ECLI:NL:GHSHE:2014:311

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
20-000223-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor gewelddadige overval op juwelier te Eindhoven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in P.I. Arnhem, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor diefstal met geweld, gepleegd op 16 maart 2012 te Eindhoven. De verdachte had samen met anderen een gewelddadige overval gepleegd op een juwelier, waarbij een groot aantal sieraden ter waarde van ongeveer 100.608 euro werd weggenomen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 8 augustus 2013, 18 november 2013 en 30 januari 2014, heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van vier jaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, waarbij het hof tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. Het hof heeft de herkenningen van getuigen als bewijs geaccepteerd, ondanks de verdediging die stelde dat deze onbetrouwbaar waren.

Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waaronder het gebruik van geweld tijdens de overval en de impact op de slachtoffers. De verdachte is eerder veroordeeld en heeft geen blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten de gevangenisstraf te handhaven op vier jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000223-13
Uitspraak : 13 februari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-825207-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
thans verblijvende in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
“Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 8 augustus 2013 en na het tussenarrest van 22 augustus 2013 alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 18 november 2013 en 30 januari 2014 en het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) aantal sieraden (ter waarde van ongeveer 100.608 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een (groot) aantal sieraden (ter waarde van ongeveer 100.608 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 2] een vuurwapen heeft/hebben getoond en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] met dit vuurwapen, althans met een hard voorwerp op het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] bij haar arm heeft/ hebben gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) naar achteren heeft/hebben getrokken (tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] is gevallen tegen/op voornoemde [slachtoffer 2]) en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Binnen blijven, binnen blijven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een hamer vitrines in de juwelierszaak kapot heeft/hebben geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot aantal sieraden ter waarde van ongeveer 100.608 euro, toebehorende aan [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en/of zijn mededaders:
- voornoemde [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op het hoofd heeft/hebben geslagen en
- voornoemde [slachtoffer 3] bij haar arm heeft/hebben gepakt en vervolgens met kracht naar achteren heeft/hebben getrokken tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] is gevallen tegen/op [slachtoffer 2]) en
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Binnen blijven, binnen blijven".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Daarbij merkt het hof op dat het vrijspreekt van het ten laste gelegde “tonen van een vuurwapen aan [slachtoffer 2]”, nu uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan komen vast te staan dat het een echt vuurwapen was, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat laatste niet is ten laste gelegd.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft ter terechtzitting de navolgende verweren gevoerd:
1.
Er zijn twee verschillende versies van de beelden van de overval, namelijk de oorspronkelijke camerabeelden van de juwelierszaak en een bewerkte versie, welke op televisie getoond is bij de programma’s Opsporing Verzocht en Bureau Brabant. De herkenningen van de getuigen hebben plaatsgevonden op basis van laatstgenoemde bewerkte beelden en mogen derhalve niet tot het bewijs worden gebezigd.
2.
De getuigen hebben niet onbevangen naar de beelden gekeken. Anderen hebben hen op de beelden gewezen en daarbij gezegd dat [verdachte] op de beelden te zien zou zijn. Nu niet kan worden vastgesteld in hoeverre het verwachtingseffect een rol heeft gespeeld bij de herkenningen, kan aan de herkenningen geen bewijswaarde worden toegedicht.
3.
De herkenningen hebben niet plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken. Ze zijn uitsluitend gebaseerd op algemene beschrijvingen. Een kenmerkende omschrijving ontbreekt. De herkenningen zijn zo algemeen dat daaraan geen bewijskracht mag worden toegekend. Bovendien is getuige [getuige 1] niet zeker van haar herkenning en zijn de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] uit wrok tegen verdachte afgelegd.
4.
Het recht van het ambtshalve beoordelen van de camerabeelden is door de wetgever exclusief aan het hof voorbehouden. De herkenningen mogen daarom niet tot het bewijs worden gebezigd.
Het hof overweegt als volgt:

Met betrekking tot het onder 1 gevoerde verweer

Het staat geenszins vast dat de beelden zoals gebruikt door Opsporing Verzocht en Bureau Brabant bewerkt zijn. Het hof heeft de betreffende beelden ter terechtzitting gezien en stelt op basis van zijn waarneming vast dat het getoonde beeldmateriaal een compilatie is van de oorspronkelijke beelden. Er is weliswaar een rangschikking gemaakt, maar de beelden zijn niet gewijzigd. Anders dan de raadsman ziet het hof dan ook geen aanleiding om onderscheid te maken tussen de oorspronkelijke camerabeelden van de juwelierszaak en de beelden zoals getoond bij Opsporing Verzocht en Bureau Brabant. Naar het oordeel van het hof mogen de herkenningen gedaan op basis van laatstgenoemde beelden dan ook tot het bewijs worden gebezigd.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Met betrekking tot het onder 2 gevoerde verweer

Het hof stelt het volgende vast.
Getuige [getuige 2] is door anderen gewezen op de beelden van het programma Opsporing Verzocht, waarbij haar is verteld dat [verdachte] op de beelden te zien zou zijn. Zij heeft de beelden vervolgens via “programma gemist” bekeken en daarop verdachte herkend.
Verbalisant [verbalisant] heeft op 12 april 2012 tijdens een gesprek met [getuige 2] voornoemd van haar vernomen dat zij verdachte had herkend op de beelden van een overval op een juwelier in Winkelcentrum Woensel te Eindhoven, welke beelden waren vertoond bij Opsporing Verzocht. [verbalisant] heeft vervolgens op 19 april 2012 zelf de camerabeelden van de overval op 16 maart 2012 bekeken en herkent hierop de hem ambtshalve bekende [verdachte].
De getuige [getuige 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat zij van iemand had gehoord dat die persoon via via had gehoord dat [verdachte] betrokken was bij een overval op een juwelier in Eindhoven. Zij is toen op het internet gaan zoeken en bekeek daarop vervolgens een filmpje van de overval waarop zij verdachte herkende.
Het hof constateert dat de drie getuigen inderdaad niet onbevangen naar de beelden hebben gekeken, in die zin dat vooraf aan hen kenbaar was gemaakt dat [verdachte] op die beelden zichtbaar zou zijn. Het hof is evenwel van oordeel dat de herkenningen hierdoor niet automatisch onbruikbaar zijn voor het bewijs. Het hof zal wel extra voorzichtigheid betrachten bij het beoordelen van deze herkenningen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat er sprake is van beeldfragmenten van meerdere incidenten met daarop meerdere daders, terwijl de herkenningen slechts zien op een bij één van deze incidenten betrokken persoon.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Met betrekking tot het onder 3 gevoerde verweer

Het hof is van oordeel dat aan de herkenningen wel degelijk bewijskracht toekomt. De getuigen zijn goed bekend met verdachte en hebben hem om verschillende redenen herkend.
De getuige [getuige 2] heeft tot vrij kort voor het ten laste gelegde gedurende een jaar een relatie met verdachte gehad. Zij heeft specifieke herkenningspunten opgegeven, namelijk de schoenen met witte stukken, de door haar aan hem cadeau gegeven jas en het gezicht. Weliswaar heeft [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris er op gewezen dat de persoon op de haar getoonde beelden die zij heeft herkend als verdachte, er breder uitzag dan verdachte die zij kende als lang en dun, doch volgens het hof kan de verklaring daarvoor worden gevonden in het feit dat de afgebeelde persoon gekleed is in een jas.
De verdediging heeft aangevoerd dat [getuige 2] uit wrok belastend over verdachte heeft verklaard en baseert dit op email- en twitterberichten van [getuige 2].
Het hof leidt uit het dossier af dat de verhouding tussen [getuige 2] en verdachte inderdaad niet goed was, maar dit houdt niet in dat de herkenning door [getuige 2] daarmee onbetrouwbaar is.
Bij de raadsheer-commissaris verklaart [getuige 2] dat zij aan de ene kant graag wilde dat hij het was. Zij verklaart voorts dat zij daarmee bedoelde dat wanneer hij de dader was en opgepakt zou zijn, zij een poosje van hem af zou zijn.
Het hof ziet in deze uitlatingen van [getuige 2] geen aanleiding om te oordelen dat zij uit wraak een valse belastende verklaring over verdachte heeft afgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan de herkenning van verdachte door [getuige 2] dan ook tot het bewijs worden gebezigd.
De [verbalisant] heeft in 2011 als wijkagent veel met het gezin van verdachte te maken gehad. Hij heeft één keer een wat langer gesprek met verdachte gehad. Hij heeft verdachte herkend aan zijn gezicht en zijn postuur waarbij hij er op wijst dat verdachte hem in dat eerdere gesprek vooral opgevallen was door zijn lengte en zijn smal en mager postuur. Zijn herkenning van verdachte is daarmee voldoende specifiek en kan naar het oordeel van het hof dan ook tot het bewijs worden gebezigd.
[getuige 1] is eveneens een ex-vriendin van verdachte, zij het van langer geleden. Zij heeft verdachte herkend aan zijn gezicht, zijn postuur en zijn lengte. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij hem ook heeft herkend aan zijn zonnebril en aan zijn hele houding, zijn manier van doen en de wijze van lopen. Daarmee is sprake van een herkenning op basis van voldoende specifieke kenmerken.
Aan [getuige 1] zijn zowel bewegende beelden als foto’s van de bewegende beelden getoond.
Op sommige foto’s herkent [getuige 1] niemand; met betrekking tot andere foto’s is ze aarzelend. Maar bij de bewegende beelden van een You tube-filmpje is sprake van een duidelijke herkenning aan de wijze van lopen en aan de hele houding van de persoon. De omstandigheid dat ze op de foto’s niet duidelijk iemand herkent, staat niet in de weg aan de herkenning op de filmpjes, nu op filmbeelden, anders of meer dan op foto’s, de wijze van lopen van de afgebeelde persoon zichtbaar is.
De verdediging heeft aangevoerd dat ook [getuige 1] uit wraak belastend jegens verdachte heeft verklaard, omdat hij bij haar nog een schuld zou hebben van € 350,00.
Het hof acht het echter niet aannemelijk dat [getuige 1] een valse belastende verklaring zou afleggen vanwege een relatief gering bedrag van € 350,00 en is van oordeel dat ook deze herkenning tot het bewijs kan worden gebezigd.
Het hof is van oordeel dat de herkenningen door de drie getuigen gedetailleerd zijn en goed zijn onderbouwd. De drie herkenningen zijn bovendien onafhankelijk van elkaar gedaan, hetgeen de bewijskracht van de herkenningen vergroot. Het hof is dan ook van oordeel dat de herkenningen tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het verweer wordt mitsdien verworpen

Met betrekking tot het onder 4 gevoerde verweer

Deze stelling vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht. Geen enkele rechtsregel verzet zich er tegen dat een relaas in een ambtsedig proces-verbaal met betrekking tot een herkenning tot het bewijs wordt gebezigd.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake – kort gezegd – diefstal met geweldpleging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Achter dit oordeel heeft de advocaat-generaal zich geschaard.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om een brutale overval op een juwelier, waarbij grof geweld is gebruikt en een personeelslid op zijn hoofd is geslagen en een ander personeelslid is vastgepakt waardoor die is gevallen en waarbij voorts vitrines in de zaak zijn ingeslagen;
  • de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten -naast de lichamelijke gevolgen- nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
  • de omstandigheid dat door een gewelddadig feit als het onderhavige de rechtsorde ernstig is geschokt en dat een dergelijk feit in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengt waarbij het hof overweegt dat de overval te midden van het winkelend publiek plaats vond;
  • de mate waarin het bewezen verklaarde feit heeft geleid tot financiële schade, waarbij het hof in het bijzonder overweegt dat de overvallers er met een grote buit vandoor zijn gegaan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
  • de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 december 2013, eerder door een strafrechter is veroordeeld;
  • de inhoud van het hem betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 6 juli 2012;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren tot uitgangspunt genomen.
In het onderhavige geval is echter sprake van een aantal strafverhogende omstandigheden, te weten:
  • de omstandigheid dat, zoals uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt, verdachte bij de uitvoering van het feit een zeer agressieve houding tegenover de personeelsleden van de juwelier heeft aangenomen;
  • de omstandigheid dat de verdachte er geen enkele blijk van heeft gegeven de laakbaarheid van zijn handelen in te zien.
Gelet daarop is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van voormelde duur; een verhoging daarvan ligt in de rede. Het hof zal daarom de door de advocaat-generaal gevorderde straf opleggen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. J.A. van Zon en mr. H.D. Bergkotte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 13 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. van Zon en mr. H.D. Bergkotte zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.