastgelegd- ten aanzien van de erfdienstbaarheid tussen partijen is overeengekomen dat het plaatsen van wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook op eigen terrein door de eigenaren en gebruikers van [straatnaam][huisnummer A] en [straatnaam][huisnummer B] niet is toegestaan, anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig;
IV. [geïntimeerden] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan het aanpassen dan wel aanvullen van de leveringsakte van 1 november 2001, overeenkomstig het sub III bepaalde, op verbeurte van een dwangsom;
V. subsidiair, indien en voor zover de vorderingen sub III en IV worden afgewezen, te bepalen dat het [geïntimeerden] verboden is om wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook te parkeren op grond waarop blijkens de leveringsakte van 1 november 2001 het recht van erfdienstbaarheid (recht van weg) is gevestigd, zulks op straffe van een boete, een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
4.3.2
De rechtbank heeft het door [appellant] gevorderde afgewezen. Het onder I en II gevorderde is afgewezen omdat, samengevat, het “blind tekenen” van de leveringsakte door [appellant] voor zijn risico komt.
Het onder III, IV en V gevorderde is afgewezen omdat [appellant], samengevat, daartoe onvoldoende heeft gesteld.
De rechtbank heeft de proceskosten in conventie en reconventie gecompenseerd.
4.3.3
De over en weer ingestelde grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor, en zullen daarom niet afzonderlijk worden beoordeeld.
In het principaal appel:
4.4
In dit hoger beroep vordert [appellant], na wijziging eis, vernietiging van het beroepen vonnis voor zover daarin zijn vorderingen zijn afgewezen en die van [geïntimeerden] zijn toegewezen en,
Ten eerste:
I. te verklaren voor recht dat tussen partijen in afwijking van het voorkeursrecht in artikel 6 van de leveringsakte van 1 november 2001, tussen partijen verleden voor notaris [notaris 1] te [plaats 2], een recht van eerste koop is overeengekomen als bepaald in artikel 14 van de tussen partijen gesloten koopakte van 12 september 2001 inhoudende “Verkoper verklaart dat ten aanzien van de onroerende zaak bestaande uit een perceel grond gelegen aan de achterzijde van [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] en zoals aan deze koopakte gehechte situatietekening in groen schetsmatig aangegeven, aan koper een eerste recht van koop” althans een recht van eerste koop van gelijke strekking als nader door het hof in goede justitie te bepalen;
II. [geïntimeerden] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen arrest, hun medewerking te verlenen aan het aanpassen dan wel aanvullen van de onder I bedoelde leveringsakte van 1 november 2001, overeenkomstig het sub I bepaalde, op te maken door notaris [notaris 4] te [woonplaats], dan wel een andere door het hof aan te wijzen notaris, op verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat [geïntimeerden] hun medewerking als hiervoor bedoeld weigeren te verlenen van € 500,- per dag, dan wel een dwangsom als door het hof in redelijkheid vast te stellen;
III. te verklaren voor recht dat het in de tussen partijen gesloten koopakte van 12 september 2001 alsmede het in de leveringsakte van 1 november 2001, tussen partijen verleden voor notaris [notaris 1] te [plaats 2] en de akte tot wijziging (rectificatie)erfdienstbaarheid, op 21 februari 2012 tussen partijen verleden voor notaris [notaris 2] te [plaats 1], neergelegde recht van erfdienstbaarheid (recht van weg) de tussen [appellant] en [geïntimeerden] gemaakte afspraken niet correct weergeeft aangezien -anders dan thans is vastgelegd- in plaats van de bepaling
“Parkeren op eigen terrein van [straatnaam][huisnummer A] is door de eigenaren en bevoegde gebruikers toegestaan”ten aanzien van de erfdienstbaarheid tussen partijen is overeengekomen dat het plaatsen van wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook op eigen terrein, voor zover het betreft het recht van weg, door de eigenaren en gebruikers van [straatnaam][huisnummer A] en [straatnaam][huisnummer B] niet is toegestaan, anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig, althans een parkeerverbod voor beide partijen als nader door het hof in goede justitie te bepalen;
IV. [geïntimeerden] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen arrest, hun medewerking te verlenen aan het aanpassen dan wel aanvullen van de onder III bedoelde leveringsakte van 1 november 2001 en/of de onder III bedoelde akte tot wijziging (rectificatie)erfdienstbaarheid, overeenkomstig het sub III bepaalde, op te maken door notaris [notaris 4] te [woonplaats], dan wel een andere door het hof aan te wijzen notaris, op verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat [geïntimeerden] hun medewerking als hiervoor bedoeld weigeren te verlenen van € 500,- per dag, dan wel een dwangsom als door het hof in redelijkheid vast te stellen;
V. subsidiair, indien en voor zover de vorderingen sub III en IV worden afgewezen, te bepalen dat het [geïntimeerden] verboden is om wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook te parkeren op de grond waarop blijkens de leveringsakte van 1 november 2001 het recht van erfdienstbaarheid (recht van weg) is gevestigd, zulks op straffe van een boete van € 1.000,- per overtreding, althans op straffe van een boete als door het hof in redelijkheid vast te stellen.
Ten tweede:
Afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] en daarbij:
1. te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot wijziging van de notariële akte wijziging
(rectificatie)erfdienstbaarheid van 21 februari 2012, tussen partijen verleden voor notaris [notaris 2] te [plaats 1], in die zin dat de bepalingen als vernoemd onder punt 4, te weten

Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning. Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd indien de heer en mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte, de heer en mevrouw [geïntimeerden], [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats]”wordt gewijzigd zoals tussen partijen is overeengekomen in de bepalingen “
4. Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning. Voorschreven erfdienstbaarheid zal eveneens eindigen indien [straatnaam][huisnummer B] wordt verkocht”,althans in bepalingen van gelijke strekking als door het hof in goede justitie te bepalen;
2. [geïntimeerden] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen arrest, hun medewerking te verlenen aan wijziging van de notariële akte wijziging (rectificatie)erfdienstbaarheid d.d. 21 februari 2012, overeenkomstig het hiervoor onder 1. bepaalde, op te maken door notaris [notaris 4] te [woonplaats], dan wel een andere door het hof aan te wijzen notaris, op verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat [geïntimeerden] hun medewerking als hiervoor bedoeld weigeren te verlenen van € 500,- per dag, dan wel een dwangsom als door het hof in redelijkheid vast te stellen;
3. [geïntimeerden] uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen in de proceskosten in beide gedingen.
4.5
Nu [geïntimeerden] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging eis, alhoewel dit in
elk geval mogelijk is geweest tijdens het pleidooi, houdt het hof het ervoor dat zij geen bezwaar hebben tegen die wijziging. Het hof is van oordeel dat de wijziging niet in strijd komt met de eisen van een goede procesorde, zodat recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
4.6
Het hof begrijpt dat [appellant] het door hem gevorderde grondt op art. 3:302 BW en niet op art. 3:27 BW. Het hof hoeft dus niet te onderzoeken of de appeldagvaarding is ingeschreven conform art. 3:27 lid 2 BW.
4.7
Wat het door [appellant] onder I en II gevorderde betreft (zoals hiervoor in r.o. 4.4. onder “Ten eerste” is weergegeven en hierna te noemen het voorkeursrecht), stelt [appellant] het volgende.
Hij, [appellant], wilde de tuingrond zelf blijven gebruiken, onder andere vanwege de hierop gelegen moestuin. Na onderhandelingen heeft hij er echter mee ingestemd dat [geïntimeerden] een voorkeursrecht zou krijgen als hij, [appellant], de tuingrond zou gaan verkopen. Over verdere details is niet meer gesproken. Het is echter altijd de bedoeling van [appellant] geweest dat na zijn overlijden de betreffende tuingrond door zijn kinderen zou worden geërfd (zie 51-52 MvGr). Het volgens [appellant] overeengekomen voorkeursrecht hield in dat alleen als [appellant] de tuingrond zou willen verkopen, hij deze eerst zou aanbieden aan [geïntimeerden] Met de bewoordingen onder het hoofd “Eerste recht van koop” in art. 14 van de concept-koopakte die de makelaar bij brief van 2 augustus 2001 heeft verzonden (zie hiervoor onder 4.1 sub i), is dit bedoeld. Dit eerste recht van koop voor het geval dat [appellant] de grond zou willen verkopen, is neergelegd in de door partijen getekende koopakte van 12 september 2001 (zie hiervoor onder 4.1 sub m). De notaris, aldus [appellant], is zonder overleg met hem en zonder zijn instemming in de door hem opgestelde leveringsakte afgeweken van de tekst van de koopoptie in de definitieve koopovereenkomst. Hij, [appellant], heeft dat echter niet gezien omdat hij de concept-leveringsakte, mede gelet op zijn hoge leeftijd, niet heeft gelezen, terwijl bij het passeren van die akte bij de notaris geen volledige voorlezing heeft plaatsgevonden.
[geïntimeerden] betwist de stelling van [appellant] en stelt (in het principaal appel) dat de tekst van het voorkeursrecht zoals verwoord in de leveringsakte weergeeft hetgeen partijen uiteindelijk zijn overeengekomen (zie onder meer het door [geïntimeerden] gestelde onder 14 MvA).
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] met het door hem gestelde voldoende onderbouwd dat de in de leveringsakte neergelegde tekst van het voorkeursrecht niet weergeeft hetgeen partijen zijn overeengekomen. In elk geval in dit hoger beroep heeft hij voldoende gespecificeerd aangeboden bewijs te willen leveren van het feit dat partijen met de bewoordingen in de koopakte van 12 september 2001 hebben bedoeld een voorkeursrecht overeen te komen inhoudende dat als [appellant] de tuingrond zou willen verkopen, hij deze eerst zou aanbieden aan [geïntimeerden] en dat partijen in het vervolgtraject niet iets anders zijn overeengekomen. Het hof zal hem toelaten om dit bewijs te leveren.
In het kader van dit door hem te leveren bewijs stelt het hof twee punten voorop. Ten eerste zal, nu [appellant] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat hij de grond alleen aan [geïntimeerden] te koop zou aanbieden als hij de grond zou willen verkopen, en hij die afspraak aan zijn vordering sub II ten grondslag legt, [appellant] de door hem gestelde inhoud van het voorkeursrecht op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv moeten bewijzen. Met andere woorden: in dit principale appel verweert hij zich niet tegen een vordering, maar stelt hij zelf een vordering in. Ten tweede is het hof van oordeel dat de notariële leveringsakte van 1 november 2001, die is verleden in aanwezigheid van [appellant], naar haar aard dwingend bewijs oplevert dat partijen, in afwijking van de onderhandse koopakte van 12 september 2001, een voorkeursrecht hebben willen vestigen zoals omschreven in die leveringsakte (zie ook HR 22 april 1994, NJ 1995, 560).
4.8.1
Wat het door [appellant] onder III en IV gevorderde betreft (zoals hiervoor in r.o. 4.4. onder “Ten eerste” is weergegeven en hierna te noemen het parkeerverbod), stelt [appellant] het volgende.
Partijen hebben bij de onderhandelingen afgesproken dat op de grond waarop de erfdienstbaarheid (recht van weg) zou komen te rusten door alle partijen niet zou worden geparkeerd (zie onder 9 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie en onder 16 memorie van grieven). [appellant] heeft hierbij verwezen naar de concept-koopakte die bij brief van 2 augustus 2001 is verzonden en waarin geen parkeermogelijkheid is opgenomen. De bepaling in de volgende stukken, waaronder de leveringsakte, dat parkeren is toegestaan, is niet door partijen overeengekomen. [appellant] stelt dat deze parkeermogelijkheid in strijd is met het doel van de erfdienstbaarheid. Die is immers gecreëerd enkel zodat [geïntimeerden] de werkplaats kan bereiken ter uitoefening van zijn hobby, het opknappen van oude auto’s. In de eerste concept-akte is dan ook conform hetgeen partijen hebben afgesproken een parkeerverbod opgenomen. [appellant] stelt dat hij vervolgens nooit door (de zoon van) zijn makelaar op de hoogte is gesteld van de andersluidende teksten over dit parkeren in de volgende stukken. Hij heeft in goed vertrouwen de koopovereenkomst en de leveringsakte ondertekend.
4.8.2
[geïntimeerden] betwist een en ander en stelt dat ter zake het parkeren het tussen partijen overeengekomene in de koopovereenkomst en de leveringsakte op de juiste wijze is opgenomen.
4.8.3
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] met het door hem gestelde voldoende onderbouwd dat partijen een parkeerverbod zijn overeengekomen en dat de andersluidende teksten in de koopovereenkomst en in de leveringsakte niet juist zijn. In elk geval in dit hoger beroep heeft hij voldoende gespecificeerd aangeboden bewijs te willen leveren van het feit dat partijen een parkeerverbod zijn overeengekomen. Het hof zal hem toelaten om dit bewijs te leveren.
In het kader van dit door hem te leveren bewijs stelt het hof ook hier voorop dat nu [appellant] stelt dat partijen een parkeerverbod zijn overeengekomen, en hij die afspraak aan zijn vordering sub IV ten grondslag legt, [appellant] dit door hem gestelde overeengekomen parkeerverbod op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv moet bewijzen. Wat dit onderdeel betreft is er ten gunste van [appellant] geen stuk aanwezig dat dwingende bewijskracht heeft en heeft hij deze stelling ook anderszins niet voorshands bewezen.
4.9.1
Wat het door [appellant] onder Ten tweede, sub 1 gevorderde betreft (zoals hiervoor in r.o. 4.4. onder “Ten eerste” is weergegeven en hierna te noemen de erfdienstbaarheid), stelt [appellant] het volgende.
Hij, [appellant], is er bij de onderhandelingen steeds van uitgegaan dat het recht van erfdienstbaarheid zou eindigen bij verkoop en/of dubbele bewoning van een of beide woningen. Dit is ook zo bedoeld in het emailbericht van 16 juli 2001 (zoals weergegeven in 4.1 sub d). Dit uitgangspunt is volgens [appellant] ook logisch omdat op deze wijze hij zijn woning onbelast met deze erfdienstbaarheid zou kunnen verkopen. Hij heeft dit ook zo met [geïntimeerden] besproken en die is mondeling akkoord gegaan. [appellant] heeft er vervolgens op vertrouwd dat de makelaar dit akkoord op de juiste wijze in de stukken zou opnemen, zodat hij een en ander niet meer heeft nagelezen. [appellant] stelt het emailbericht van 27 juli 2001 (zie 4.1 sub g) voor het eerst te hebben gezien na aanvang van deze procedure in eerste aanleg. Uit niets blijkt dat hij, [appellant], op de hoogte is geweest van correspondentie waarin werd gesproken over een andere inhoud van de erfdienstbaarheid dan hij mondeling met [geïntimeerden] is overeengekomen.
4.9.2
[geïntimeerden] ontkent voldoende gemotiveerd hetgeen [appellant] heeft gesteld omtrent de inhoud van de erfdienstbaarheid.
4.9.3
Het hof stelt voorop dat het in deze niet relevant is dat beide partijen van mening zijn dat de erfdienstbaarheid onjuist zou zijn verwoord in de leveringsakte van 1 november 2001. Beide partijen geven namelijk vervolgens elk een andere inhoud aan de erfdienstbaarheid en elke partij vordert vervolgens opname in de leveringsakte van de door haar gestelde inhoud van de erfdienstbaarheid. Dit betekent dat elke partij (zie wat [geïntimeerden] betreft hierna onder 4.13) een zelfstandige vordering heeft ingediend, zodat elke partij op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv dient te bewijzen dat haar verwoording van de erfdienstbaarheid de juiste is. Indien geen der partijen in dat bewijs slaagt, zal, gelet op het over en weer gevorderde, de oorspronkelijke tekst zoals vermeld in de leveringsakte van 1 november 2001 tussen partijen van kracht blijven. Het hof zal [appellant] conform zijn bewijsaanbod toelaten te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat de erfdienstbaarheid zou eindigen bij verkoop, dan wel dubbele bewoning van één of beide woningen.
In het incidenteel appel:
4.1
[geïntimeerden] vordert, na wijziging eis in hoger beroep, en uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dit toelaat gegrondverklaring van hun incidenteel appel, vernietiging van het vonnis van 1 februari 2012 voor zover hun vorderingen daarin zijn afgewezen en:
A. te verklaren voor recht dat [appellant] jegens [geïntimeerden] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de op hem rustende verplichting aangezien in strijd met het voorkeursrecht van [geïntimeerden] [appellant] de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [sectieletter 1] [sectienummer C] om niet bij akte d.d. 29 december 2009 heeft overgedragen aan zijn kinderen welke schenking bij wege van vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 10 augustus 2011 is vernietigd en welke vernietiging jegens [geïntimeerden] werking heeft vanaf het moment dat [geïntimeerden] hiervan wetenschap hadden namelijk 8 november 2011;
B. [appellant] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerden] te betalen:
1) een bedrag van € 22.689,-;
2) een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans door dit hof in goede justitie te bepalen/begroten;
3) een vergoeding van alle kosten welke [geïntimeerden] hebben moeten maken ter uitoefening en/of behoud van hun rechten zoals de kosten van kadastrale recherche en inschakeling van derden zoals mr. J.E. Jansen welke kosten tot en met 29 april 2013 € 36.243,94 inclusief BTW hebben bedragen dan wel enig ander bedrag dat dit hof in goede justitie zal vaststellen;
4) de buitengerechtelijke incassokosten op basis van het rapport Voorwerk II ten bedrage van € 1.378,02 inclusief BTW dan wel enig ander bedrag door dit hof in goede justitie vast te stellen;
vermeerderd met primair de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW juncto artikel 6:120 lid 1 BW vanaf de dag van betekening van de inleidende dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening;
Einde erfdienstbaarheid:
C. te verklaren voor recht dat het in de door notaris mr. [notaris 2] verleden akte wijziging (rectificatie) erfdienstbaarheid van 21 februari 2012 opgenomen recht van erfdienstbaarheid niet correct de tussen [appellant] en [geïntimeerden] gemaakte afspraken in lid 4 weergeeft ten aanzien van de erfdienstbaarheid en partijen zijn overeengekomen dat “
Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst indien op dat moment verkoper, de heer [appellant] eigenaar is van het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats]. Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd indien verkoper, de heer [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder verkoopt dan de kopers bij deze akte de heer en mevrouw [geïntimeerden]”. In het geval van verkoop of splitsing van het perceel [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] door de heer en mevrouw [geïntimeerden] op een moment dat het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] reeds eerder is verkocht door verkoper, de heer [appellant] blijft voorschreven erfdienstbaarheid ongewijzigd gehandhaafd.;
Voorwaardelijk indien en voor zover het hof de vordering onder C toewijst:
D. [appellant] te veroordelen om binnen een termijn van vijf werkdagen na betekening van het te wijzen arrest medewerking te verlenen aan het verlijden van een aangepaste akte door één van de notarissen verbonden aan [notaris 2 & notaris 3] Notarissen te [plaats 3]/[plaats 1] bij gelegenheid waarvan de akte wijziging (rectificatie) erfdienstbaarheid van 21 februari 2012 overeenkomstig het onder C bepaalde wordt aangepast bij gelegenheid waarvan partijen voornoemde notaris opdracht geven datgene te doen teneinde te bewerkstelligen dat de erfdienstbaarheid ook bij derden bekend is en wordt zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat [appellant] hieraan geen medewerking verleent zulks met een maximum tot € 100.000,-;
Parkeerverbod o.a.:
E. te verklaren voor recht dat [appellant] gehouden is om alle op hem rustende verplichtingen voortvloeiende uit enerzijds de door notaris mr. [notaris 2] verleden akte wijziging (rectificatie) erfdienstbaarheid van 21 februari 2012 opgenomen recht van erfdienstbaarheid in het bijzonder waar het betreft het parkeerverbod onder lid 2 en anderzijds voor het overige de akte van levering d.d. 1 november 2001 volledig na te komen zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat [appellant] in gebreke is zulks met een maximum tot € 100.000,-;
Noodweg:
F. te verklaren voor recht dat het (voormalige) toegangspad over de tuingrond te [woonplaats], kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [sectieletter 1] [sectienummer C], ten behoeve van de grond achter het bijgebouw C op het perceel aan de [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] kadastraal bekend [sectieletter 1] [sectienummer A] als noodweg in de zin van artikel 5:57 BW moet worden aangemerkt;
G. Primair: [appellant] te veroordelen dat hij vanwege het bestaan van een noodweg de toegangsweg over de tuingrond te [woonplaats], kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [sectieletter 1] [sectienummer C] voor nu weer aanlegt en in de toekomst in stand dient te houden opdat de grond achter het bijgebouw C op het perceel aan de [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] kadastraal bekend [sectieletter 1] [sectienummer A] op een dusdanige wijze per voet kan worden bereikt door [geïntimeerden] dat aan deze grond en het bijgebouw C onderhoud kan worden gepleegd, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat dit gebod wordt overtreden vijf werkdagen na betekening van dit arrest zulks met een maximum tot € 100.000,-;
Subsidiair:
[appellant] te veroordelen dat hij via een toegangsweg over de tuingrond te [woonplaats], kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [sectieletter 1] [sectienummer C] voor nu weer aanlegt en in de toekomst in stand dient te houden opdat de grond achter het bijgebouw C op het perceel aan de [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] kadastraal bekend [sectieletter 1] [sectienummer A] op een dusdanige wijze per voet kan worden bereikt door [geïntimeerden] dat aan deze grond en het bijgebouw C onderhoud kan worden gepleegd in de zin van artikel 5:56 BW, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat dit gebod wordt overtreden vijf werkdagen na betekening van dit arrest zulks met een maximum tot € 100.000,-;
Voorwaardelijk indien en voor zover het hof ten aanzien van [appellant] de vorderingen onder F en G (primair) toewijst:
H. [appellant] te veroordelen om binnen een termijn van vijf werkdagen na betekening van het te wijzen arrest medewerking te verlenen aan het verlijden van een aangepaste leveringsakte door één van de notarissen verbonden aan [notaris 2 & notaris 3] Notarissen te [plaats 3]/[plaats 1] bij gelegenheid waarvan de leveringsakte van 1 november 2001 overeenkomstig de vorderingen van [geïntimeerden] hiervoor onder sub E en F wordt aangepast bij gelegenheid waarvan partijen voornoemde notaris opdracht geven datgene te doen teneinde te bewerkstelligen dat dit ook bij derden bekend is en wordt zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat [appellant] (zoals het hof “gedaagden” leest) hieraan geen medewerking verleent zulks met een maximum tot € 100.000,-;
Verwijderen erfafscheiding
I. [appellant] te veroordelen de vanaf 9 april 2011 door [appellant] aangebrachte (dichte) erfafscheiding tussen bijgebouw B en C en bijgebouw C en het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [sectieletter 1] [sectienummer D] te verwijderen en verwijderd te houden en de vrijkomende grondstrook in te richten en ingericht te houden overeenkomst de inmiddels door [geïntimeerden] geplaatste erfafscheiding welke erfafscheiding [geïntimeerden] op de erfgrens zullen plaatsen en welke erfafscheiding [appellant] niet mag beschadigen of aanraken een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat dit gebod wordt overtreden vijf werkdagen na betekening van dit arrest zulks met een maximum tot € 100.000,-;
Voorkeursrecht
J. te verklaren voor recht dat het in de leveringsakte d.d. 1 november 2001 opgenomen voorkeursrecht niet correct de tussen [appellant] en [geïntimeerden] gemaakte afspraken weergeeft en derhalve aanvulling behoeft in die zin dat (zoals het hof “dan” leest) na
“Het is de comparant sub 1 en/of zijn rechtsopvolger(s) onder algemene titel verboden (…) te noemen: “voorkeursgerechtigde(n)”, te koop te hebben aangeboden voor een zodanige som en op die verdere condities als hierna bepaald”wordt toegevoegd de zin
“De rechtsopvolger(s) van comparant sub 1 zijn binnen 3 (drie) maanden na de dag van het overlijden van comparant sub 1 verplicht het perceel gelegen achter het bij deze akte verkochte, zoals met streeparcering is aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening genummerd III eerst schriftelijk aan de comparanten sub 2 a en b, hierna zowel gezamenlijk als ieder hunner afzonderlijk te noemen: “voorkeursgerechtigde(n)”, te koop aan te bieden voor een zodanige som en op die verdere condities als hierna bepaald”, waarna de bepalingen a. tot en met g. ongewijzigd gehandhaafd blijven.
Voorwaardelijk indien en voor zover het hof de vordering onder J toewijst:
K. [appellant] te veroordelen om binnen een termijn van vijf werkdagen na betekening van het te wijzen arrest medewerking te verlenen aan het verlijden van een aangepaste akte door één van de notarissen verbonden aan [notaris 2 & notaris 3] Notarissen te [plaats 3]/[plaats 1] bij gelegenheid waarvan de leveringsakte van 1 november 2001 overeenkomstig de vordering van [geïntimeerden] hiervoor onder sub J (zoals het hof “I” leest) wordt aangepast bij gelegenheid waarvan partijen voornoemde notaris opdracht geven datgene te doen teneinde te bewerkstelligen dat het voorkeursrecht (zoals het hof “erfdienstbaarheid” leest) ook bij derden bekend is en wordt zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per (gedeelte van een) dag dat [appellant] hieraan geen medewerking verleent zulks met een maximum tot € 100.000,-;
een en ander in principaal en incidenteel appel met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep in principaal en incidenteel appel en in eerste aanleg.
4.11
[appellant] heeft bezwaar tegen de vermeerdering van eis voor wat betreft het gevorderde ter zake de noodweg en, kennelijk, de erfafscheiding, en ter zake het voorkeursrecht. Hij acht deze vermeerderingen in strijd met de goede procesorde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij bij toelating van deze vermeerdering(en) onredelijk wordt benadeeld omdat hij geen mogelijkheid heeft om van inhoudelijke beslissingen betrekking hebbende op deze vermeerdering(en) in hoger beroep te gaan en omdat [geïntimeerden] deze vermeerdering(en) ook in eerste aanleg aan de orde had kunnen stellen.
Het hof stelt voorop dat het enkele feit dat [appellant] geen hoger beroep meer kan instellen indien het hof inhoudelijk over de vermeerdering(en) oordeelt, onvoldoende reden is om tot het oordeel te kunnen komen dat de vermeerdering(en) in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde. Dit is alleen al zo omdat uit art. 353 Rv jo. art. 130 Rv volgt dat ook in hoger beroep een eis kan worden vermeerderd. Het feit dat [geïntimeerden] de thans gevorderde vermeerdering(en) ook al in eerste aanleg aan de orde had kunnen stellen, is, gelet op de inhoud van de thans gevorderde vermeerdering(en) van onvoldoende gewicht om de vordering af te wijzen omdat deze in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde. Naar het oordeel van het hof hebben de wijzigingen voldoende verband met de in eerste aanleg over en weer ingestelde vorderingen. De wijziging(en) betreffen nog steeds de inhoud van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst van het onroerend goed, de daaruit voortvloeiende verbintenissen over en weer en de relatie die partijen thans hebben als buren. Daarmee hebben de gevorderde vermeerdering(en) een zodanig verband met de onderwerpen die in eerste aanleg aan de orde zijn geweest, dat niet kan worden geoordeeld dat de onderhavige gevorderde wijzigingen in strijd komen met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.
4.12
Het hof begrijpt ook in dit incidenteel appel dat [geïntimeerden] het door hem gevorderde grondt op art. 3:302 BW en niet op art. 3:27 BW. Het hof hoeft dus niet te onderzoeken of het incidenteel appel, voor zover dit al is vereist, is ingeschreven conform art. 3:27 lid 2 BW.
4.13.1
Het door [geïntimeerden] onder A en B gevorderde is gebaseerd op de tekst van het voorkeursrecht zoals verwoord in de leveringsakte van 1 november 2001. [geïntimeerden] heeft gesteld dat overleg tussen partijen, waarbij [appellant] (soms) werd vertegenwoordigd door het door hem ingeschakelde makelaarskantoor, heeft geresulteerd in een van de koopovereenkomst van 12 september 2001 afwijkende tekst.
4.13.2
[appellant] heeft erkend, in elk geval onvoldoende gemotiveerd betwist, dat hij onder de door [geïntimeerden] voorgestane tekst van het voorkeursrecht, dit recht heeft geschonden. Hij ontkent de boete te zijn verschuldigd. Ten eerste, aldus [appellant], is de in de leveringsakte neergelegde tekst van het voorkeursrecht een onjuiste weergave van de inhoud van het tussen partijen overeengekomen voorkeursrecht. Volgens [appellant] zijn partijen overeengekomen dat alleen indien hij, [appellant], de tuingrond zou willen verkopen, hij deze tuingrond eerst aan [geïntimeerden] te koop zou aanbieden. Hij heeft de tuingrond echter niet aan zijn kinderen verkocht, maar geschonken. [appellant] stelt verder dat de schenkingsovereenkomst op grond waarvan hij de tuingrond aan zijn kinderen heeft geleverd, met terugwerkende kracht is vernietigd, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de schenking en de zakenrechtelijke gevolgen nooit hebben plaatsgevonden.
4.13.3
De stelling van [geïntimeerden] dat met [appellant] is overeengekomen, kort gezegd, dat indien [appellant] de tuingrond wilde vervreemden, hij de tuingrond eerst te koop moet aanbieden aan [geïntimeerden], is, naar het oordeel van het hof, door [appellant] voldoende gemotiveerd betwist (zie r.o. 4.13.2).
[geïntimeerden] heeft met de tekst van het voorkeursrecht zoals verwoord in de leveringsakte van 1 november 2001 vervolgens, gelet op art. 157 Rv, voorshands bewezen dat partijen zijn overeengekomen dat indien [appellant] de tuingrond wilde vervreemden, hij de tuingrond eerst te koop moet aanbieden aan [geïntimeerden] Het hof zal [appellant] toelaten tot het leveren van tegenbewijs (niet “tegendeelbewijs”, zie HR 16 maart 2007, NJ 2008, 219) tegen de bepaling in de leveringsakte dat het [appellant], samengevat, verboden is om de tuingrond te vervreemden zonder dit eerst schriftelijk aan [geïntimeerden] te koop aan te bieden.
4.14
Het door [geïntimeerden] onder C en D gevorderde betreft de inhoud van de tussen partijen overeengekomen erfdienstbaarheid. In de leveringsakte van 1 november 2001 is deze erfdienstbaarheid als volgt omschreven:

Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitst voor dubbele bewoning. Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafd tenzij de verkoper bij deze akte alsmede zijn echtgenote, de Heer en Mevrouw [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder zullen verkopen dan de kopers bij deze akte, de Heer en Mevrouw [geïntimeerden]”.
[geïntimeerden] stelt dat deze omschrijving onjuist en/of onvolledig is. Partijen zijn overeengekomen de volgende erfdienstbaarheid, waarbij het hof woorden die in de leveringsakte wel zijn vermeld maar volgens [geïntimeerden] moeten worden geschrapt of vervangen heeft vervangen door “
” en woorden die volgens [geïntimeerden] moeten worden toegevoegd, in vette gewone letter heeft weergegeven:

Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitstindien op dat moment verkoper, de heer [appellant] eigenaar is van het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats].Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafdindienverkoper, de heer [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder verkoopt dan de kopers bij deze akte de heer en mevrouw [geïntimeerden].In het geval van verkoop of splitsing van het perceel [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] door de heer en mevrouw [geïntimeerden] op een moment dat het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] reeds eerder is verkocht door verkoper, de heer [appellant] blijft voorschreven erfdienstbaarheid ongewijzigd gehandhaafd.”.
[appellant] betwist voldoende gemotiveerd dat de inhoud van de tussen partijen overeengekomen erfdienstbaarheid is zoals [geïntimeerden] thans in dit incidenteel appel vordert. Het hof zal [geïntimeerden], overeenkomstig zijn gedane bewijsaanbod, toelaten om te bewijzen dat partijen de erfdienstbaarheid zijn overeengekomen overeenkomstig zijn thans luidende vordering. Het hof stelt hierbij voorop, net zoals hiervoor onder 4.9, dat het in deze niet relevant is dat beide partijen van mening zijn dat de erfdienstbaarheid onjuist zou zijn verwoord in de leveringsakte van 1 november 2001. Beide partijen geven namelijk elk een andere inhoud aan de erfdienstbaarheid en elke partij vordert vervolgens opname in de leveringsakte van de door hem gestelde inhoud van de erfdienstbaarheid. Dit betekent dat elke partij een zelfstandige vordering indient, zodat elke partij op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv dient te bewijzen dat haar verwoording van de erfdienstbaarheid de juiste is. Indien geen der partijen in dat bewijs slaagt, zal, gelet op het over en weer gevorderde, de oorspronkelijke tekst zoals vermeld in de leveringsakte van 1 november 2001 tussen partijen van kracht blijven.
4.15
Onder E vordert [geïntimeerden] samengevat een veroordeling van [appellant] om na te leven het in de leveringsakte vermelde parkeerverbod voor [appellant] en het parkeerrecht van [geïntimeerden] (beiden hierna te noemen “het parkeerrecht”).
[appellant] betwist voldoende gemotiveerd dat partijen een dergelijk verbod zijn overeengekomen (zie hiervoor onder 4.8).
Hetgeen het hof hiervoor onder 4.13.3 heeft geoordeeld, geldt ook hier: het recht waarop [geïntimeerden] deze vordering heeft gegrond, is opgenomen in de leveringsakte van 1 november 2001. Die akte heeft wat betreft de verklaringen van partijen dwingende bewijskracht, zodat er voorshands behoudens tegenbewijs, van moet worden uitgegaan dat [geïntimeerden] dit recht heeft. [appellant] zal worden toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het bestaan van het parkeerrecht van [geïntimeerden]
4.16
Het door [geïntimeerden] onder F en G gevorderde voor zover betrekking hebbende op de noodweg is gebaseerd op de stelling van [geïntimeerden] dat hij alleen maar toegang heeft tot het perceel grond achter bijgebouw C aan de [straatnaam][huisnummer A] via een toegangspad over de tuingrond van [appellant]. Dit toegangspad is sinds 9 april 2011 door [appellant] afgesloten. [geïntimeerden] stelt dat hij thans de grond achter bijgebouw C en bijgebouw C zelf nu niet meer kan onderhouden.
[appellant] stelt dat het betreffende stukje grond van [geïntimeerden] achter bijgebouw C ook bereikbaar kan worden gemaakt indien [geïntimeerden] een (deur)opening maakt in bijgebouw C. Dit bijgebouw verkeert in bouwvallige staat en bevatte reeds een geschikt te maken gat. [geïntimeerden] heeft er echter voor gekozen om dit gat te dichten.
Het hof begrijpt dat [appellant] met zijn verweer inhoudende dat het bijgebouw in zo’n slechte staat verkeert dat er niet onbetekenende herstelwerkzaamheden aan verricht moeten worden óf dat het moet worden afgebroken, betwist dat sprake is van een noodwegsituatie. Dit verweer slaagt. Uit de door [appellant] als productie 5 bij memorie van antwoord in incidenteel appel overgelegde foto’s blijkt dat bijgebouw C een betrekkelijk oud en niet in goede staat verkerend schuurtje betreft. Uit de door [geïntimeerden] tijdens het pleidooi als productie XXI overgelegde foto’s blijkt niet anders terwijl [geïntimeerden] in nr. 16 MvA bij wijze van voorbeeld wat de te verrichten werkzaamheden aan bijgebouw C betreft heeft opgemerkt dat het dak moet worden vervangen. Dit betekent dat [geïntimeerden] al tamelijk ingrijpende herstelwerkzaamheden aan bijgebouw C had moeten verrichten, dan wel binnenkort moet gaan verrichten. Die herstelwerkzaamheden betreffen dan in elk geval, zo ziet het hof op de foto’s, scheuren in de muur die grenst aan het stukje grond van [geïntimeerden] Gesteld noch gebleken is dat niet tegen geringe kosten een doorgang of toegang kan worden aangebracht in die muur naar het stukje grond van [geïntimeerden], waarvan kan worden gezegd dat dit een “behoorlijke toegang” in de zin van art. 5:57 BW vormt. Daar waar [geïntimeerden] zich door een dergelijke simpele ingreep van zeer geringe aard toegang kan verschaffen tot het stukje grond achter bijgebouw C, is geen sprake van een noodwegsituatie. Het hof weegt bij dit oordeel ook mee dat is gesteld noch gebleken dat [geïntimeerden] zodanige andere zwaarwegende plannen had met dit bijgebouw, dat hij van [appellant] kan vergen dat deze hem, [geïntimeerden], toelaat op het erf van [appellant] om aan die kant van de schuur van [geïntimeerden] te komen.
Het onder F en G, primair en subsidiair gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
4.17
Blijkens onder meer het door [geïntimeerden] in nr. 79 van zijn MvA gestelde, is zijn vordering tot verwijdering van de door [appellant] geplaatste erfafscheiding, enkel gegrond op de stelling dat deze erfafscheiding verhindert dat hij zijn stukje grond achter bijgebouw C kan bereiken. Uit hetgeen het hof hiervoor onder 4.16 heeft geoordeeld, volgt dat dit niet juist is, zodat de vordering op die grondslag niet kan worden toegewezen. Nu verder is gesteld noch gebleken dat de door [appellant] geplaatste erfafscheiding in strijd komt met enige bepaling, zal het hof de vordering tot verwijdering van de erfafscheiding afwijzen.
4.18
Aan het onder J gevorderde heeft [geïntimeerden] ten grondslag gelegd dat partijen zijn overeengekomen dat het betreffende stuk tuingrond aan hen te koop zou worden aangeboden op het moment dat [appellant] het gebruik van de tuingrond (wegens zijn gevorderde leeftijd) zou staken (zie de eerste zin van nr. 46 en het slot van nr. 48 MvA en nr. 7 pleitnotities). [appellant] heeft ontkend dat partijen een dergelijke overeenkomst hebben gesloten.
Het hof zal de vordering afwijzen. [geïntimeerden] vordert namelijk dat in de leveringsakte zal worden opgenomen een verplichting voor de rechtsopvolgers van [appellant] dat zij “…
binnen 3 (drie) maanden na de dag van het overlijden van comparant sub 1 … het perceel gelegen achter het bij deze akte verkochte, zoals met streeparcering is aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening genummerd III … schriftelijk aan …”[geïntimeerden] te koop zullen aanbieden. Dat dit tussen partijen is overeengekomen, is echter niet gesteld.
Verder in het principaal en incidenteel appel:
4.19
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De uitspraak

Het hof:
In het principaal appel:
laat [appellant] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat hij met [geïntimeerden]:
a. ter zake het voorkeursrecht niet anders is overeengekomen dan dat indien hij, [appellant] het perceel grond gelegen aan de achterzijde van [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] zou willen verkopen, hij deze grond eerst aan [geïntimeerden] te koop zou aanbieden;
b. is overeengekomen dat het plaatsen van wagens of andere voertuigen of welke andere zaken ook op eigen terrein, voor zover het betreft het recht van weg, door de eigenaren en gebruikers van [straatnaam][huisnummer A] en [straatnaam][huisnummer B] niet is toegestaan, anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig;
c. is overeengekomen dat de erfdienstbaarheid zou eindigen bij verkoop, dan wel dubbele bewoning van één of beide woningen;
In het incidenteel appel:
laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs:
- tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [geïntimeerden] dat partijen zijn overeengekomen zoals is neergelegd in de leveringsakte van 1 november 2001 voor zover inhoudende, samengevat, dat het [appellant] verboden is om het stuk grond te vervreemden zonder dit eerst schriftelijk aan [geïntimeerden] te koop aan te bieden;
- tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [geïntimeerden] dat partijen zijn overeengekomen hetgeen is neergelegd in de leveringsakte van 1 november 2001 voor zover inhoudende “Parkeren op eigen terrein van [straatnaam][huisnummer A] is door de eigenaren en bevoegde gebruikers toegestaan”;
laat [geïntimeerden] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat hij met [appellant] de hierna volgende vetgedrukte bewoordingen in de erfdienstbaarheid is overeengekomen:
Voorschreven erfdienstbaarheid zal automatisch eindigen en komen te vervallen indien [straatnaam][huisnummer A] wordt verkocht of zal worden gesplitstindien op dat moment verkoper, de heer [appellant] eigenaar is van het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats].Voorschreven erfdienstbaarheid blijft ongewijzigd gehandhaafdindienverkoper, de heer [appellant] het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] eerder verkoopt dan de kopers bij deze akte de heer en mevrouw [geïntimeerden].In het geval van verkoop of splitsing van het perceel [straatnaam][huisnummer A] te [woonplaats] door de heer en mevrouw [geïntimeerden] op een moment dat het perceel [straatnaam][huisnummer B] te [woonplaats] reeds eerder is verkocht door verkoper, de heer [appellant] blijft voorschreven erfdienstbaarheid ongewijzigd gehandhaafd;
verder in het principaal en het incidenteel appel:
bepaalt, voor het geval [appellant] en/of [geïntimeerden] bewijs door getuigen willen leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Sijmonsma als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 25 februari 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van elke partij tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, J.R. Sijmonsma en H.E.G. van der Flier en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 februari 2014.