Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, [de zoon], die sinds 24 september 2009 onder toezicht staat van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De moeder van [de zoon] heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 10 april 2014 aangevochten, waarin de uithuisplaatsing van haar zoon werd verlengd. De moeder stelt dat de rechtbank het 'ultimum remedium' karakter van een uithuisplaatsing heeft miskend en dat er onvoldoende aandacht is besteed aan de mogelijkheden voor thuisplaatsing met hulp van overheidsinstanties.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 augustus 2014 zijn zowel de moeder als vertegenwoordigers van de stichting gehoord. De stichting heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de situatie van de moeder ongewijzigd is en dat [de zoon] specifieke behoeften heeft die niet door de moeder kunnen worden vervuld. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken van het EHRM en de VN-richtlijnen, maar oordeelt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om een veilige en stimulerende opvoedingsomgeving te bieden.
Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de zoon]. De moeder heeft in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de beslissing van de rechtbank zouden kunnen veranderen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het meer of anders verzochte af.