Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats 2] (België),
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats 2] (België),
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/237899/HAZA 11-1563)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
- bedrijfspand [straatnaam 1][huisnummer] te [plaats 1]
- bedrijfspand [straatnaam 2][huisnummer] te [plaats 1]
- bedrijfspand [straatnaam 3][huisnummer] te [plaats 2]
- bedrijfspand [straatnaam 4][huisnummer] te [plaats 3].
1. een verklaring voor recht dat de rechtshandelingen als verwoord in de notariële akte van 22 april 2010 (hof: de notariële akte waarbij [geïntimeerde 1] de woning [straatnaam 5][huisnummer] te [plaats 4] in eigendom overdroeg aan [geïntimeerde 2]) paulianeus handelen inhouden als bedoeld in art. 3:45 BW;
“Ten aanzien van de vordering onder 1 doel ik op de levering van de woning aan de [straatnaam 5] door de heer [geïntimeerde 1] aan mevrouw [geïntimeerde 2], als het gaat om de rechtshandelingen. Ik wijs u op punt 10 van de inleidende dagvaarding.”Onder 10 van de inleidende dagvaarding stelde [appellante] onder meer:
“Op 22-04-2010, daags voor de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, levert de man (…) het pand aan (..) [geïntimeerde 2], tegen de op 15 december 2009 betaalde koopprijs, exclusief rente en kosten. Hierbij doet de man afstand van zijn recht om betaling van de koopprijs ad. € 327.500 (derhalve de initiële koopprijs terwijl er inmiddels sprake was van een grotendeels volbrachte grootscheepse verbouwing, waarvan de kosten (…) worden geraamd op € 85.000) van de koper – [geïntimeerde 2] – te vorderen (…). Voorts is het de vrouw gebleken dat ook de overdrachtsbelasting niet door de man aan [geïntimeerde 2] is doorberekend. (…) Hoewel deze overdracht heeft plaatsgevonden op grond van een overeenkomst waarin een koopprijs voor die woning is bedongen, is die prijs noch de verschuldigde overdrachtsbelasting door [geïntimeerde 2] betaald, zodat daaruit geconcludeerd moet worden dat het een complex van rechtshandelingen om niet betreft. (…) ”.
- Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een schuldeiser/ schuldenaarpositie ten tijde van de beslaglegging, zoals is vereist voor de toepasselijkheid van art. 3:45 BW. (…) Indien en voor zover komt vast te staan dat [appellante] een aandeel in de gemeenschap toekomt heeft zij ter zake een vordering op de gemeenschap en niet op [geïntimeerde 1] (r.o. 4.4 vs).
- Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook bij een geslaagd beroep op de vernietiging van de leveringshandeling dit niet het door [appellante] beoogde gevolg teweegbrengt. Immers, desgevraagd heeft de advocaat van [appellante] ter comparitie verklaard enkel vernietiging van de leveringshandeling als neergelegd in de notariële akte te vorderen. Zulks brengt mee dat bij een eventuele vernietiging van de leveringshandeling, de obligatoire overeenkomst, te weten de koopovereenkomst met de daaruit voortvloeiende verplichtingen in stand blijft (r.o. 4.6 vs).
4.De uitspraak
C.W.T. Vriezen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 augustus 2014.